U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De militaire kamer heeft een 25-jarige militair veroordeeld wegens het plegen van ontuchtige handelingen bij een collega, door ongevraagd op de kazerne bij haar in bed te gaan liggen en haar (onder andere) te betasten.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer: 05-201521-20

Datum uitspraak : 1 augustus 2022

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige militaire kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortejaar 1996] in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] .

Raadsvrouw: mr. F.F. Aarts, advocaat in Amsterdam.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen van 19 juli 2021 en 18 juli 2022.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 13 september 2019 te Hilversum, door één of meer feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden en/of ondergaan van één of meer ontuchtige handelingen, die bestonden uit het betasten en/of vastpakken en/of strelen van de (blote) borsten en/of de billen en/of de (onder)buik, althans van haar lichaam, en/of het zoenen op/in haar hals/nek en/of schouders en/of rug, althans op/van haar lichaam en/of het duwen/wrijven met verdachte's stijve penis tegen haar billen en/of benen, althans tegen haar lichaam en/of het brengen en/of duwen van zijn hand(en) in haar slip/string,

en bestaande die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte

(onverhoeds) (in een donkere kamer) bij die [slachtoffer] in bed is gaan liggen, terwijl zij lag te slapen en/of

zichzelf niet kenbaar had gemaakt, nadat die [slachtoffer] hem meermalen, althans eenmaal, [naam 1] had genoemd en/of die [slachtoffer] in de veronderstelling heeft gelaten dat hij [naam 1] was en/of

meermalen voorbij is gegaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen en/of fysieke handelingen van protest/weerstand.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, met uitzondering van het

betasten, vastpakken en strelen van de borsten van aangeefster. Aangeefster heeft hierover verklaard dat zij niet weet of dat gebeurd is, omdat zij haar handen voor haar borsten hield.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat twee situaties op die betreffende avond onderscheiden moeten worden. De eerste situatie betreft de zoektocht van verdachte naar collega [naam 3] , waarbij verdachte meerdere legeringskamers is binnengegaan en hij op enig moment aangeefster in een stabiele zijligging heeft gelegd, om ervoor te zorgen dat zij niet in haar eigen braaksel zou stikken wanneer zij zou overgeven. Gedurende de tweede situatie was verdachte in de veronderstelling dat hij in de kamer van ‘ [naam 2] ’ was, wiens kamer naast die van aangeefster lag. Verdachte heeft aan aangeefster, van wie hij dacht dat het [naam 2] was, gevraagd of hij in haar bed mocht liggen, heeft haar op haar been en haar buik gestreeld en haar schouder gekust. Toen aangeefster hem aansprak met ‘ [naam 1] ’ is hij weggegaan, omdat hij er daardoor achter kwam dat aangeefster niet [naam 2] was.

De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken. De verklaring van aangeefster is volgens de raadsvrouw onbetrouwbaar. Daarnaast kunnen alleen de door verdachte erkende handelingen bewezen worden verklaard en kunnen deze handelingen niet worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen. Verder is er onvoldoende bewijs aanwezig voor de (overige) tenlastegelegde feitelijkheden. Over het aangetroffen DNA van verdachte heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat uit het onderzoek niet blijkt wat de biologische sporen zijn geweest waaruit een DNA-profiel van verdachte is verkregen. Hierdoor kunnen aan het aangetroffen DNA onvoldoende conclusies verbonden worden. Ook heeft de raadsvrouw het standpunt ingenomen dat de voor een bewezenverklaring noodzakelijke dwang ontbreekt, nu onvoldoende bewijs aanwezig is dat sprake was van opzet op het handelen tegen de wil van aangeefster.

Beoordeling door de militaire kamer

Aangeefster en verdachte zijn beiden werkzaam bij Defensie. Aangeefster, verdachte en een aantal collega’s zijn geslaagd voor de opleiding Combat Life Saver (CLS). Om dat te vieren hebben zij op de avond van 12 september 2019 wat gedronken met collega’s, apart van elkaar. Aangeefster en verdachte sliepen die avond beiden op de Korporaal Van Oudheusdenkazerne in Hilversum. Zij kenden elkaar niet.

Betrouwbaarheid verklaringen van aangeefster

De militaire kamer is van oordeel dat de verklaringen die aangeefster heeft afgelegd,

nauwkeurig, gedetailleerd en consistent zijn. Aangeefster heeft verklaard dat zij na het incident verdachte op de gang is tegengekomen. Het viel haar op dat hij een bloedende wond aan zijn been had. Aangeefster wist op dat moment niet wie verdachte was en verkeerde in de veronderstelling dat [naam 1] bij haar in bed had gelegen. Aangeefster heeft toen globaal aan verdachte verteld dat er iemand bij haar in bed was geweest. Aangeefster heeft vervolgens [naam 1] telefonisch gesproken en hoorde van hem dat hij in een taxi zat en van niets wist. Ze is vervolgens naar de kamer van [naam 2] en [naam 4] gegaan en heeft hen verteld wat er was gebeurd en wat ‘ [naam 1] ’ had gedaan. Pas daarna kwam aangeefster terug op haar kamer en heeft zij het bloed in haar bed ontdekt. Door de bloedende wond aan het been van verdachte kreeg aangeefster het vermoeden dat verdachte bij haar in bed had gelegen. Uit voorgaande verklaring volgt dat aangeefster haar verhaal direct na het voorval heeft verteld aan meerdere collega’s. Dit ondersteunt de betrouwbaarheid van haar verklaringen. Daarbij wordt de verklaring van aangeefster naar het oordeel van de militaire kamer in voldoende mate ondersteund door de verklaring van verdachte, die bevestigt dat hij bij aangeefster in bed heeft gelegen en haar heeft gestreeld en gekust.

Verder acht de militaire kamer voor de betrouwbaarheid van de verklaringen van aangeefster nog relevant dat zij zich heeft beperkt tot de handelingen waarvan zij zich bewust is geweest en heeft erkend dat zij niet zeker weet of verdachte ook aan haar borsten heeft gezeten, omdat zij haar armen voor haar borsten hield. Hieruit blijkt dat aangeefster het incident niet groter maakt. Dit maakt haar verklaringen genuanceerd en ondersteunt naar het oordeel van de militaire kamer de betrouwbaarheid ervan.

Het vorenstaande maakt dat de militaire kamer de lezing van de feiten van aangeefster volgt.

Bewijs

Aangeefster heeft verklaard dat zij op 13 september 2019 lag te slapen en wakker werd omdat zij armen om zich heen voelde en voelde dat er iemand bij haar in bed lag. Zij dacht dat ‘ [naam 1] ’ bij haar in bed was gekropen. Aangeefster voelde dat zijn handen haar overal aanraakten, ondanks dat zij zijn handen steeds wegduwde en zei dat hij dat niet moest doen. Hij heeft haar billen vastgepakt, probeerde met zijn handen in haar slip te komen en die uit te trekken en probeerde haar te zoenen. Hij heeft haar in haar hals en nek en op haar schouders en rug gezoend. Ook voelde ze zijn stijve penis tegen haar been en billen. Aangeefster heeft gezegd dat ze een vriend heeft en dat hij weg moest gaan en heeft steeds geprobeerd hem weg te duwen. Pas na tien minuten, toen hij iemand aan hoorde komen, is ‘ [naam 1] ’ weggegaan.

De militaire kamer is van oordeel dat de verklaring van aangeefster wordt ondersteund door de verklaringen van verdachte dat hij dronken heeft rondgelopen en verschillende slaapruimtes van (ook vrouwelijke) collega’s is binnengegaan, bij aangeefster in bed is gaan liggen, haar been richting haar buik heeft gestreeld en een kus op haar schouder heeft gegeven.

Verder wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de uitslag van het DNA-onderzoek van de molton van het bed en van de slip van aangeefster. Uit het dossier blijkt dat het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) een DNA-onderzoek naar biologische sporen heeft uitgevoerd. Uit dat onderzoek blijkt dat de molton is onderzocht op de aanwezigheid van bloed en er twee bloedsporen zijn bemonsterd (AAEE1891NL#01 en AAEE1891NL#02). Gebleken is dat uit een van de bloedsporen (AAEE1891NL#02) een DNA profiel is verkregen dat afkomstig kan zijn van verdachte. Naar berekening van het NFI is het meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer dat DNA van verdachte is dan van een willekeurige onbekende, niet aan verdachte verwante, persoon. Verder is uit het onderzoek gebleken dat op linker binnenzijde van de tailleband van de slip van aangeefster DNA-mengprofielen zijn aangetroffen. Naar berekening van het NFI is het 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer dit mengprofiel het DNA van slachtoffer, verdachte en een willekeurige onbekende persoon bevat, dan wanneer het DNA bevat van aangeefster en twee willekeurige onbekende personen. De militaire kamer acht vorenstaand voldoende bewijs voor de omstandigheid dat er bloed van verdachte op de molton van het bed van aangeefster is aangetroffen en dat het DNA van verdachte is aangetroffen op de linker binnenzijde van de tailleband van de slip van aangeefster. Dat niet bekend is uit welke biologische sporen het DNA is verkregen, maakt deze conclusie niet anders. Dit is ook niet van belang voor de beoordeling van het door verdachte geschetste alternatieve scenario. Het verweer van de raadsvrouw hieromtrent wordt dan ook verworpen.

Verdachte heeft ontkend met zijn hand in de slip van aangeefster te hebben gezeten of te hebben geprobeerd deze uit te trekken. Geconfronteerd met de berekening van het NFI ten aanzien van zijn DNA op de binnenzijde van de tailleband van de slip van aangeefster heeft verdachte een verklaring gegeven. Hij heeft verklaard dat hij de schouders en heup van aangeefster heeft aangeraakt toen hij haar in een stabiele zijligging legde en dat zijn DNA mogelijk op die manier op de slip terecht is gekomen. De militaire kamer overweegt dat verdachte in zijn eerste verhoor heeft aangegeven dat er een deken tussen zat, toen hij aangeefster bij haar schouders en heup pakte om haar in een stabiele zijligging te leggen. Verder geeft de lezing van verdachte ook geen uitleg over hoe zijn DNA op de binnenzijde van de tailleband van de slip van aangeefster terecht is gekomen. De verklaring van aangeefster, dat iemand probeerde met zijn hand in haar slip te komen en probeerde haar slip uit te trekken, wordt daarentegen wel ondersteund door het aangetroffen DNA op de binnenzijde van de slip. De militaire kamer acht de door verdachte alternatieve geschetste gang van zaken dan ook niet aannemelijk geworden.

Op grond van al het vorenstaande is naar het oordeel van de militaire kamer wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde handelingen zoals door aangeefster geschetst heeft begaan. De vragen die de militaire kamer vervolgens dient te beantwoorden, is of er sprake is geweest van ontuchtige handelingen en of aangeefster werd gedwongen om deze handelingen te dulden en/of te ondergaan.

Ontuchtige handelingen

De militaire kamer kwalificeert de door verdachte verrichte handelingen als ontuchtig. Het op een kazerne van Defensie bij een (slapende, onbekende) vrouwelijke collega in bed gaan liggen en het betasten en kussen van die collega, is zonder meer in strijd met een sociaal-ethische norm. Aangeefster wilde niet dat verdachte haar op de hiervoor omgeschreven wijze aanraakte en heeft hiertoe geen enkele aanleiding gegeven.

Dwang

Verdachte is de kamer van aangeefster binnengegaan, midden in de nacht, zonder zichzelf kenbaar te maken. Aangeefster lag te slapen. Bij haar werden door verdachte volkomen onverwacht, onverhoeds, ontuchtige handelingen verricht. Verdachte is daarbij meermaals voorbij gegaan aan de uitspraken van aangeefster dat hij moest stoppen en weg moest gaan en aan het gegeven dat zij hem meermaals fysiek heeft geprobeerd weg te duwen. Door op deze wijze te handelen en voorbij te gaan aan de tekenen van weerstand van aangeefster, heeft verdachte een situatie gecreëerd waarin aangeefster werd gedwongen tot het dulden van de ontuchtige handelingen.

3 De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 13 september 2019 te Hilversum, door één of meer feitelijkheden [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden en/of ondergaan van één of meer ontuchtige handelingen, die bestonden uit het betasten en/of vastpakken en/of strelen van de (blote) borsten en/of de billen en/of de (onder)buik, althans van haar lichaam, en/of het zoenen op/in haar hals/nek en/of schouders en/of rug, althans op/van haar lichaam en/of het duwen/wrijven met verdachtes stijve penis tegen haar billen en/of benen, althans tegen haar lichaam en/of het brengen en/of duwen van zijn hand(en) in haar slip/string,

en bestaande die één of meer feitelijkheden hierin dat verdachte

(onverhoeds) (in een donkere kamer) bij die [slachtoffer] in bed is gaan liggen, terwijl zij lag te slapen en/of

zichzelf niet kenbaar had gemaakt, nadat die [slachtoffer] hem meermalen, althans eenmaal, [naam 1] had genoemd en/of die [slachtoffer] in de veronderstelling heeft gelaten dat hij [naam 1] was en/of

meermalen voorbij is gegaan aan haar verbale en/of non-verbale signalen en/of fysieke handelingen van protest/weerstand.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

feitelijke aanranding van de eerbaarheid.

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar met daaraan gekoppeld als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de Reclassering en diagnostiek en ambulante behandeling.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft gevraagd rekening te houden met het VGB-beleid bij Defensie. Gelet op het tijdsverloop en de schending van de redelijke termijn en de blanco justitiële documentatie, vraagt zij een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, desnoods gecombineerd met een taakstraf.

De beoordeling door de militaire kamer

De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte. De militaire kamer heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan feitelijke aanranding van de eerbaarheid. Verdachte is bij aangeefster in bed gaan liggen en heeft haar volkomen onverwacht, zonder enige aanleiding, betast en is daarmee doorgegaan toen aangeefster verbaal en fysiek aangaf dat zij dat niet wilde. Door op die manier te handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Verdachte heeft hiermee gedrag vertoond dat op geen enkele wijze past bij het ambt van een militair en hij had zich moeten realiseren dat dergelijk gedrag ontoelaatbaar is. Juist een legeringskamer op een kazerne is een plaats waar een militair zich veilig moet kunnen voelen. Verdachte heeft hiermee op geen enkele wijze rekening gehouden en de gedragsregels zoals deze binnen Defensie gelden geschonden. Dat het voorval veel impact heeft gehad op aangeefster blijkt onder meer uit de schriftelijke slachtofferverklaring, zoals voorgelezen tijdens de terechtzitting.

De militaire kamer houdt – anders dan de officier van justitie – in het voordeel van verdachte rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Ook heeft de militaire kamer acht geslagen op de aard van de verrichte handelingen en het korte tijdsbestek waarin het gepleegde feit heeft plaatsgevonden. Verder heeft het voorval reeds nadelige gevolgen gehad voor verdachte. Hij is namelijk negen maanden geschorst geweest en is overgeplaatst naar een andere kazerne. Daarnaast blijkt uit het uittreksel uit de justitiële documentatie dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens strafbare feiten.

Alles afwegende acht de militaire kamer een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een taakstraf van 200 uren, met een proeftijd van 2 jaren, passend en geboden.

De militaire kamer begrijpt dat de oplegging van een straf die hoger is dan de maxima uit het VGB-beleid van Defensie kan leiden tot intrekking van de VGB van verdachte en uiteindelijk tot ontslag. Hieraan is in dit geval evenwel geen doorslaggevend gewicht toegekend in het voordeel van verdachte, omdat de militaire kamer van oordeel is dat de ernst van de gepleegde feiten een straf rechtvaardigen die hoger is dan de maxima uit het VGB-beleid. De militaire kamer heeft hierbij betrokken dat de oplegging van een hogere straf niet automatisch leidt tot intrekking van de VGB, maar een eigen bestuursrechtelijke beoordeling vergt waarbij rekening wordt gehouden met alle specifieke omstandigheden van het geval.

8 De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.650,03 aan materiële schade en € 2.575,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

Standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Gelet op de bepleite vrijspraak heeft de verdediging zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Subsidiair heeft de verdediging een aantal kanttekeningen geplaatst bij de materiële vordering, betreffende de netto inkomstenderving door de gemiste uitzending, de parkeerkosten voor het bezoek aan de psycholoog en de reiskosten voor het bijwonen van de zitting. Verzocht is deze delen van de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. Verder is verzocht de immateriële vordering te matigen.

Overweging van de militaire kamer

Naar het oordeel van de militaire kamer is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen schade heeft geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is.

De gevorderde materiële schade, bestaande uit reis- en parkeerkosten van totaal € 78,62, acht de militaire kamer voldoende onderbouwd en aldus toewijsbaar. Verder heeft de benadeelde partij materiële schade ter hoogte van € 1.571,41 gevorderd, zijnde netto inkomstenderving vanwege een gemiste uitzending. De militaire kamer overweegt dat uit de overgelegde bijlage blijkt dat deze inkomsten zouden bestaan uit een oefentoelage en dat nu de benadeelde partij niet op oefening is geweest, er geen prestatie tegenover heeft gestaan. Om die reden heeft zij geen recht op inkomstenderving. Dit deel van de vordering zal aldus worden afgewezen.

Bij het begroten van de immateriële schade heeft de militaire kamer aansluiting gezocht bij wat in soortgelijke zaken doorgaans wordt toegewezen. De militaire kamer zal de gevorderde immateriële schade naar maatstaven van billijkheid vaststellen op een bedrag van € 1.000 en de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot vergoeding van immateriële schade. Voor het meerdere zal zij zich tot de burgerlijke rechter kunnen wenden.

Verdachte is vanaf 13 september 2019, de datum van het gepleegde feit, de wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9 De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 22c, 22d, 36f en 246 van het Wetboek van Strafrecht .

10 De beslissing

De militaire kamer:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;

 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;

 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;

 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 78,62 aan materiële schade en € 1.000 aan smartengeld, (vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald);

 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;

legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer], een bedrag te betalen van € 1.078,62 aan materiële schade/smartengeld. (Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 december 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald.) Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 20 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), en mr. M. Duifhuizen, rechters, en Kapitein-ter-zee (LD) mr. F.E. Venema, militair lid, in tegenwoordigheid van mr. S. Benbouazza, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 1 augustus 2022.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door een verbalisant van de Koninklijke Marechaussee, Brigade Recherche, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 20071410002142, gesloten op 14 juli 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster d.d. 13 september 2019, p. 25; het proces-verbaal van verhoor van verdachte d.d. 13 september 2019, p. 55.

Het proces-verbaal van verhoor van aangeefster d.d. 13 september 2019, p. 25.

Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 18 juli 2022.

Rapport Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedenmisdrijf gepleegd in Hilversum op 13 september 2019, p. 131-135.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature