U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Recht van gebruik- en bewoning is niet gevestigd en eiser heeft daarom geen recht of titel om in de bewoning te verblijven. Veranderen sloten door eigenaar is eigenrichting. Maar eiser verbleef elders en heeft geen titel dus mag niet terug.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Zutphen

zaaknummer / rolnummer: C/05/413580 / KZ ZA 23-3

Vonnis in kort geding van 3 februari 2023

in de zaak van

[eiser] ,

wonende te [plaats] ,

eiser,

advocaat mr. J.A.J. Leeman te Rotterdam,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [plaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. D.J. de Jongh te Zwolle.

Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding

de aanvullende producties 25 en 26 aan de zijde van [eiser]

de producties 1 t/m 7 aan de zijde van [gedaagde]

de mondelinge behandeling

de pleitnota van [eiser]

de pleitnota van [gedaagde] .

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op 16 september 2017 is de heer [erflater] (hierna: [erflater] ) overleden. [erflater] was de levenspartner van [eiser] . Tot zijn overlijden was [erflater] eigenaar van het perceel [adres+plaats] (hierna: het perceel). Op het perceel is een woonhuis met erf en tuin en een loods gevestigd.

2.2.

[erflater] heeft bij testament over zijn nalatenschap beschikt. In het testament is het volgende opgenomen:

“ Vererving

Artikel 3

Legaten

Ik legateer, vrij van rechten en kosten, zonder bijberekening van rente en af te geven/uit te keren zo spoedig mogelijk na mijn overlijden, aan mijn partner, de heer [eiser] , geboren te [plaats+land] ) op één mei negentienhonderd achtenzestig:

het woonrecht van mijn woning alsmede het gebruik van mijn meubels zolang mijn partner leeft;

een geldbedrag in contanten groot vijftigduizend euro (€ 50.000,00);;

het levenslang gebruik van mijn camper, auto’s, boot en draaimolen.

Alle kosten en belastingen die samenhangen met deze legaten komen voor rekening van mijn partner.

Benoeming

Onder de last van voormelde legaten benoem ik tot enig erfgenamen van mijn nalatenschap mijn kleinkinderen, gezamenlijk en voor gelijke delen: één en ander onverminderd de overige inhoud van dit testament.”

2.3.

Door [eiser] is in 2019 een executoriale veiling van het perceel ingezet. De veiling zou op 19 februari 2019 plaatsvinden. In de veilingvoorwaarden van 2019 was, voor zover in deze zaak van belang, het volgende opgenomen:

“ 10.5 Bewoning en gebruik. Ontruiming

Voor zover aan de beslaglegger bekend, is de Onroerende Zaak in gebruik als volgt:

- het woonhuis met tuin, plaatselijk bekend als [adres+plaats] is belast met het levenslang recht van gebruik en bewoning (legaat) ten behoeve van de beslaglegger; (…)”

De executieveiling in 2019 heeft uiteindelijk geen doorgang gevonden.

2.4.

Op 17 mei 2022 is het perceel alsnog executoriaal geveild, op initiatief van een andere partij dan [eiser] . [gedaagde] heeft het perceel aangekocht.

2.5.

[gedaagde] heeft [eiser] op 28 mei 2022 mondeling medegedeeld dat het [eiser] niet is toegestaan op het perceel te wonen en hem gesommeerd om het perceel te verlaten. Partijen hebben diverse malen (al dan niet via hun advocaat) contact met elkaar gehad.

2.6.

Op 29 juli 2022 is het tot een fysieke confrontatie tussen partijen gekomen waarbij [gedaagde] aangifte van mishandeling heeft gedaan.

2.7.

[gedaagde] heeft op 4 augustus 2022 een e-mail aan [eiser] verstuurd met de volgende inhoud.

Onderwerp: WAARSCHUWING mogelijk waakhonden op mijn terrein [adres]

Beste heer [eiser] ,

Ik wil u bij deze informeren en WAARSCHUWEN dat het de bedoeling is mijn terrein tuin oprit etc. en onze goederen en mij zelf met waakhonden te beschermen ook tegen mensen zoals u die zonder bevoegdheid op mijn terrein komen en agressief handtastelijk zijn en de boel vernielen op [adres] .

het is de bedoeling dat er een Amerikaans Staffordshire Bull Terriër en een afgerichte Mechelse herder komt en op dit afgesloten terrein worden losgelaten! Ik ga u niet vertellen wanneer dat die er komen dus mocht u weer zo brutaal zijn om op mijn afgesloten terrein te komen dan loopt u het risico deze verwacht tegen het lijf aan te krijgen .

en daar dit terrein nu is afgesloten en u er ook geen bevoegdheid voor heeft waar ik u meerdere malen mails advocaat en handhaving heb geïnformeerd en u er ook niets heeft te zoeken daar u van mij ook geen toestemming krijgt!”

2.8.

Op 29 november 2022 heeft de gemeente [plaats] , na een verzoek daartoe door [gedaagde] , het volgende besluit genomen ten aanzien van [eiser] :

“Wij schrijven u definitief uit

Per 8 september 2022 wordt u geregistreerd in het Register Niet-ingezetenen (RNI). Dit betekent dat u niet meer als woonachtig ingeschreven staat in Nederland.”

[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen voornoemd besluit. Er is nog geen beslissing op bezwaar genomen.

2.9.

Op 10 december 2022 heeft [gedaagde] de sloten vervangen van de woning op het perceel. [gedaagde] heeft [eiser] op dezelfde dag het volgende per e-mail bericht:

“Inmiddels staat vast dat u al lange tijd vanaf mei 2022 (in ieder geval meer dan drie maanden) niet langer woont op het adres [adres+plaats] . De gemeente [plaats] heeft dit ook aan mij bevestigd en u bent/wordt door de gemeente uitgeschreven van dit adres met terugwerkende kracht vanaf 8 september jl. en inmiddels heb ik ook een bevestiging gekregen van de KVK dat uw bedrijf ook is uitgeschreven van dit adres !

Vandaag (10-12-2022) ben ik als rechtmatige eigenaar van het pand de bedrijfswoning binnengegaan en heb mij deze verder toegeëigend.

Het is u verboden de percelen nog verder te betreden. Al de redenen waarvoor ik genoodzaakt ben deze stap te nemen zijn u bekend !

Dit betekent dat het gas, water, elektra (…) op iemands anders naam gezet zal worden zodat u hier geen omkijken meer naar heeft.

Aanwezige meubels (…) in de bedrijfswoning waarvan u denkt dat het uw eigendommen zijn kunt u in overleg komen ophalen wanneer u hiervoor binnen 30 dagen een duidelijke afspraak over maakt.”

3 De vordering

3.1.

[eiser] vordert samengevat – dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:

[gedaagde] veroordeelt om binnen vierentwintig uur na dit vonnis het woonhuis gelegen aan de [adres+plaats] te ontruimen en blijvend te verlaten met al het zijne en de overige personen die zijdens [gedaagde] in het woonhuis verblijven en het pand ter vrije beschikking aan [eiser] te stellen,

[gedaagde] verbiedt het woonhuis weer in gebruik te nemen,

[gedaagde] gebiedt om binnen vierentwintig uur na dit vonnis al de door hem op 23 december 2022 uit het woonhuis verwijderde goederen weer terug te plaatsen,

bepaalt dat [gedaagde] een dwangsom van € 10.000,00 (tienduizend euro) of een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag zal verbeuren voor iedere dag of een deel daarvan dat hij niet aan de veroordeling onder sub 1 t/m 3 voldoet,

[gedaagde] veroordeelt in de kosten van het geding.

3.2.

[eiser] legt het volgende ten grondslag aan zijn vorderingen. [eiser] woont al sinds 2015 in de woning op het perceel (hierna: de woning). Eerst samen met zijn partner en na diens overlijden heeft [eiser] het recht van gebruik en bewoning gelegateerd gekregen. Zowel de erfgenamen als de hypotheekhouder hebben dit recht van [eiser] altijd gerespecteerd. [gedaagde] was hiervan op de hoogte bij de aankoop van het perceel. In de eerste plaats omdat hij ook betrokken was bij de veiling in 2019 maar daarnaast wist hij ook in 2022 dat [eiser] op grond van deze titel in de woning woonde. [eiser] werkt enkele dagen in de week in de randstad en verblijft dan bij kennissen maar hij woont voor het overige in de woning, dat is zijn hoofdverblijf. [gedaagde] heeft in eerste instantie met [eiser] gecorrespondeerd, maar is daarna overgegaan tot eigenrichting. Zo zijn er meerdere malen sloten geplaatst op hekken die toegang geven tot de achterzijde van de woning, zijn de sloten van de schuur en de woning ontwricht, werd de doorgang aan de linkerzijde meermaals geblokkeerd door o.a. een caravan en een paardentrailer, kwamen mensen zonder toestemming op het terrein, zijn de camera’s weggedraaid, werden er bedreigingen geuit met graffiti op de aanhangwagen en werd [eiser] in persoon en per e-mail (zoals in de e-mail van 4 augustus 2022) bedreigd. Uiteindelijk heeft [gedaagde] op 10 december 2022 ingebroken en zich de woning toegeëigend. Door de dreigementen is [eiser] sinds mei 2022 minder en sinds oktober 2022 helemaal niet meer woonachtig in de woning, maar dat is uitsluitend omdat hij wordt bedreigd. Door de handelswijze van [gedaagde] zijn onmiddellijk de grondrechten van [eiser] aangetast. De grondwet beschermt van oudsher het huisrecht. Dit is vastgelegd in artikel 12 van de Grondwet en is een uitwerking van het algemene recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Tevens maakt [gedaagde] een inbreuk op artikel 8 EVRM . Zelfs als [eiser] zonder recht of titel in de woning verbleef, was en is het [gedaagde] niet toegestaan om eigenhandig tot ontruiming over te gaan. Ten slotte dient ook op grond van een belangenafweging, mede het voorgaande in acht genomen, in het voordeel van [eiser] te worden beslist. [eiser] is al sinds 2015 woonachtig in de woning en [gedaagde] heeft de woning uitsluitend als belegging nodig, niet voor eigen gebruik.

4 Het verweer

4.1.

[gedaagde] concludeert dat de vordering dient te worden afgewezen met veroordeling van [eiser] in de kosten. [gedaagde] voert de volgende verweren aan.

4.2.

[eiser] heeft geen recht van gebruik- en bewoning. Het legaat is (mogelijk) een titel, maar het recht is nooit daadwerkelijk gevestigd door inschrijving. Op grond van artikel 3:98 van het Burgerlijk Wetboek (BW) jo. 3:89 BW vindt vestiging van een recht van gebruik- en bewoning plaats door inschrijving in de openbare registers van een voor vestiging bestemde, tussen partijen opgemaakte notariële akte. Omdat het recht van gebruik en bewoning niet is ingeschreven, is het niet gevestigd en kan het recht [gedaagde] niet worden tegengeworpen. Daarbij is het niet relevant of [gedaagde] wist van het door [eiser] gepretendeerde recht. Daarnaast heeft [eiser] zelf de veilingvoorwaarden van 2019 opgesteld. Daarin staat slechts dat [eiser] zegt het recht van gebruik- en bewoning te hebben. In de veilingvoorwaarden van 2022 wordt het recht ook niet meer genoemd. [gedaagde] hoefde dus niet te weten dat anno 2022 [eiser] nog een recht tot gebruik en bewoning zou hebben. Verder heeft [eiser] zich niet als een goed huisvader gedragen. De woning is ernstig vervuild en werd niet gebruikt voor bewoning. Dit is ook geconstateerd door de gemeente, waardoor zij het besluit heeft genomen om [eiser] uit te schrijven. [gedaagde] betwist dat hij [eiser] heeft bedreigd, het is juist [eiser] die hem heeft bedreigd. Er is ook geen sprake van een inbreuk op het huisrecht van [eiser] omdat [eiser] niet daadwerkelijk in de woning woonde. [gedaagde] heeft alleen de sloten vervangen van een aan hem toebehorende woning die ernstig vervuild was en niet meer feitelijk werd gebruikt voor bewoning.

5 De beoordeling

5.1.

Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.

Spoedeisend belang

5.2.

Het spoedeisend belang is niet betwist en volgt uit de aard van de vordering.

Recht van gebruik en bewoning

5.3.

[eiser] heeft niet betwist dat het recht van gebruik- en bewoning dat aan hem is gelegateerd, niet is ingeschreven in de openbare registers. Het recht van gebruik- en bewoning is een vorm van vruchtgebruik en dient daarom op dezelfde wijze als een recht van vruchtgebruik op een perceel te worden gevestigd. Het recht van vruchtgebruik wordt op grond van artikel 3:98 BW jo. 3:89 BW gevestigd door inschrijving in de openbare registers van een voor vestiging bestemde notariële akte. Nu voorgaande onbetwist niet is gebeurd, is het recht nooit gevestigd. Het enkel legateren van een recht van gebruik- en bewoning zorgt niet van rechtswege voor vestiging. [gedaagde] heeft het perceel daarom gekocht zonder dat het is beperkt met een recht van gebruik- en bewoning. Het maakt daarbij niet uit dat [gedaagde] al dan niet wist dat het recht van gebruik- en bewoning was gelegateerd aan [eiser] . De enkele wetenschap van het legaat zorgt op zichzelf niet voor gebondenheid aan het legaat noch voor vestiging van het in het legaat vernoemde recht. Dit betekent dat [eiser] het recht van gebruik- en bewoning niet aan [gedaagde] kon tegenwerpen. [eiser] verbleef daarom, in ieder geval, vanaf het moment dat [gedaagde] de woning aankocht zonder recht of titel in de woning.

Eigenrichting

5.4.

Voorgaande laat onverlet dat het [gedaagde] niet is toegestaan eigenrichting te plegen door eigenmachtig (zonder tussenkomst van de rechter) op te treden ter bescherming van zijn rechtspositie. Dat heeft [gedaagde] op 10 december 2022 wel gedaan. Hij heeft op die dag de sloten van de woning vervangen terwijl hij wist dat [eiser] aanspraak maakt op een woonrecht en daarover met hem in discussie was. Er bevond zich ook nog huisraad van [eiser] in de woning. Het gevolg daarvan is in dit geval echter niet dat het [eiser] moet worden toegestaan om in de woning te wonen in afwachting van een rechterlijke procedure gestart door [gedaagde] . Daarvoor bestaan twee redenen.

De eerste en belangrijkste reden is dat [eiser] vanaf mei 2022 steeds minder en sinds oktober 2022 helemaal niet meer in de woning verbleef. Er is daarom geen sprake geweest van inbreuk op zijn huisrecht. Dat zou anders kunnen zijn als [eiser] door stelselmatige bedreigingen van [gedaagde] niet meer in de woning durfde te verblijven, maar dat is onvoldoende aannemelijk geworden. Partijen beschuldigen elkaar over en weer van bedreigingen. Dat [gedaagde] [eiser] in e-mails op een dwingende toon aanspoorde om de woning te verlaten heeft in dit verband geen betekenis.

De tweede reden is van praktische aard. In deze procedure is al een voorlopig oordeel gegeven over de onhoudbaarheid van het standpunt van [eiser] over het recht van gebruik en bewoning. Daarmee is voorspelbaar wat de uitkomst wordt van een nieuwe procedure indien de feitelijke toestand zou worden hersteld naar die van voor 10 december 2022.

5.5.

Hoewel [gedaagde] eigenrichting heeft gepleegd, leidt dit dus niet tot toewijzing van de vorderingen van [eiser] . De belangenafweging leidt niet tot een ander oordeel.

Er is niet sprake geweest van een grove en schokkende vorm van eigenrichting die zonder meer ongedaan moet worden gemaakt. [eiser] verbleef al langere tijd elders en is door de eigenrichting niet acuut op straat komen te staan. Nu onvoldoende aannemelijk is geworden dat hij een recht- of titel heeft om in de woning te verblijven prevaleert het belang van [gedaagde] om over zijn eigendommen te beschikken.

5.6.

Ten aanzien van de in de woning nog aanwezige roerende goederen geldt dat [eiser] geen vordering heeft ingesteld voor de teruggave van de roerende goederen in geval zijn vordering tot ter beschikkingstelling van de woning wordt afgewezen. De vordering is bovendien onvoldoende gespecificeerd, het is niet duidelijk welke roerende zaken volgens [eiser] in de woning aanwezig waren. Ter zitting heeft [gedaagde] aangegeven dat de meubels nog in de woning aanwezig zijn. De voorzieningenrechter gaat er daarom vanuit dat partijen onderling regelen dat [eiser] binnen een door [gedaagde] gestelde termijn de gelegenheid krijgt om de meubels op te halen. Daarbij acht de voorzieningenrechter de stelling van [gedaagde] dat de meubels van [erflater] , en niet van [eiser] , waren niet van belang. [eiser] mocht volgens het testament de meubels gebruiken en niet is aangevoerd dat de erfgenamen enige aanspraak maken op de meubels.

5.7.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:

- griffierecht € 314,00

- salaris advocaat 697,00

Totaal € 1.011,00

6 De beslissing

De voorzieningenrechter

6.1.

wijst de vorderingen af,

6.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 1.011,00,

6.3.

veroordeelt [eiser] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 173,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiser] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 90,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.T.G. Roovers en in het openbaar uitgesproken op 3 februari 2023.

LS


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature