U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Autoinbraken door verdachte met problematisch middelengebruik; deels voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.

Uitspraak



RECHTBANK GRONINGEN

Sector Strafrecht

parketnummer: 18/670398-10 (promis)

datum uitspraak: 7 juli 2011

op tegenspraak

raadsman: mr. A. Allersma

V O N N I S

van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:

[naam verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [datum 1977],

wonende te [woonplaats],

thans preventief gedetineerd in [adres huis van bewaring].

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 juni 2011.

Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij

op of omstreeks 25 september 2010

in de gemeente [plaats]

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een auto (merk

Mercedes-Benz ) heeft weggenomen twee jassen, in elk geval enig goed, geheel of

ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan

aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs

heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft

gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

2.

hij

op of omstreeks 11 september 2010

in de gemeente [plaats]

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de

[adres] staande personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem, in elk

geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de regiopolitie

Groningen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij

verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of

de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel

van braak, verbreking en/of inklimming;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

3.

hij

op of omstreeks 5 september 2010

in de gemeente [plaats]

met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de

[adres] staande personenauto heeft weggenomen een

navigatiesysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan

de regiopolitie Groningen, in elk geval aan een ander of anderen dan aan

verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft

verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft

gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;

art 310 Wetboek van Strafrecht

art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht

Bewijsvraag

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, op basis van de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting en de -

op de onderscheiden feiten betrekking hebbende- aangiftes, wettig en overtuigend bewezen kan worden.

Standpunt van de verdediging

De raadsman is met de officier van justitie van mening dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.

Beoordeling

De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.

Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.

- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.

- Een proces verbaal d.d. 26 september 2010, opgenomen op pagina 68 t/m 70 van dossier nr. PL01KF 2010100157 d.d. 12 oktober 2010, inhoudende de aangifte van [aangever 1].

Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde.

- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.

- Een proces verbaal d.d. 14 september 2010, opgenomen op pagina 60 t/m 63 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [aangever 2].

Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde.

- De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd.

- Een proces verbaal d.d. 27 september 2010, opgenomen op pagina 52 t/m 56 van voormeld dossier, inhoudende de aangifte van [aangever 2].

Bewezenverklaring

Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat

1.

hij op 25 september 2010 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een auto (merk Mercedes-Benz) heeft weggenomen twee jassen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

2.

hij op 11 september 2010 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan of nabij [adres] staande personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan de regiopolitie Groningen, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

3.

hij op 5 september 2010 in de gemeente Groningen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan of nabij [adres] staande personenauto heeft weggenomen een navigatiesysteem, toebehorende aan de regiopolitie Groningen,waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.

De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

Strafbaarheid van de feiten

Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:

Feit 1 Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Feit 2 Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Feit 3 Diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

Strafbaarheid van verdachte

De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.

Strafoplegging

Vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld een verplicht reclasseringstoezicht.

De officier van justitie heeft daarbij tevens rekening gehouden met de 7 ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.

Standpunt van de verdediging

De raadsman kan zich in hoofdlijnen vinden in de eis van de officier van justitie.

Hij verzoekt de rechtbank evenwel een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk op te leggen zodat zijn cliënt kort na de uitspraak op vrije voeten komt.

Oordeel van de rechtbank

Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan,

de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het aangaande zijn persoon opgemaakte reclasseringsrapport van Verslavingszorg Noord Nederland (verder:VNN) en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister alsmede met de vordering van de officier van justitie.

Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de zeven ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en door verdachte zijn erkend.

Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een vrijheidsstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd.

De rechtbank neemt bij de bepaling van de hoogte daarvan het volgende in aanmerking.

Verdachte heeft zich in een tijdsbestek van enkele maanden schuldig gemaakt aan een groot aantal strafbare feiten. Hij heeft meerdere (pogingen tot) auto- inbraken gepleegd waarbij hij blijk heeft gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van anderen en geen oog heeft gehad voor de materiële schade die dergelijk handelen voor betrokkenen tot gevolg kan hebben.

Verdachte heeft hierdoor ook bijgedragen aan gevoelens van maatschappelijke onrust en onveiligheid.

Voornoemde delicten zijn door verdachte gepleegd om zijn behoefte aan verdovende middelen te financieren.

Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het doen van valse aangifte.

De rechtbank rekent verdachte de feiten zwaar aan temeer daar hij blijkens het hem betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 27 september 2010 reeds vele malen eerder is veroordeeld voor (vergelijkbare) vermogensdelicten.

Door de VNN is op 28 december 2010 een voorlichtingsrapportage uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. In dit rapport staat onder andere vermeld dat verdachte bekend is met problematisch middelengebruik. Zolang verdachte niet stopt met middelengebruik is de kans op recidive hoog. Verdachte is in het verleden eerder behandeld voor zijn verslavingsproblematiek. Hij heeft destijds laten zien zich in hoge mate begeleidbaar op te kunnen stellen, waarbij sprake was van een interne motivatie tot verandering.

Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven wederom hulp te willen ontvangen met betrekking tot zijn verslavingsproblematiek en heeft voorts te kennen gegeven mee te willen werken aan behandeling.

Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, van hierna te melden duur, moet worden opgelegd waarvan een deel voorwaardelijk.

De rechtbank betrekt in haar beoordeling de conclusie van voormelde rapportage van de VNN.

De rechtbank zal een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds om verdachte van het opnieuw plegen van strafbare feiten te weerhouden en anderzijds om daaraan als bijzondere voorwaarde een verplicht reclasseringscontact te kunnen verbinden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht .

BESLISSING

De rechtbank:

Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.

Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.

Verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.

Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.

Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.

Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 4 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- de veroordeelde zal zich gedurende de proeftijd gedragen naar voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Verslavingszorg Noord Nederland, zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt. Draagt deze instelling op om de veroordeelde hulp en steun te verlenen bij de naleving van de bijzondere voorwaarde.

- de veroordeelde dient ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de Identificatieplicht ter inzage aan te bieden.

Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van 6 augustus 2011.

Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H.L. Stuiver, voorzitter, L.W. Janssen en J.M.M. van Woensel, in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juli 2011.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature