E-mail deze uitspraak

Uitspraak waar naar gelinkt wordt vanuit de e-mail die gestuurd zal worden:

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC5424
LJN BC5424, Rechtbank Haarlem, 131705-07-226

Inhoudsindicatie:

Op grond van artikel 1: 253n BW kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag beëindigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan in het belang van het kind het gezag over het minderjarige kind toekomt.

De vraag die thans voorligt, is of er sprake is van zodanig gewijzigde omstandigheden dat het belang van de minderjarigen meebrengt dat – anders dan tot op heden het geval is – de vrouw voortaan alleen met het gezag over hen wordt belast.

Bij de beoordeling van het verzoek van de vrouw stelt de rechtbank voorop dat aan het wettelijk uitgangspunt van handhaving van het gezamenlijk gezag na echtscheiding ten grondslag ligt dat het belang van het kind als regel het meest gediend is met de voortzetting van het gezamenlijk gezag en voorts dat toewijzing van het eenhoofdig gezag aan een van de ouders een inmenging in het recht op “family life” betekent en een veelal onomkeerbare beslissing is.

Uit de overgelegde stukken en hetgeen ter terechtzitting van 5 maart 2007 naar voren is gekomen is gebleken dat partijen reeds vrijwel direct na de echtscheiding niet in staat zijn geweest met elkaar over de belangen van de minderjarigen te overleggen. Partijen verwijten elkaar over en weer niet te willen meewerken aan het tot stand komen van de omgangsregeling of de informatieverstrekking omtrent de ontwikkelingen van de kinderen. Partijen zijn ter zitting uiteindelijk overeengekomen hun geschil door middel van mediation te beëindigen. Zij zijn daarin echter niet geslaagd.

Uit het door de procureur van vrouw overgelegde verslag en de door de procureur van de man overgelegde integrale reactie van de man op dit verslag blijkt dat de strijd tussen partijen rond de contacten tussen de man en de kinderen gedurende de (mediation)periode niet is verminderd, maar feitelijk op dezelfde manier werd voortgezet.

Vaststaat dat de kinderen sinds het uiteengaan van partijen bij de vrouw verblijven en dat zij feitelijk alleen de zorg voor hen heeft gehad. De omgangscontacten tussen de man en de kinderen zijn medio juli 2006 beëindigd. Sinds ca. een jaar is er ook geen sprake meer van telefonische contacten tussen de man en de kinderen.

Het ontbreken van een goede communicatie tussen de ouders dan wel een grote afstand tussen de niet verzorgende ouder en de kinderen zijn op zichzelf genomen onvoldoende redenen om het gezamenlijk gezag te beëindigen. Desondanks acht de rechtbank de huidige onduidelijke en onrustige situatie niet in het belang van de kinderen. Voldoende aannemelijk is geworden dat de kinderen door de reeds jarenlange aanhoudende strijd klem of verloren raken tussen de ouders en dat niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal komen, nu ook de mediator er niet in is geslaagd met partijen goede afspraken over de belangen van hun kinderen te maken.

De rechtbank laat daarbij in het midden bij wie van de ouders de oorzaak moet worden gezocht dat zij hiertoe niet in staat zijn gebleken.

Het voorgaande leidt tot het oordeel – mede gelet op het verhoor van de kinderen in raadkamer - dat het in het belang van de minderjarigen moet worden geacht dat het gezamenlijk gezag over hen wordt beëindigd en dat de vrouw alleen met het gezag over de minderjarigen wordt belast. Daarom zal het verzoek van de vrouw in zoverre worden toegewezen.

Van


Aan


Opmerkingen (optioneel)


E-mail

Terug

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie