Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Verzoek tot schadevergoeding ex art. 10:12 lid 3 Wvggz deels toegewezen. De rechtbank Gelderland heeft bij beschikking van 16 januari 2022 een machtiging tot verlenen van verplichte zorg op grond van de Wvvgz ten aanzien van verzoekster verleend. Tegen deze beschikking is beroep in cassatie gesteld. Bij beschikking van de Hoge Raad van 16 september 2022 is de uitspraak van de rechtbank vernietigd en teruggewezen naar de rechtbank. De rechtbank had onvoldoende onderzocht of verzoekster bijstand van een andere advocaat wenste. Verzoekster heeft verzocht om schadevergoeding voor de dagen dat zij gedwongen in een psychiatrische kliniek heeft verbleven, voor de overige toegepaste vormen van verplichte zorg en voor het ontbreken van rechtsbijstand op de zitting van 19 januari 2022 en in de periode daarna. Bij beschikking van 12 december 2022 heeft de rechtbank Gelderland het teruggewezen verzoek ex-tunc verleend. Het verzoek om schadevergoeding voor de dagen dat verzoekster gedwongen in een psychiatrische kliniek heeft verbleven en voor de overige toegepaste vormen van verplichte zorg wordt derhalve afgewezen, omdat er wel sprake is geweest van een rechtsgeldige titel voor de gedwongen zorg. De rechtbank veroordeelt verweerder wel tot schadevergoeding voor het ontbreken van rechtsbijstand.

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en jeugdrecht

Zittingsplaats: Arnhem

Zaakgegevens: C/05/410234 / FA RK 22-3195

Beschikking van 12 december 2022 betreffende schadevergoeding als bedoeld in artikel 10:12 lid 3 Wvggz

In de zaak van:

[naam verzoekster] ,

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres] ,

hierna te noemen: verzoekster,

advocaat: mr. D.W. Beemers te Nijmegen,

ter verkrijging van een beslissing over een verzoek om schadevergoeding door:

de Staat der Nederlanden,

vertegenwoordigd door de Raad voor de rechtspraak (hierna: de Raad),

hierna te noemen: verweerder.

Advocaat: mr. L.A. Bettonvil te Den Haag.

1 Procesverloop

1.1.

Het procesverloop blijkt uit:

- het verzoekschrift met bijlagen, ingekomen ter griffie op 21 oktober 2022,

- het verweerschrift van de Raad, ingekomen ter griffie op 14 november 2022.

1.2.

De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 28 november 2022, in het gebouw van de rechtbank Gelderland op de locatie te Arnhem.

1.3.

Tijdens de mondelinge behandeling zijn de volgende personen verschenen en gehoord:

- verzoekster, bijgestaan door haar advocaat,

- dhr. [naam] , ambulant begeleider van het ACT-team, verbonden aan Pro Persona.

1.4.

De verweerder is – hoewel correct opgeroepen – niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen. Hij heeft bij e-mailbericht van 28 november 2022 te kennen gegeven niet tijdens de mondelinge behandeling te zullen verschijnen.

2 Feiten

2.1.

Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 19 januari 2022 is een machtiging tot het verlenen van verplichte zorg op grond van de Wvggz ten aanzien van verzoekster verleend. Tegen deze beschikking is beroep in cassatie ingesteld. Bij beschikking van de Hoge Raad van 16 september 2022 is de uitspraak van de rechtbank vernietigd en teruggewezen naar deze rechtbank.

2.2.

Bij beschikking van de rechtbank Gelderland van 12 december 2022 is opnieuw een zorgmachtiging voor de duur van zes maanden verleend.

3 Verzoek en verweer

3.1.

Verzoekster heeft verzocht om toekenning van een schadevergoeding voor het volgende:

de dagen dat zij gedwongen in een psychiatrische kliniek heeft verbleven. Voor de hoogte van de vergoeding wordt aansluiting gezocht bij de vergoedingen die worden toegekend bij voorlopig hechtenis, te weten € 100,- voor iedere dag dat verzoekster in de kliniek heeft verbleven, derhalve 43 x € 100,- = € 4300,- en een vergoeding voor de overige toegepaste vormen van verplichte zorg, te bepalen naar billijkheid;

een vergoeding voor het ontbreken van rechtsbijstand door een advocaat op de zitting van 19 januari 2022 en in de periode daarna, te bepalen naar billijkheid.

3.2.

Verzoekster heeft daartoe gesteld dat de rechtbank ter zitting van 19 januari 2022 ten onrechte niet heeft onderzocht of verzoekster bij de behandeling van het verzoek om verplichte zorg toevoeging van een andere advocaat wilde, nadat de advocaat van verzoekster tijdens de mondelinge behandeling te kennen had gegeven dat verzoekster niet langer door haar vertegenwoordigd wilde worden. De procedure die heeft geleid tot de zorgmachtiging, en de op grond daarvan toegepaste verplichte zorg, is niet zorgvuldig en in strijd met de wet geweest. Op grond van de zorgmachtiging heeft onder andere gedwongen opname in een psychiatrische kliniek plaatsgevonden, van 19 januari 2022 tot 4 maart 2022, alsmede het gedwongen gebruik van medicatie. Dat zijn behoorlijke inbreuken op de persoonlijke levenssfeer. Daarnaast heeft verzoekster vanaf de zitting bij de rechtbank op 19 januari 2022 geen bijstand meer gehad van een advocaat. Een cassatieadvocaat mag niet gezien worden als rechtshulp, nu hij geen hulp verleent in een lopende zaak. Het verlenen van rechtsbijstand is niet alleen het juridische bijstaan, maar ook de toelichting over wat gebeuren gaat en wat verzoekster haar rechtspositie is. Verzoekster was ten tijde van de zitting in paniek en kon haar belangen niet goed overzien.

4 Verweer van de Raad

4.1.

De Raad heeft de uitspraak van de Hoge Raad van 16 september 2022 bestudeerd en concludeert dat de rechtbank de wet niet in acht heeft genomen bij zijn beschikking van 19 januari 2022. Dit betekent – kort weergegeven – dat verzoekster op grond van artikel 10:12 lid 3 Wvggz recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding. De Raad stelt dat de rechtbank moet bepalen welke (dag)vergoeding billijk is.

4.3.

De Raad meent dat de vraag wat een ‘billijk’ bedrag aan immateriële schadevergoeding is, afhankelijk is van de vraag of er wel of niet een rechtsgeldige titel bestond ten tijde van de opname. De rechtbank dient hiervoor na de terugwijzing (met terugwerkende kracht) te beoordelen of op het tijdstip van de vernietigde beschikking voldoende grond bestond voor het verlenen van de verzochte machtiging (zie ECLI:NL:HR:2019:1202 r.o. 3.1.2 en 3.1.3). Deze machtiging dient er dan juist voor om te zorgen dat de gedwongen opname – eventueel alsnog - wordt voorzien van een geldige titel, of alsnog wordt afgewezen. Hoewel verzoekster, ook indien zij met rechtsgeldige titel opgenomen is geweest, mogelijk recht heeft op enige vergoeding van schade, zou deze schadevergoeding naar mening van de Raad in deze situatie lager moeten uitvallen, dan indien zij zonder rechtsgeldige titel opgenomen is geweest.

4.4.

De Raad geeft aan dat de situatie mede is ontstaan door toedoen van verzoekster zelf. Enerzijds heeft zij aangegeven dat zij niet wenste te worden bijgestaan door haar voormalige advocaat, maar anderzijds heeft zij ook zelf niet deelgenomen aan de zitting op 19 januari 2022 zodat zij zich over de vraag of zij dan een andere advocaat wenste, ook niet kon uitlaten. De Raad stelt dat deze omstandigheid aanleiding kan zijn om de hoogte van de schadevergoeding te matigen.

5 Beoordeling

5.1.

Indien de wet niet in acht is genomen door de officier van justitie of de rechter, kan verzoekster of de vertegenwoordiger op grond van het derde lid van artikel 10:12 Wvggz de rechter verzoeken tot schadevergoeding ten laste van de Staat. De rechter kent een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding toe.

Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en uit de bestreden beschikking blijkt dat de advocaat van betrokkene tijdens de mondelinge behandeling heeft meegedeeld dat betrokkene niet door haar wil worden bijgestaan, en dat zij niet namens betrokkene kan spreken. De rechtbank diende daarom te onderzoeken of betrokkene toevoeging van een andere advocaat wenste. Uit het proces-verbaal en uit de beschikking blijkt niet dat de rechtbank dit heeft onderzocht. Voor zover dat wel is gebeurd, heeft de rechtbank niet in haar beschikking vermeld wat het resultaat van dat onderzoek is geweest. Het onderdeel klaagt daar terecht over.

Bij beschikking van rechtbank Gelderland van 12 december 2022 is het verzoek tot een machtiging voor het verlenen van verplichte zorg op grond van de Wvggz ten aanzien van verzoekster, oorspronkelijk ingekomen ter griffie op 11 januari 2022, ex-tunc (opnieuw) verleend. Dat betekent dat er geen sprake is geweest van een gedwongen opname zonder rechtsgeldige titel noch van het verlenen van verplichte zorg zonder rechtsgeldige titel. De rechtbank is daarom van oordeel dat voor voornoemde geen schadevergoeding dient te worden toegekend.

5.2.

Gelet op de beschikking van de Hoge Raad en de verklaring van betrokkene ter zitting, komt de rechtbank tot de conclusie dat de rechtbank tijdens de zitting van 19 januari 2022 ten onrechte niet heeft onderzocht of betrokkene toevoeging van een andere advocaat wenste. Ter zitting heeft betrokkene toegelicht dat zij geen vertrouwen meer had in de aan haar toegevoegde advocaat, omdat die eerdere procedures had verloren. Betrokkene had echter wel een andere advocaat gewenst, wanneer de rechtbank daarnaar had gevraagd. Dit betekent dat sprake is geweest van het ten onrechte ontbreken van rechtsbijstand. Gelet op artikel 10:12 lid 3 Wvggz dient daar een billijke vergoeding tegenover te staan.

5.3.

Ten aanzien van de onderbouwing van de schade overweegt de rechtbank als volgt. In beginsel is het reguliere aansprakelijkheidsrecht van toepassing. Verzoekster moet stellen dat zij schade heeft geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen haar schade en de normschending. De wetgever heeft met artikel 10:12 lid 3 Wvggz een laagdrempelige regeling in de wet opgenomen ten aanzien van een verzoek om schadevergoeding door een belanghebbende. Om die reden stelt de rechtbank geen al te hoge eisen aan het bewijs van schade, als er maar enige onderbouwing is en voldoende aannemelijk is dat er schade is.

De rechtbank had betrokkene moeten vragen of zij bijstand door een andere advocaat wilde en wanneer betrokkene daarop instemmend had geantwoord, de zaak moeten aanhouden om haar een nieuwe advocaat toe te wijzen. Doordat dit niet is gebeurd, heeft betrokkene gedurende de gehele periode van de verleende zorgmachtiging (tot 19 augustus 2022) geen bijstand van een advocaat gehad. Uit de ter zitting gegeven toelichting blijkt dat betrokkene in haar kwetsbare situatie behoefte had gehad aam iemand die haar uitlegde wat er zou gebeuren en wat haar rechtspositie was. Door het ontbreken hiervan heeft zij spanning en frustratie ervaren.

5.4.

De rechtbank is van oordeel dat verzoekster om deze redenen recht heeft op schadevergoeding. Hierbij neemt de rechtbank geen mate van eigen schuld aan, gelet op de toelichting van de advocaat van verzoekster dat verzoekster ten tijde van de zitting in paniek was en haar belangen niet goed kon overzien. De rechtbank zal verweerder daarom veroordelen tot vergoeding van de schade, die de rechtbank naar billijkheid vaststelt op een totaalbedrag van € 250,-.

6 Beslissing

De rechtbank:

6.1.

veroordeelt de Staat der Nederlanden tot betaling van een bedrag van € 250,00 aan [naam verzoekster] ;

6.2.

verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;

6.3.

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mr. A.A. Roodenburg, rechter, in tegenwoordigheid van R. Boon, griffier, en uitgesproken op 12 december 2022.

Tegen deze beslissing staat hoger beroep open op grond van artikel 358 lid 1 Rv .


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature