Uitspraak
Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: C/05/431502 / KG ZA 24-37
Vonnis in kort geding van 27 maart 2024
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser] ,
statutair gevestigd te [plaats 1] ,
kantoorhoudende te [plaats 2] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat: mr. H.J.M. Smelt te Eindhoven,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ENERGIEBEDRIJF LARENDEEL AFFERDEN B.V.,
statutair gevestigd te gemeente Buren,
kantoorhoudende te Oosterbeek, gemeente Renkum,
gedaagde partij,
hierna te noemen: ELA,
advocaat: mr. drs. M.J.M. Derks te Amsterdam.
1 De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 20,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 26,
- een brief met producties 21 tot en met 25 van 12 maart 2024 namens [eiser] , - de mondelinge behandeling van 13 maart 2024, - de pleitnota van [eiser] , - de pleitnota van ELA.
2 De feiten
2.1.
[eiser] houdt zich bezig met de bouw van elektrotechnische installaties/bouw van zonneparken. De heer [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) is enig aandeelhouder en bestuurder van [eiser] .
2.2.
[betrokkene 1] is tevens bestuurder van [bedrijf] (hierna: [bedrijf] ).
2.3.
ELA, een sinds 2019 bestaande projectvennootschap, heeft een zonnepark op land ontwikkeld, bestemd om in Druten te worden gebouwd.
2.4.
ELA heeft in 2022 een zogenoemde Tender uitgezet aan diverse potentiële EPC opdrachtnemers voor de bouw van het zonnepark. [eiser] heeft op 9 september 2022 een Best and Final Offer (hierna: BAFO) uitgebracht aan ELA op grond waarvan [eiser] de door ELA uitgezette Tender heeft gewonnen.
2.5.
Bij e-mailbericht van 31 januari 2023 heeft ELA, onder voorbehoud van een juridische check door haar jurist, een concept EPC-overeenkomst aan [eiser] gezonden. In het e-mailbericht schrijft ELA onder meer: “BAFO van september is het uitgangspunt voor het opstellen van het EPC”, “Donderdag is [betrokkene 2] voornemens om de juridische check te doen. Die zal ze dan ook met jullie delen.” en “Het zou fijn zijn als we voor volgende week een afspraak maken om het EPC verder te bespreken en zo goed mogelijk af te ronden dat we ook asap naar ondertekening kunnen gaan.”
2.6.
Bij e-mailbericht van 2 februari 2023 heeft de jurist van ELA, [betrokkene 3] (hierna: [betrokkene 3] ), aan [eiser] bericht dat zij ver gevorderd is met haar review maar dat zij nog wat interne ruggespraak nodig heeft waarna zij zo spoedig mogelijk haar juridische view met [eiser] zal delen.
2.7.
Bij e-mailbericht van 14 februari 2023 (14:52 uur) heeft [betrokkene 3] namens ELA haar review gestuurd en voorgesteld om een meeting te plannen om de punten te bespreken. Ook heeft zij [eiser] verzocht om eventuele punten als voorbereiding op de meeting aan haar door te geven.
2.8.
Bij e-mailbericht van 14 februari 2023 (16:25 uur) heeft [eiser] aan ELA een voorstel gedaan voor wijziging van de betalingsvoorwaarden.
2.9.
Bij e-mailbericht van 15 februari 2023 (10:15 uur) heeft ELA aan [eiser] bericht dat er op basis van de BAFO en de Exclusiviteitsovereenkomst die naar de BAFO verwijst, geen ruimte is om de betalingsvoorwaarden te wijzigen. Daarnaast verzoek ELA [eiser] om eerst inhoudelijk op het EPC te reageren. Verder schrijft ELA dat [betrokkene 3] er nog inconsistenties heeft uitgehaald en dat zij het over de rest ook eens moeten zijn.
2.10.
Bij e-mailbericht van 15 februari 2023 (19:07 uur) heeft [eiser] aan ELA bericht dat er ten opzichte van de laatste versie nogal wat zaken aangepast zijn, dat er veel vragen worden gesteld en dat het vermoeden is dat de tijdens een bijeenkomst van 9 februari afgesproken wijzigingen niet zijn doorgevoerd. In het e-mailbericht stelt [eiser] daarom een pragmatische aanpak voor, ook gezien de tijdsdruk. [eiser] schrijft verder in het e-mailbericht dat er een aantal punten is die volgens [eiser] kritisch zijn en dienen te worden gewijzigd en doet daarvoor concrete voorstellen. Verder schrijft [eiser] in het e-mailbericht dat zij graag duidelijkheid wenst om een bestelling te kunnen plaatsen bij een leverancier en dat zij hoopt dat er een spoedig akkoord komt van ELA.
2.11.
Op 15 februari 2023 zijn door [eiser] ten behoeve van de realisatie van het zonnepark omvormers en transformatoren besteld bij een leverancier, SMA Solar Technology AG, voor een bedrag van € 1.650.000,00. Ook heeft [eiser] de onderconstructie (frames om de zonnepanelen op te monteren) besteld bij een andere leverancier voor € 1.790.000,00. Deze bestelling is nadien geannuleerd waarvoor [eiser] een annuleringsvergoeding van
€ 154.000,00 heeft betaald.
2.12.
Op 28 februari 2023 heeft [eiser] een tweede BAFO aan ELA gestuurd.
2.13.
[betrokkene 1] heeft als bestuurder van [bedrijf] op 28 februari 2023 een koopovereenkomst getekend voor de aankoop van alle aandelen van ELA (hierna: de koopovereenkomst).
2.14.
Bij brief van 14 maart 2023 heeft ELA (de bestuurders van) [bedrijf] gesommeerd om de koopovereenkomst van de aandelen onverkort na te komen en heeft ELA hen tevens aansprakelijk gesteld voor de schade die zij lijden indien [bedrijf] volhardt in de aan ELA toerekenbare niet-nakoming van de koopovereenkomst. ELA heeft [bedrijf] en diens bestuurders in de gelegenheid gesteld om vóór 15 maart 2023 aan te geven of zij alsnog in staat en bereid is tot nakoming van de koopovereenkomst. ELA en [bedrijf] hebben nadien hierover gecorrespondeerd. ELA heeft [bedrijf] uiteindelijk tot april 2023 de gelegenheid geboden om de koopovereenkomst na te komen.
2.15.
Bij brief van 16 mei 2023 heeft ELA het volgende aan [eiser] (en cc aan [bedrijf] ) bericht:
“Graag berichten wij jou over de status van het EPC van Zonneweide Larendeel waarvoor [eiser] op 9 september 2022 een bindend bod uit bracht. Op basis van dit binding offer heeft Energiebedrijf Larendeel Afferden B.V. (ELA) verdere gesprekken gevoerd over een EPC-overeenkomst.
De laatste mail hierover van onze kant is van 14 februari 2023 naar aanleiding van het afhaken van Blue Elephant Energy. Wij hebben toen een aantal clausules opgenomen om eventueel zelf verder te gaan met EPC. Echter niet veel later heeft [bedrijf] , waar u zelf ook bestuurder van bent, op 28 februari 2023 een koopovereenkomst getekend voor de aankoop van alle aandelen ELA.
Door het tekenen van de Koopovereenkomst trad de Interimperiode in werking. In deze periode tussen tekenen Koopovereenkomst en overdracht van de aandelen, dienen wij alles in consultatie met Koper te doen. Het was vanaf dat moment verder aan Koper om te bepalen wat er met het EPC zou gebeuren. Wij begrepen dat [eiser] nog steeds voornemens was het EPC af te sluiten met ELA, maar na consultatie van een eindgebruiker. [bedrijf] gaf ook aan in vergaande gesprekken te zijn met een eindgebruiker en heeft met ons een aangepast ontwerp besproken en verzoeken gedaan om goedkeuring te verkrijgen van de gemeente voor dit nieuwe ontwerp. Tegen deze achtergrond hebben wijzelf na het tekenen van de Koopovereenkomst de gesprekken aangaande de EPC-overeenkomst gestaakt. De gesprekken die we met [bedrijf] nog wel hebben gevoerd over het ontwerp van het zonnepark en andere zaken aangaande ELA waren enkel om [bedrijf] te faciliteren (conform de afspraken aangaande de Interimperiode)-alsmede het verder bouwen van de netaansluiting.
Duidelijkheidshalve, de aandeelhouders van ELA hebben herhaaldelijk aangegeven dat de Koopovereenkomst nog van kracht is. Alleen al omdat daardoor ook de Interimperiode nog steeds van kracht is, zullen wij de draad van de onderhandelingen met [eiser] over de EPC-overeenkomst ook niet opnieuw oppakken. Los daarvan zien we daarvoor geen basis meer, nu, na ondertekening van de Koopovereenkomst en het ingaan van de Interimperiode, de onderhandelingen over het EPC afhankelijk werd van de plannen van [bedrijf] (indirect bestuurd door [eiser] ). Deze plannen werden gestuurd door de wens van [bedrijf] een eindgebruiker voor het project te contracteren. Zelfs als de nog voortdurende Interimperiode daarvoor de ruimte zou bieden, zien wij geen aanleiding om na al deze tijd met [eiser] de draad van de onderhandelingen weer op te pakken op basis van het oorspronkelijke ontwerp.
Omdat we ermee rekening houden dat de Koopovereenkomst door ons zal worden ontbonden (en aanvullende schadevergoeding zal worden geclaimd) wegens blijvende tekortkoming van [bedrijf] om de Koopovereenkomst na te komen, en omdat wij op grond van de met [bedrijf] gevoerde correspondentie reeds het recht hebben om met andere partijen over verkoop van ELA te praten, zal ELA geen EPC-overeenkomst met [eiser] aangaan maar een EPC als optie bij de verkoop aanbieden. Het is aan een potentiële koper of en met wie zij een EPC-overeenkomst aan willen gaan.”
2.16.
Bij e-mailbericht van 7 juni 2023 heeft [eiser] het volgende aan ELA bericht:
“Ik begrijp dat er vandaag NDA’s zijn getekend ivm een nieuwe verkoopronde voor ELA-Larendeel aan meerdere partijen waaronder Ampyr. Onderdeel van deze mailing is een TermSheet als ook een dataroom. Ik zou graag de bevestiging van jullie willen ontvangen dat onze EPC overeenkomst onderdeel is van deze uitvraag.”
2.17.
Bij e-mailbericht van 8 juni 2023 heeft ELA het volgende aan [eiser] geantwoord:
“Zoals jullie in jou rol van bestuurder van [bedrijf] geconcludeerd hebben is het het beste nu te concluderen dat “we agree to disagree”.
Aangaande het EPC moeten we deze conclusie voor dit moment wellicht ook trekken. Zoals aangegeven starten we nu zelf het verkooptraject opnieuw op. Dit hebben we eind 2022 gedaan, [bedrijf] heeft een koopovereenkomst getekend, en vervolgens zijn de aandelen niet overgegaan door betalingsproblemen aan de kant van [bedrijf] . Ook het vervolgtraject heeft tot op heden niet tot een verkoop van het project geleid. Om dat het project daar op dit moment ook niet financierbaar door is, project moet eerst worden verkocht, dan kan het pas worden gefinancierd door de nieuwe eigenaar, moet de verkoop eerst succesvol zijn. Dit hebben de aandeelhouders van ELA nu zelf weer op zich genomen.
Zolang er geen koper en financiering is, heeft een discussie over het EPC ook geen zin. Kortom laten we hier ook de status “we agree to disagree” aanhouden totdat duidelijk is wie de koper wordt. Het concept EPC is als optie onderdeel van de uitvraag, voor de NBO (None Binding Offer) fase de essentials en geanonimiseerd. Na de NBO’s zal het geheel worden gedeeld voor het maken van Binding Offers (BO), maar wij kunnen niet afdwingen dat een koper dit accepteert in de huidige vorm. Dus laten we elkaar op de hoogte houden totdat dit wel duidelijk is.”
2.18.
Op 28 juni 2023 heeft een vergadering plaatsgevonden tussen de heren [betrokkene 4] , [betrokkene 5] , beiden bestuurder van ELA, en [betrokkene 1] . Tijdens die vergadering hebben [betrokkene 1] en [betrokkene 5] een verklaring ondertekend, waarin zij overeenkomen dat eerder afspraken als niet gedaan mogen worden beschouwd en zij niets meer van elkaar te vorderen hebben.
2.19.
Bij brief van 18 juli 2023 heeft [eiser] onder meer aan ELA bericht dat de EPC-overeenkomst tussen hen niet optioneel van aard is maar wel degelijk de juridische status kent van een harde overeenkomst.
2.20.
Bij e-mailbericht van 19 juli 2023 heeft ELA daarop gereageerd en [eiser] onder meer bericht dat volgens haar geen EPC-overeenkomst tussen hen tot stand is gekomen.
2.21.
Bij brief van 5 december 2023 heeft [eiser] onder meer aan ELA bericht dat zij op basis van de mailwisselingen er gerechtvaardigd op mocht en mag vertrouwen dat er een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat zij daarvan nakoming wenst.
2.22.
Bij brief van 4 januari 2024 heeft de advocaat van [eiser] ELA verzocht om de verplichtingen uit hoofde van de volgens [eiser] tot stand gekomen overeenkomst na te komen. De advocaat van [eiser] schrijft in de brief voorts dat, indien ELA geen gehoor zal geven aan het verzoek, [eiser] zich genoodzaakt ziet een kort geding procedure tegen ELA aanhangig te maken.
2.23.
Bij brief van 16 januari 2024 heeft de advocaat van ELA aan [eiser] bericht dat ELA geen gehoor zal geven aan het verzoek zoals gedaan in de brief van 4 januari 2024.
2.24.
Op 22 februari 2024 zijn de bestelde omvormers en transformatoren geleverd aan [eiser] .
3 Het geschil
3.1.
[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
I. ELA veroordeelt tot nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de EPC-overeenkomst en bepaalt dat ELA met [eiser] nieuwe haalbare termijnen moet overeenkomen voor de start van de bouw en de oplevering van het Zonnepark Larendeel en dat deze afspraken binnen 6 weken na dagtekening van dit vonnis gemaakt dienen te zijn, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Subsidiair
II. ELA veroordeelt tot dooronderhandelen, totdat er tussen [eiser] en ELA een perfecte en finale EPC-overeenkomst tot stand is gekomen en een EPC-overeenkomst is ondertekend door partijen, welke EPC-overeenkomst binnen 13 weken na dagtekening van dit vonnis tot stand moet zijn gekomen, op straffe van verbeurte van een dwangsom;
Zowel primair als subsidiair
III. ELA veroordeelt tot vergoeding van de proceskosten en de nakosten, te voldoen binnen 5 dagen na betekening van het vonnis en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf 5 dagen na betekening van het vonnis.
3.2.
ELA betwist, kort gezegd, dat een EPC-overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen en dat zij kan worden gehouden tot dooronderhandelen met [eiser] over de EPC-overeenkomst. ELA concludeert dan ook tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] .
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4 De beoordeling
4.1.
[eiser] vordert in dit kort geding primair nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de EPC-overeenkomst die volgens haar met ELA tot stand is gekomen. [eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat de totstandkoming van de EPC-overeenkomst blijkt uit de door haar overgelegde correspondentie met ELA. ELA heeft volgens [eiser] op 14 februari 2023 een aanbod aan [eiser] gedaan, welk aanbod [eiser] op 15 februari 2023 heeft aanvaard. Bovendien heeft [eiser] uitvoering gegeven aan de tussen partijen gemaakte afspraken door alvast transformatoren in te kopen zodat deze tijdig zouden worden geleverd. Subsidiair vordert [eiser] veroordeling van ELA tot dooronderhandelen met [eiser] totdat een perfecte EPC-overeenkomst tot stand is gekomen. Ter onderbouwing van deze vordering voert [eiser] aan dat de onderhandelingen met ELA over de EPC-overeenkomst in een vergevorderd stadium verkeerden. Volgens [eiser] hebben de onderhandelingen minimaal het niveau van rechtens relevant totstandkomingsvertrouwen bereikt, hetgeen maakt dat ELA de onderhandelingen niet eenzijdig geoorloofd mocht afbreken.
4.2.
De voorzieningenrechter overweegt hierover het volgende. Voorop moet worden gesteld dat voor toewijzing in kort geding van een vordering tot nakoming van een overeenkomst slechts plaats is indien met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid moet worden aangenomen dat ook in een eventueel aan te spannen bodemprocedure toewijzing van de vordering tot nakoming te verwachten is. Nu partijen van mening verschillen over de vraag of een EPC-overeenkomst tot stand is gekomen, betekent dit concreet dat de vordering van [eiser] alleen dan kan worden toegewezen, indien in hoge mate aannemelijk is dat de door [eiser] gestelde overeenkomst daadwerkelijk tot stand is gekomen.
4.3.
Hieromtrent wordt overwogen dat een overeenkomst op grond van artikel 6:217 BW tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Een voorstel tot het aangaan van een overeenkomst kan slechts als een aanbod worden beschouwd indien het voldoende bepaald is. Zowel een aanbod als de aanvaarding daarvan kan in iedere vorm plaatsvinden en ook in een of meer gedragingen besloten liggen (vgl. artikel 3:37 BW). Of sprake is van aanvaarding van een aanbod waardoor een overeenkomst tot stand is gekomen, is afhankelijk van wat partijen hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijze mochten toekennen, hebben afgeleid (vgl. artikelen 3:33 en 3:35 BW ).
4.4.
Vaststaat dat partijen schriftelijk hebben gecorrespondeerd over de inhoud van de EPC-overeenkomst, waarbij de door [eiser] in september 2022 uitgebrachte BAFO als uitgangspunt gold. Op 31 januari 2023 heeft ELA, onder voorbehoud van een juridische check door haar jurist, een concept EPC-overeenkomst aan [eiser] gezonden. Vervolgens heeft de jurist van ELA het concept bekeken en haar review op 14 februari 2023 per e-mailbericht aan [eiser] gestuurd. De review bevat in totaal 76 vragen en opmerkingen van de jurist van ELA over de inhoud van de conceptovereenkomst. Vastgesteld moet worden dat er op het moment van het versturen van het e-mailbericht door ELA op 14 februari 2023 nog een groot aantal onduidelijkheden waren over de inhoud van de conceptovereenkomst, welke nog bespreking behoefden door partijen, hetgeen ook door ELA werd benoemd. Anders dan [eiser] meent kan bij deze stand van zaken niet worden ingezien dat ELA door middel van het e-mailbericht van 14 februari 2023 een aanbod aan [eiser] heeft gedaan. Daarvoor is het voorstel te onbepaald. [eiser] had er ook niet op mogen vertrouwen dat het een aanbod inhield, in de begeleidende e-mail heeft de jurist gevraagd om een meeting te plannen om de punten te bespreken. Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat het e-mailbericht met bijlage van 14 februari 2023 niet kwalificeert als een aanbod in de zin van artikel 3:37 BW .
4.5.
Verder geldt dat, voor zover al sprake zou zijn van een aanbod van ELA, op grond van de gedingstukken en het verhandelde ter zitting evenmin kan worden ingezien dat [eiser] dat aanbod bij e-mailbericht van 15 februari 2023 zou hebben aanvaard. Daartoe wordt overwogen dat [eiser] na ontvangst van het e-mailbericht van 14 februari 2023 van ELA, dat volgens [eiser] aldus een aanbod inhoudt, op diezelfde dag nog een voorstel tot wijziging van de betalingsvoorwaarden heeft gedaan. ELA heeft bij e-mailbericht van 15 februari 2023 het voorstel om wijziging van de betalingsvoorwaarden afgewezen en [eiser] tevens verzocht om inhoudelijk te reageren op de review van de jurist van ELA van 14 februari 2023. Ook schrijft ELA in dat e-mailbericht dat ze het ook over de rest eens moeten zijn. In reactie daarop schrijft [eiser] vervolgens in een e-mailbericht van 15 februari 2023 aan ELA, dat volgens [eiser] aldus de aanvaarding van het vermeende aanbod van ELA inhoudt, dat er ten opzichte van de laatste versie nogal wat zaken aangepast zijn, dat er veel vragen worden gesteld en dat het vermoeden is dat de afgesproken wijzigingen tijdens de meeting van 9 februari 2023 niet zijn doorgevoerd. In het e-mailbericht stelt [eiser] daarom een pragmatische aanpak voor, ook gezien de tijdsdruk. [eiser] schrijft verder in het e-mailbericht dat er een aantal punten is die volgens haar kritisch zijn en dienen te worden gewijzigd en zij doet daarvoor concrete voorstellen, waaronder wijzigingen van betalingsvoorwaarden. Verder schrijft [eiser] in het e-mailbericht nog dat zij graag duidelijkheid wenst om een bestelling te kunnen plaatsen bij SMA en dat zij hoopt dat er een spoedig akkoord komt van ELA. Nog afgezien van het feit dat een akkoord van ELA nadien is uitgebleven, moet bij deze stand van zaken voorshands worden geconcludeerd dat niet valt in te zien dat het e-mailbericht van [eiser] van 15 februari 2023 een aanvaarding van het vermeende aanbod van ELA inhoudt gelet op de voorstellen tot wijziging van een veelvoud van volgens [eiser] kritische punten van de concept EPC-overeenkomst, waaronder wederom een voorstel tot wijziging van de betalingsvoorwaarden. Anders dan [eiser] meent betreffen in ieder geval de voorgestelde betalingsvoorwaarden wel degelijk de essentie van de overeenkomst, temeer nu het voorstel van [eiser] een forse wijziging inhoudt van de betalingsvoorwaarden ten nadele van ELA en ELA op 14 februari 2023 reeds te kennen had gegeven dat er geen ruimte bestaat voor een dergelijke wijziging. De stelling van [eiser] dat de door haar voorgestelde wijzigingen enkel details betreffen kan reeds daarom niet worden gevolgd. Naar ELA terecht stelt valt het e-mailbericht van 15 februari 2023 van [eiser] veeleer aan te merken als verwerping van (delen van) de conceptovereenkomst en een tegenvoorstel op het vermeende aanbod van ELA van 14 februari 2023. Dit wordt bovendien ondersteund door de opmerking van [eiser] in het e-mailbericht dat zij hoopt op een spoedig akkoord van ELA. Bij deze stand van zaken moet worden geconcludeerd dat in het geheel geen sprake is van aanbod en aanvaarding als bedoeld in artikel 6:217 BW. Op grond van het voorgaande is de conclusie dat voorshands geoordeeld in hoge mate aannemelijk is dat tussen partijen geen EPC-overeenkomst tot stand is gekomen. Dit betekent dat de primaire vordering van [eiser] wordt afgewezen.
4.6.
[eiser] vordert subsidiair veroordeling van ELA tot door onderhandelen met [eiser] totdat een perfecte en finale EPC-overeenkomst tot stand is gekomen. Voor de beoordeling van deze vordering moet vooropgesteld worden dat ieder van de onderhandelende partijen – die verplicht zijn hun gedrag mede door elkaars gerechtvaardigde belangen te laten bepalen – vrij is de onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Hierbij kan ook van belang zijn of zich in de loop van de onderhandelingen onvoorziene omstandigheden hebben voorgedaan, terwijl, in het geval onderhandelingen ondanks gewijzigde omstandigheden over een lange tijd worden voortgezet, wat betreft dit vertrouwen doorslaggevend is hoe daaromtrent ten slotte op het moment van afbreken van de onderhandelingen moet worden geoordeeld tegen de achtergrond van het gehele verloop van de onderhandelingen (zie onder meer Hoge Raad 12 augustus 2005). In dit beoordelingskader staat de contractsvrijheid voorop en zal van een afdwingbare rechtsplicht om de onderhandelingen voort te zetten niet snel sprake zijn.
4.7.
[eiser] stoelt haar vordering op de diverse overleg- en contactmomenten die tussen haar en ELA hebben plaatsgevonden. Deze momenten zouden volgens [eiser] , gelet op de inhoud en de intensiteit daarvan, hebben geresulteerd in een mate van consensus waarin contractuele gebondenheid kan worden aangenomen en ELA de onderhandelingen niet eenzijdig mocht afbreken. ELA heeft dat evenwel gemotiveerd betwist. ELA heeft daartoe aangevoerd dat op 28 februari 2023 door [betrokkene 1] namens [bedrijf] een koopovereenkomst is ondertekend voor de aankoop van alle aandelen in ELA. ELA heeft gesteld dat [betrokkene 1] daarmee een package deal creëerde, waarbij [betrokkene 1] als eigenaar van [eiser] via [bedrijf] alle aandelen in ELA zou verwerven en dat hij via ELA een EPC-overeenkomst wilde sluiten met [eiser] . Het was volgens ELA ook aan de koper van haar aandelen om te bepalen wat er met de EPC-overeenkomst zou gebeuren en ELA heeft na het ondertekenen van de koopovereenkomst daarom naar eigen zeggen zelf geen onderhandelingen over de EPC-overeenkomst meer met [eiser] gevoerd. Op 7 maart 2023 bleek dat de investeerder van [betrokkene 1] toch geen geld ter beschikking stelde en dat [bedrijf] de koopprijs voor de aandelen niet ging betalen. Volgens ELA stokte hiermee ook het proces rondom de EPC-overeenkomst die nog niet was uit onderhandeld. De gesprekken met [eiser] over de EPC-overeenkomst zijn later volgens ELA wel weer opgepakt, maar uitsluitend als optie voor een potentiële koper van de aandelen van ELA.
4.8.
In het licht van het gemotiveerde verweer van ELA heeft [eiser] naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld om de conclusie te kunnen dragen dat [eiser] er in dit stadium gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een EPC-overeenkomst tussen partijen tot stand zou komen. In het bestek van dit kort geding kan niet worden uitgesloten dat de EPC-overeenkomst als optie geldt voor een potentiële koper van ELA en kan niet worden vastgesteld dat [eiser] er vanuit mocht gaan dat zij zonder meer, ook zonder de aandelentransactie, een EPC-overeenkomst zou sluiten met ELA. Het feit dat [eiser] besloot om nog vóór het sluiten van een definitieve EPC-overeenkomst bestellingen te plaatsen voor een bedrag van naar eigen zeggen bijna € 4.000.000,00 maakt dit niet anders en leidt niet tot een ander oordeel. Ook de subsidiaire vordering tot door onderhandelen is daarom niet toewijsbaar.
4.9.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiser] worden afgewezen. Bij deze stand van zaken behoeft hetgeen partijen overigens hebben aangevoerd over het spoedeisend belang van [eiser] geen bespreking.
4.10.
[eiser] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van ELA worden begroot op:
- griffierecht € 688,00
- salaris advocaat € 1.107,00
- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 1.973,00
5 De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.973,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [eiser] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2. genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Meijer en in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2024.
www.rechtspraak.nl, ECLI:NL:HR:2005:AT7337 (CBB/JPO)