E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBHAA:2008:BD1222
LJN BD1222, Rechtbank Haarlem, 06/3527

Inhoudsindicatie:

Vanwege een ingediend bezwaarschrift heeft verweerder uitstel van betaling verleend tot 4 juli 2001 voor het bedrag van een naheffingsaanslag omzetbelasting met dagtekening 26 oktober 1999. Naar het oordeel van de rechtbank ging op 4 juli 2001 de in artikel 7, tweede lid, Uitvoeringsbesluit Invorderingswet genoemde vervaldag van de aanslag ‘herleven’ en ontstond derhalve pas op 18 juli 2001 de noodzaak tot het doen van een melding betalingsonmacht – mits daarvan op dat moment sprake was. Nu tussen partijen vaststaat dat eiser vanaf 1 september 2000 geen bestuurder meer was van Y B.V., kan naar het oordeel van de rechtbank, naar analogie van het bepaalde in artikel 36, zesde lid, Invorderingswet 1990 , in de gegeven omstandigheden aan eiser niet het verwijt worden gemaakt dat hij geen mededeling betalingsonmacht heeft gedaan en moet eiser in staat worden gesteld het vermoeden te weerleggen dat niet-betaling van het bedrag van de naheffingsaanslag aan hem is te wijten. Eiser slaagt erin dit vermoeden te weerleggen, omdat hij stelt zich als een goed bestuurder te hebben gedragen en verweerder deze stelling niet, althans onvoldoende, heeft weersproken.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie