Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/036539-23
Datum uitspraak : 7 mei 2024
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer voor jeugdstrafzaken
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2008 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman: mr. F.G.W.M. Huijbers, advocaat in Nijmegen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een terechtzitting achter gesloten deuren.
1 De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 maart 2021 tot en met 30 mei 2022 te [plaats] en/of te [woonplaats], in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten het maken en naar hem, verdachte, sturen van foto’s en/of filmpjes waarin
die [slachtoffer] haar (deels) ontblote lichaam liet zien en/of seksuele/ontuchtige handelingen bij zichzelf verrichtte, te weten het betasten van haar borsten en/of vagina en/of het brengen van haar vingers en/of voorwerpen (waaronder een lolly) in haar vagina en/of tussen haar
schaamlippen en/of waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar TikTok filmpje(s) gaat verspreiden als zij geen seksueel getinte foto’s/filmpjes naar hem zou sturen en/of
tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij eerder gestuurde seksueel getinte foto’s/filmpjes van haar gaat verspreiden, als zij niet nog meer foto’s/filmpjes naar hem zou sturen en/of (daarbij) heeft gezegd dat hij, verdachte, die foto’s/filmpjes voor een bepaalde tijd wilde ontvangen en/of
die [slachtoffer] opdracht en/of instructies heeft gegeven tot het plegen en/of dulden van voornoemde ontuchtige handelingen en/of
die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Je vindt bij thuiskomst je vader en je broertje in een plas bloed”, althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of strekking en/of
die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Als je het gaat vertellen, dan heb je een groot probleem”, althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of strekking en/of
zich agressief en/of intimiderend en/of dwingend heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
(hierbij) misbruik heeft gemaakt van de jonge leeftijd van die [slachtoffer] en/of
(hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie heeft gecreëerd dat die [slachtoffer] zich niet aan bovengenoemde ontuchtige handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 maart 2021 tot en met 30 mei 2022 te [plaats] en/of te [woonplaats], in elk geval in Nederland,
van een persoon, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2008), een afbeelding van seksuele aard, te weten een (aantal) foto(‘s) en/of video('s) en/of film(s),
waarop, al dan niet afzonderlijk, de (deels) ontblote borsten en/of billen en/of vagina, van die [slachtoffer] te zien is/zijn en/of die [slachtoffer] geheel naakt te zien is en/of waarop te zien is dat die [slachtoffer] naakt danst en/of een of meerdere voorwerpen (waaronder een lolly) in haar vagina stopt en/of zichzelf vingert, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
In de periode van 1 april 2022 tot en met 30 mei 2022 heeft verdachte via Snapchat tegen aangeefster [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008, gezegd dat zij een foto van haar tieten naar hem moest sturen. Verdachte zou een TikTok filmpje dat hij eerder van aangeefster had ontvangen doorsturen naar zijn hele ‘Snapchat en Instalijst’ als ze de gevraagde foto niet aan hem zou sturen. Verdachte vertelde aangeefster dat zij niks durfde en dat hij ervoor zou zorgen dat ze meer durfde. Verdachte werd heel erg boos op aangeefster en begon te schelden. Aangeefster wilde niet dat het TikTok filmpje verspreid zou worden, omdat het filmpje eerder al belachelijk was gemaakt, onder meer door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ). Aangeefster maakte een foto van haar blote borsten en stuurde deze via Snapchat aan verdachte. Verdachte maakte een screenshot van de foto. Hij dreigde de foto door te sturen als aangeefster niet opnieuw naaktfoto’s zou maken en doorsturen. Op een aantal foto’s moest van verdachte ook het gezicht van aangeefster zichtbaar zijn. Op enig moment moest aangeefster ook filmpjes maken waarop zij naakt te zien was, waaronder een TikTok filmpje waarop aangeefster naakt een dansje deed. Verdachte kon erg boos worden als aangeefster niet deed wat hij vroeg. Aangeefster werd daar bang van. Verdachte heeft aangeefster op enig moment gedwongen om met haar kleding aan in de Linge te springen. Op een ander moment heeft verdachte een blikje Redbull over haar heen gegooid. Ook heeft verdachte tegen aangeefster gezegd dat als ze iets tegen haar vader zou vertellen, zij een groot probleem had.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de ten laste gelegde periode niet juist is en dat de feiten zich hebben voorgedaan in de periode van 1 april 2022 tot en met 30 mei 2022. Deze data zijn ontleend aan het overzicht dat aangeefster [slachtoffer] heeft verstrekt aan de politie. Daarnaast heeft de raadsman verzocht verdachte vrij te spreken van het deel van de tenlastelegging dat ziet op de bedreiging van aangeefster met de woorden ‘Je vindt bij thuiskomst je vader en je broertje in een plas bloed’. Daarnaast heeft de raadsman opgemerkt dat de laatste drie onderdelen van de opsomming (agressief, intimiderend en dwingend opstellen, misbruik maken van de jonge leeftijd van [slachtoffer] en een zodanig bedreigende / beangstigende situatie creëren) in de tenlastelegging niet feitelijk zijn, maar een interpretatie. De raadsman verzoekt de rechtbank om verdachte ook vrij te spreken van die delen van de tenlastelegging.
De beoordeling door de rechtbank
Aangeefster heeft schriftelijk verklaard dat zij van verdachte een filmpje moest maken waarin zij zichzelf vingert. Toen zij het filmpje aan verdachte had gestuurd, gaf verdachte aan dat het filmpje niet goed was. Aangeefster moest ook haar gezicht in beeld brengen en ze moest geluid maken. Verdachte reageerde boos op aangeefster en zei dat zij een nieuw filmpje moest maken. Verdachte wilde het nieuwe filmpje voor 23:00 uur ontvangen. Aangeefster stuurde rond 23:00 uur een nieuw filmpje. Verdachte gaf direct aan dat ook dit filmpje niet goed was, omdat aangeefster geen geluid maakte. Verdachte vertelde aangeefster dat ze een voorwerp moest pakken en dit in haar vagina moest doen. Aangeefster stuurde een foto van een voorwerp, waarop verdachte antwoordde dat dit voorwerp te dun was. Vervolgens stuurde aangeefster een foto van een lolly naar verdachte, waarop verdachte antwoordde: ‘ja, moet helemaal’. Aangeefster maakte daarna het filmpje met de lolly en stuurde het op naar verdachte.
Op de telefoon van verdachte zijn 9 foto’s gevonden waarop aangeefster naakt te zien is. Op een foto staat zij met haar blote borsten, op andere foto’s helemaal naakt of ingezoomd op haar vagina. Op de telefoon van verdachte zijn ook 5 filmpjes gevonden waarop aangeefster te zien is. Op deze filmpjes verricht zij seksuele handelingen bij zichzelf, zoals vingeren en het likken van haar borsten. Op de telefoon van [medeverdachte] is ook een filmpje aangetroffen waarbij aangeefster met een lolly in haar vagina gaat. [medeverdachte] heeft verklaard dat [verdachte] hem dit filmpje heeft toegestuurd.
Op de telefoon van aangeefster is een chatbericht aangetroffen tussen verdachte en aangeefster. Verdachte stuurt naar aangeefster: ‘Mr doe nu sturen’ Aangeefster stuurt terug: ‘niet helemaal’. Verdachte stuurt vervolgens: ‘Wel… Nu… Voordat k stuur’.
Pleegperiode en -plaats
De raadsman heeft aangevoerd dat alleen een deel van de ten laste gelegde periode bewezen kan worden verklaard, te weten de periode van 1 april 2022 tot en met 30 mei 2022. De rechtbank volgt de verdediging niet in dit standpunt. In de telefoon van aangeefster zijn chatberichten tussen verdachte en aangeefster aangetroffen. Op 11 maart 2021 stuurt verdachte aan aangeefster: ‘Hahaha leuk, schiet gvd op’. Op 17 maart 2021 stuurt verdachte aan aangeefster: ‘Ik ben zeker geil, nee niet liegen nu, dikke moeder van je’. Op de telefoon van [medeverdachte] is een chatbericht van 10 november 2021 aangetroffen tussen hem en verdachte. In dat chatbericht geeft [medeverdachte] aan dat hij aangeefster vandaag weer gaat keuken (de rechtbank begrijpt: neuken) en stuurt hij 11 foto’s en filmpjes van aangeefster naar verdachte, die daarop reageert met “geil”.
Uit de hiervoor aangehaalde chatberichten leidt de rechtbank af dat in maart 2021 al berichten werden gewisseld tussen verdachte en aangeefster waar druk van uitging. Op 10 november 2021 stuurde [medeverdachte] 11 foto’s en filmpjes van aangeefster naar verdachte. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hier voldoende uit dat er al vóór 10 november 2021 seksueel getinte foto’s en filmpjes van aangeefster beschikbaar waren en dat deze op dat moment al waren gedeeld door verdachte en [medeverdachte] .
Over de pleegplaats merkt de rechtbank op dat verdachte in de periode van de ten laste gelegde feiten (onder meer) in [woonplaats] woonde. Hij volgde op dat moment onderwijs op de [school] in [plaats] . Aangeefster woonde in de periode van de ten laste gelegde feiten in [plaats] . De rechtbank stelt vast dat de ten laste gelegde feiten zich deels hebben afgespeeld in de omgeving van de [school] en de woning van aangeefster in [plaats] en deels digitaal, onder meer vanuit de woning van verdachte in [woonplaats].
Feitelijke handelingen of interpretatie
Door de raadsman is aangevoerd dat de laatste drie onderdelen van de opsomming (agressief, intimiderend en dwingend opstellen, misbruik maken van de jonge leeftijd van [slachtoffer] en een zodanig bedreigende / beangstigende situatie creëren) in de tenlastelegging niet feitelijk zijn, maar een interpretatie en dat daarom voor die onderdelen vrijspraak zou moeten volgen. De rechtbank volgt de verdediging niet in dit verweer. Uit de bewezenverklaarde feitelijke handelingen volgt dat sprake was van agressie, intimidatie, het zich dwingend opstellen en het creëren van een bedreigende of beangstigende situatie door verdachte. De genoemde onderdelen van de tenlastelegging zijn weliswaar geen feitelijke handelingen, maar dit staat naar het oordeel van de rechtbank een bewezenverklaring ervan niet in de weg. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het onderdeel misbruik maken van de jonge leeftijd van aangeefster, omdat aangeefster en de beide verdachten bijna even oud waren.
Conclusie
De rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde onder 1, met uitzondering van de woorden: ‘Je vindt bij thuiskomst je vader en je broertje in een plas bloed’ en het misbruik maken van de jonge leeftijd van aangeefster. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van deze onderdelen van de tenlastelegging.
FEIT 2
Verdachte heeft dit feit bekend. Daarom zal de rechtbank volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die de rechtbank heeft gebruikt (ex artikel 359, derde lid, Wetboek van Strafvordering ).
Bewijsmiddelen
het proces-verbaal van bevindingen met bijlage, p. 20, 22 en 23;
het proces-verbaal van bevindingen, p. 63;
het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 121, 122;
de verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 23 april 2024.
De rechtbank merkt op dat de verdediging verweer heeft gevoerd dat ziet op de ten laste gelegde periode. De rechtbank komt bij feit 2 tot een bewezenverklaring van de periode vanaf 10 november 2021, omdat in ieder geval op die datum filmpjes zijn verstuurd (openbaar gemaakt), zoals onder feit 1 is overwogen.
3 De bewezenverklaring
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Bewezen kan worden dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 11 maart 2021 tot en met 30 mei 2022 te [plaats] en/of te [woonplaats], in elk geval in Nederland,
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] 2008,
heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen,
te weten het maken en naar hem, verdachte, sturen van foto’s en/of filmpjes waarin
die [slachtoffer] haar (deels) ontblote lichaam liet zien en/of seksuele/ontuchtige handelingen bij zichzelf verrichtte, te weten het betasten van haar borsten en/of vagina en/of het brengen van haar vingers en/of voorwerpen (waaronder een lolly) in haar vagina en/of tussen haar
schaamlippen en/of waarbij dat geweld en/of die andere feitelijkheid en/of die bedreiging met geweld en/of met die andere feitelijkheid er in heeft/hebben bestaan dat verdachte
tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij haar TikTok filmpje(s) gaat verspreiden als zij geen seksueel getinte foto’s/filmpjes naar hem zou sturen en/of
tegen die [slachtoffer] heeft gezegd dat hij eerder gestuurde seksueel getinte foto’s/filmpjes van haar gaat verspreiden, als zij niet nog meer foto’s/filmpjes naar hem zou sturen en/of (daarbij) heeft gezegd dat hij, verdachte, die foto’s/filmpjes voor een bepaalde tijd wilde ontvangen en/of
die [slachtoffer] opdracht en/of instructies heeft gegeven tot het plegen en/of dulden van voornoemde ontuchtige handelingen en/of
die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Je vindt bij thuiskomst je vader en je broertje in een plas bloed”, althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of strekking en/of
die [slachtoffer] dreigend de woorden heeft toegevoegd: “Als je het gaat vertellen, dan heb je een groot probleem”, althans woorden van soortgelijke (dreigende) aard of strekking en/of
zich agressief en/of intimiderend en/of dwingend heeft opgesteld ten opzichte van die [slachtoffer] en/of
(hierbij) misbruik heeft gemaakt van de jonge leeftijd van die [slachtoffer] en/of
(hierdoor) een zodanig bedreigende en/of beangstigende situatie heeft gecreëerd dat die [slachtoffer] zich niet aan bovengenoemde ontuchtige handelingen kon en/of durfde te onttrekken;
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 10 november 2021 tot en met 30 mei 2022 te [plaats] en/of te [woonplaats], in elk geval in Nederland,
van een persoon, [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum] 2008), een afbeelding van seksuele aard, te weten een (aantal) foto(‘s) en/of video('s) en/of film(s),
waarop, al dan niet afzonderlijk, de (deels) ontblote borsten en/of billen en/of vagina, van die [slachtoffer] te zien is/zijn en/of die [slachtoffer] geheel naakt te zien is en/of waarop te zien is dat die [slachtoffer] naakt danst en/of een of meerdere voorwerpen (waaronder een lolly) in haar vagina stopt en/of zichzelf vingert, openbaar heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist dat die openbaarmaking voor die persoon nadelig kon zijn.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van die onderdelen van de tenlastelegging die niet zijn bewezen.
4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
feitelijke aanranding van de eerbaarheid ,
feit 2:
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn .
5 De strafbaarheid van de feiten
De feiten zijn strafbaar.
6 De strafbaarheid van de verdachte
Er is niet gebleken van feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluiten. Verdachte is strafbaar.
7 De overwegingen ten aanzien van de straf
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een taakstraf van 80 uur geëist, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie. Daarnaast heeft zij de rechtbank gevraagd om aan verdachte een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 30 dagen op te leggen, met een proeftijd van 2 jaar, met naast de algemene voorwaarde, de bijzondere voorwaarden dat verdachte meewerkt aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, aan positieve dagbesteding, aan een delictanalyse, diagnostiek en zo nodig behandeling bij De Waag of een soortgelijke aanbieder.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om bij het bepalen van de straf rekening te houden met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Daarnaast heeft hij gesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de strafzaak tegen verdachte is verstreken. Hij heeft de rechtbank verzocht om in verband hiermee strafvermindering toe te passen. De raadsman is van mening dat de onderbouwing voor de oplegging van een voorwaardelijke straf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden mist. Hij heeft de rechtbank verzocht om geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen en bepleit dat de voorwaarden zo nodig kunnen worden gekoppeld aan een voorwaardelijke werkstraf.
De beoordeling door de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, betrekt de rechtbank de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder die zijn begaan. Ook houdt de rechtbank rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte en met de inhoud van de volgende stukken:
het uittreksel justitiële documentatie van 18 maart 2024 (het strafblad),
het rapport van de jeugdreclassering van 12 april 2024,
het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 19 april 2024.
In het bijzonder neemt de rechtbank het volgende in aanmerking.
Strafblad
Verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim een jaar agressief en intimiderend gedragen ten opzichte van aangeefster. Hij heeft aangeefster gedwongen om foto’s en filmpjes te maken van haar blote lichaam. Ook moest aangeefster van verdachte filmpjes maken waarin zij seksuele handelingen bij zichzelf verrichtte. Verdachte gaf aangeefster instructies voor het maken van de foto’s en filmpjes en hij zette haar onder druk bij het maken en versturen van het beeldmateriaal. Verdachte heeft aangeefster op meerdere momenten geïntimideerd, onder meer door haar te dwingen met kleding aan in de Linge te springen en een blikje Redbull over haar leeg te gieten. De foto’s en filmpjes die aangeefster onder dwang heeft gemaakt en aan verdachte heeft gestuurd, zijn uiteindelijk door verdachte openbaar gemaakt. Hierdoor zijn de beelden terechtgekomen bij leerlingen van in elk geval twee scholen in de omgeving van aangeefster. Aangeefster en haar vader hebben tijdens de zitting verteld welke impact de gebeurtenissen hebben gehad. Het handelen van verdachte heeft aangeefster beschadigd. Zij is na de gebeurtenissen van school gewisseld, maar ook op haar nieuwe school zijn de beelden bekend geworden. Aangeefster durft bijna twee jaar na de gebeurtenissen nog steeds niet naar het centrum of naar een feestje te gaan, uit angst om te worden geconfronteerd met verdachte, met medeverdachte [medeverdachte] of met andere mensen die bekend zijn met de beelden.
De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij aangeefster gedurende een lange periode heeft geïntimideerd en onder druk gezet. Verdachte heeft tijdens de zitting geen verklaring kunnen geven voor zijn handelen en weinig tot geen inzicht getoond in zijn handelen.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) heeft het volgende over verdachte gerapporteerd.
Vanuit het onderzoek van de Raad komt naar voren dat [verdachte] , doordat hij contact is aangegaan met een psycholoog, positieve stappen heeft gezet in zijn ontwikkeling. De Raad ziet op dit moment veel beschermende factoren. Zo lijkt [verdachte] een warme thuissituatie te hebben bij zijn moeder en stiefvader en een positieve groei door te maken op school. Hij heeft een bijbaan en genereert daardoor een eigen inkomen. [verdachte] heeft een relatie met een meisje waar hij erg gelukkig van wordt. Echter er zijn ook punten waar de Raad zich zorgen over maakt. [verdachte] heeft sinds oktober 2023 geen contact meer met zijn vader en hij is heel duidelijk in het feit dat hij zijn vader nooit meer wil zien. Door enkele zorgelijke uitspraken die zijn gedaan door [verdachte] over zijn vader, heeft de psycholoog in november 2023 bij Veilig Thuis melding gedaan. [verdachte] heeft EMDR gehad bij de psycholoog wegens het contact met zijn vader en wegens het proces bij de politie.
De Raad heeft gesproken met [verdachte] , zijn moeder, zijn stiefvader en de betrokken jeugdreclasseerder. Daarnaast heeft de Raad een brief ontvangen van de betrokken psycholoog. De jeugdreclasseerder kan geen advies geven, omdat hij weinig inhoudelijke informatie heeft. Het advies van de Raad is gebaseerd op wat [verdachte] , moeder en stiefvader hebben verteld. Op basis daarvan komen er geen concrete zorgen naar voren over de seksuele ontwikkeling van [verdachte] . Als echter blijkt dat het aandeel van [verdachte] groter is dan hij aan de Raad heeft verteld, dan nemen de zorgen toe als het gaat over zijn seksuele ontwikkeling en zijn gewetensontwikkeling.
In de rapportage heeft de Raad de rechtbank geadviseerd om aan [verdachte] een werkstraf op te leggen. De Raad heeft op de zitting echter aangegeven dat de zorgen over [verdachte] zijn toegenomen omdat tijdens de zitting meer bekend is geworden over de tenlastegelegde feiten. De Raad maakt zich zorgen over de lange periode waarin verdachte geen openheid heeft willen geven over wat er is gebeurd. Er is sprake geweest van dreigen, pesten en machtsvertoon gedurende een lange periode. Deze signalen zouden kunnen wijzen op persoonlijkheidsproblematiek. De Raad heeft het schriftelijke advies gewijzigd en de rechtbank geadviseerd om aan [verdachte] een deels voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, meewerken aan psychologisch onderzoek en zo nodig behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling en medewerking verlenen aan het contact van de jeugdreclassering met school en de behandelend psycholoog.
Het advies van de jeugdreclassering
Namens de jeugdreclassering is tijdens de zitting verteld dat sprake is geweest van een vrijwillig traject van toezicht en begeleiding. Met [verdachte] is daarbij niet gesproken over de verdenking. Ook is door [verdachte] en zijn moeder geen toestemming gegeven om contact op te nemen met de psycholoog en met school. Dit heeft het reclasseringstoezicht bemoeilijkt. Wat de jeugdreclasseerder tijdens de zitting heeft gehoord, is nieuwe informatie voor haar. Na overleg met de gedragsdeskundige en de Raad heeft de jeugdreclasseerder aangegeven dat zij niet op de hoogte was van de ernst van de feiten en de lange periode waarin deze feiten zich zouden hebben afgespeeld. De jeugdreclassering stelt zich op het standpunt dat de oorzaak van het gedrag van [verdachte] onderzocht moet worden. De jeugdreclassering heeft de rechtbank daarom geadviseerd om [verdachte] een voorwaardelijk strafdeel op te leggen, met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht, meewerken aan een delictanalyse, meewerken aan diagnostiek en behandeling door De Waag of een soortgelijke instelling en meewerken aan positieve dagbesteding.
De redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Die termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem in verband met een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie strafvervolging wordt ingesteld. Bij jeugdzaken behoort de zaak in eerste aanleg binnen 16 maanden te zijn afgedaan.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Op 29 november 2022 is verdachte aangehouden en in verzekering gesteld. Het eind proces-verbaal is afgerond op 31 januari 2023. Door het openbaar ministerie is niet inzichtelijk gemaakt waarom het na het sluiten van het eind proces-verbaal zo lang geduurd heeft voor de zaak op zitting kwam. De rechtbank is van oordeel dat de redelijke termijn is overschreden en dat dit tijdsverloop een matiging van de op te leggen straf tot gevolg moet hebben, zoals hierna te melden.
De straf
De rechtbank heeft kennisgenomen van de adviezen van de Raad en de jeugdreclassering.
Bij het bepalen van de strafmaat houdt zij rekening met de jonge leeftijd van verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten, zijn blanco strafblad en de overschrijding van de redelijke termijn. Hoewel de rechtbank ziet dat verdachte zich heeft ingezet om positieve stappen te zetten in zijn ontwikkeling, vindt de rechtbank het zorgelijk dat verdachte in het kader van het reclasseringstraject geen openheid heeft gegeven over de feiten. Tijdens de zitting heeft de rechtbank niet de indruk gekregen dat verdachte voldoende inzicht heeft in de ernst van de feiten en hoe het zover heeft kunnen komen. Door het ontbreken van inzicht in de beweegredenen van verdachte, is het niet mogelijk om een reële inschatting te maken van de kans op recidive. De rechtbank is daarom van oordeel dat alsnog onderzoek moet worden gedaan naar de oorzaak van het gedrag van verdachte en dat zo nodig behandeling moet volgen om het risico op recidive te verkleinen. Ook vindt de rechtbank het van belang dat verdachte openheid geeft door volledig mee te werken aan toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt dat de jeugdreclassering contact heeft met school en/of de behandelend psycholoog.
De bewezen verklaarde feiten zijn buitengewoon ernstig. De rechtbank overweegt dat de ernst en duur van de bewezenverklaarde feiten in beginsel een onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. Gelet op het tijdsverloop vindt de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie op dit moment niet meer passend. De rechtbank vindt de door de officier van justitie geëiste werkstraf van 80 uur onvoldoende rechtdoen aan de ernst van de feiten. Zij zal daarom een werkstraf van 120 uur en een geheel voorwaardelijke jeugddetentie van 2 maanden opleggen. Aan de voorwaardelijke jeugddetentie verbindt de rechtbank een proeftijd van 2 jaar, met de bijzondere voorwaarden die zijn geëist door de officier van justitie. De tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht wordt in mindering gebracht op de op te leggen werkstraf.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De rechtbank beveelt dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn, omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Zoals hiervoor vermeld, heeft verdachte tijdens het politieonderzoek, maar ook in het contact met de jeugdreclassering en de Raad weinig openheid gegeven over zijn handelen. Tijdens de zitting heeft verdachte nauwelijks tot geen inzicht getoond in zijn eigen handelen en de oorzaak hiervan. Naar aanleiding van wat tijdens de zitting is besproken, hebben de Raad en de jeugdreclassering zich op het standpunt gesteld dat zij in het voortraject geen goed beeld hebben gehad van de aan verdachte ten laste gelegde feiten. Hierdoor is geen onderzoek gedaan naar de oorzaak van het handelen van verdachte. Door het ontbreken van inzicht in de beweegredenen van verdachte, is het niet mogelijk geweest om een reële inschatting te maken van het recidiverisico. Zolang verdachte weinig openheid geeft over zijn handelen en nauwelijks inzicht toont, acht de rechtbank de kans op herhaling van dezelfde soort misdrijven, die gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam, reëel aanwezig. De rechtbank vindt het daarom van groot belang dat de jeugdreclassering de begeleiding van verdachte direct kan voortzetten, ook als verdachte in hoger beroep zou gaan tegen dit vonnis.
8 De beoordeling van de civiele vordering
De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de ten laste gelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 4.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar een grondslag is voor de vordering van smartengeld, maar dat het gevorderde bedrag te hoog is gelet op de bewezenverklaarde feiten. De raadsman heeft gesteld dat toewijzing van een bedrag van
€ 500,00 euro passend is, gelet op vergelijkbare jurisprudentie. De raadsman heeft erop gewezen dat de schade deels is veroorzaakt in de periode dat verdachte nog geen 14 jaar oud was. De wet biedt geen mogelijkheid om deze schade rechtstreeks bij verdachte te vorderen.
De beoordeling van de rechtbank
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van het dossier en wat tijdens de zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. De benadeelde partij is gelet op de aard en ernst van de normschending op andere wijze in haar persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. De rechtbank wijst in totaal een bedrag van € 2.000,00 aan smartengeld toe.
De rechtbank overweegt dat verdachte gedurende een groot deel van de bewezenverklaarde periode de leeftijd van 14 jaar nog niet had bereikt. Indien een strafbare gedraging aan een minderjarige onder de 14 jaar als een onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt de vordering, op grond van artikel 51g, lid 4, van het wetboek van strafvordering (Sv) geacht te zijn gericht tegen diens ouders.
De rechtbank stelt vast dat de bewezenverklaarde periode in totaal 14 maanden en 19 dagen beslaat. Onder een maand wordt verstaan een tijd van 30 dagen (artikel 136 Sv), zodat de rechtbank uitgaat van een bewezenverklaarde periode van 420 dagen. Van deze periode was verdachte 393 dagen jonger dan 14 jaar. Dit is 94% van de bewezenverklaarde periode.
De rechtbank zal gelet op wat hiervoor is overwogen, de ouders van verdachte veroordelen tot vergoeding van 94% van de schade van de benadeelde partij, te weten een bedrag van
€ 1.880,00. De overige 6% van het toegewezen bedrag komt voor rekening van verdachte zelf, te weten een bedrag van € 120,00.
Wettelijke rente
In beginsel is de wettelijke rente op grond van artikel 6:83, aanhef en onder b, BW zonder ingebrekestelling verschuldigd vanaf het moment waarop de schade die het gevolg is van de onrechtmatige daad van de verdachte, is ingetreden. Omdat geen omstandigheden zijn gebleken die erop duiden dat de schade anders dan geleidelijk is opgelopen gedurende de periode waarin de gedragingen van verdachte hebben plaatsgevonden, bepaalt de rechtbank de aanvangsdatum van de wettelijke rente in het midden van de bewezenverklaarde periode.
Op [geboortedag] 2022 werd verdachte 14 jaar. Verdachte is daarom vanaf deze datum wettelijke rente verschuldigd over het bedrag van € 120,00.
Voor de aansprakelijkheid van de ouders van verdachte geldt de bewezenverklaarde periode van 11 maart 2021 tot en met 2 mei 2022. Zij zijn daarom wettelijke rente verschuldigd vanaf 6 oktober 2021.
Hoofdelijkheid
De benadeelde partij heeft de rechtbank verzocht het bedrag aan smartengeld hoofdelijk toe te wijzen, in die zin dat verdachte en [medeverdachte] samen verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het totaalbedrag. Gelet op het verschil in zwaarte van het aandeel van beide verdachten in de bewezenverklaarde feiten, wijst de rechtbank het verzoek van de benadeelde partij om de schadevergoeding hoofdelijk toe te wijzen af.
Schadevergoedingsmaatregel
Op grond van artikel 36f, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht kan aan degene die bij rechterlijke uitspraak wegens een strafbaar feit tot een straf wordt veroordeeld de verplichting worden opgelegd tot betaling aan de staat van een bedrag ten behoeve van het slachtoffer. Dat geldt dus niet voor de ouders van verdachte.
Om te bevorderen dat het bedrag van € 120,00 door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze, waarbij de maatregel alleen ziet op het toegewezen bedrag. In verband met de leeftijd van verdachte zal geen gijzeling worden opgelegd.
9 De beoordeling van het beslag
Er ligt beslag op de volgende goederen:
Samsung telefoon A33
Samsung telefoon A5
Dit zijn goederen met behulp waarvan de bewezenverklaarde feiten zijn begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen verbeurd verklaren.
10 De toegepaste wettelijke bepalingen
De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 33, 33 a, 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 139h en 246 van het Wetboek van Strafrecht.
11 De beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
verklaart niet bewezen wat verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
verstaat dat het bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot:
A. een taakstraf, te weten een werkstraf van 120 (honderdtwintig) uren,
met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie wordt toegepast voor de duur van 2 (twee) maanden;
een jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) maanden,
bepaalt dat van die jeugddetentie 2 (twee) maanden niet worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast;
stelt daarbij een proeftijd vast van 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit,
en
stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
meewerkt aan diagnostiek/persoonlijkheidsonderzoek door De Waag of een soortgelijke instelling, door de jeugdreclassering te bepalen, en de behandeling die de jeugdreclassering op basis daarvan noodzakelijk vindt;
meewerkt aan de begeleiding van de jeugdreclassering, ook als dat inhoudt het meewerken aan een delictanalyse en aan het toestaan van contact tussen de jeugdreclassering en school of behandelaars;
onderwijs volgt en/of in overleg met de jeugdreclassering een andere zinvolle dagbesteding heeft;
geeft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, de opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
onder de voorwaarden dat verdachte:
ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in art. 77aa, eerste tot en met vierde lid, Wetboek van Strafrecht, uit te voeren door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Gelderland, afdeling jeugdreclassering, waaronder de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk vindt, daaronder begrepen.
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de werkstraf in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht, twee uren in mindering worden gebracht;
verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen van verdachte, te weten de Samsung A33 en de Samsung A5;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toe ten laste van de ouders van verdachte en veroordeelt de ouders van verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag van
€ 1.880,00 (duizend achthonderdentachtig euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 oktober 2021 tot aan de dag dat volledig is betaald;
veroordeelt verdachte ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] , van een bedrag van € 120,00 (honderdtwintig euro) aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf [geboortedag] 2022 tot aan de dag dat volledig is betaald;
veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering;
legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 120,00 (honderdtwintig euro) aan smartengeld. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 0 (nul) dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Davids (kinderrechter als voorzitter), mr. I.D. Jacobs en
mr. C.L. Pas, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. I.C.G.M. van Lammeren-van Dijck, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op
7 mei 2024.
mr. E.J. Davids en mr. C.L. Pas zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, Dienst Regionale Recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022294747, gesloten op 31 januari 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlage, p. 21, 22 en 26, het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 37 en de verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 23 april 2024.
Het proces-verbaal van bevindingen met bijlage, p. 23.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 63.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 58.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] , p. 94.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 47.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 46.
Het proces-verbaal van bevindingen, p. 58.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 113 en 114.
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 33.
Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de terechtzitting van 23 april 2024.