Uitspraak
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 21/1328
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 juni 2022 in de zaak tussen [eiser] , v-nummer [nummer] , eiser(gemachtigde: mr. G.J. van der Graaf),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
In het besluit van 3 september 2020 heeft verweerder het verzoek van eiser om naturalisatie afgewezen.
In het bestreden besluit van 27 januari 2021 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 8 februari 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is, met bericht van verhindering, niet verschenen.
De rechtbank heeft het onderzoek heropend.
Verweerder en eiser hebben nadere stukken ingediend.
Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht heeft de rechtbank bepaald dat een nader onderzoek ter zitting achterwege blijft. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Overwegingen
Inleiding
1. Eiser stelt afkomstig te zijn uit Sierra Leone en te zijn geboren op [datum] 1983. Hij is met ingang van 1 juni 2001 in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Met ingang van 15 juni 2007 is eiser in het bezit gesteld van een verblijfsvergunning op grond van de Regeling afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (Ranov).
2. Eiser heeft op 18 september 2019 een verzoek om naturalisatie ingediend. Ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit heeft eiser een paspoort en een geboorteakte overgelegd. Verweerder heeft het verzoek om naturalisatie afgewezen, omdat hij ernstig twijfelt aan de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit. Verweerder wijst er in dit kader op dat de resultaten van het leeftijdsonderzoek en de taalanalyse uit de asielprocedure niet overeenstemmen met eisers gestelde identiteit en nationaliteit. Verder is volgens verweerder aan het overgelegde Sierra Leoonse paspoort van eiser geen deugdelijk identificatieproces voorafgegaan.
Wat is het toetsingskader?
3. Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat de verlening van het Nederlanderschap, wegens de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht is en verweerder dan ook bevoegd is om op de daartoe geëigende wijze bewijs van de gestelde identiteit en nationaliteit van eiser te verlangen. Gelet hierop is het in de naturalisatieprocedure aan verweerder om te beoordelen of eiser met de door hem overgelegde documenten zijn nationaliteit en identiteit heeft aangetoond. Hieruit volgt dat verweerder in deze procedure niet zonder meer is gebonden aan de door eiser overgelegde documenten, ook al zijn die documenten als zodanig, los van de inhoud van de documenten, hoogstwaarschijnlijk echt.
Heeft verweerder terecht overwogen dat de identiteit van eiser niet is komen vast te staan?
4. Eiser betoogt dat zijn identiteit is komen vast te staan. Hij stelt een originele en authentieke geboorteakte te hebben overgelegd, waaruit een geboortedatum van [datum] 1983 blijkt. Verweerder twijfelt op basis van een leeftijdsonderzoek uit 2000 ten onrechte aan de geboortedatum van eiser. Bij dat leeftijdsonderzoek hoort een foutmarge van 5%, waardoor verweerder niet kan uitsluiten dat eiser op [datum] 1983 is geboren. Daarnaast mag het niet voor zijn rekening komen dat de geboortedatum op de geboorteakte eventueel onjuist is, omdat uit het Algemeen Ambtsbericht van Sierra Leone uit 2011 volgt dat geboorten in Sierra Leone niet altijd goed worden geregistreerd.
4.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de geboortedatum van eiser niet onomstotelijk is vast komen te staan, omdat uit het leeftijdsonderzoek blijkt dat eiser vier tot vijf jaar ouder is dan hij stelt te zijn.
4.2.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser met het overleggen van de geboorteakte de ontstane twijfel over zijn leeftijd niet heeft weggenomen. De rechtbank stelt allereerst vast dat al in de asielprocedure is getwijfeld aan de door eiser opgegeven personalia. Op grond van het leeftijdsonderzoek is toen al komen vast te staan dat eiser is geboren in 1979 of eerder. Dat verschilt ten minste vier jaar met de gestelde geboortedatum van eiser. Eiser heeft dit verschil onvoldoende verklaard. Dat het leeftijdsonderzoek een foutmarge van 5% kent, maakt dit niet anders. Deze foutmarge maakt de uitkomsten van het leeftijdsonderzoek niet zonder meer onbetrouwbaar en verklaart het verschil tussen de gestelde en de gemeten geboortedatum van eiser ook niet. Dat geboorten in Sierra Leone vaak te laat worden geregistreerd, zoals uit het Algemeen Ambtsbericht blijkt, geeft evenmin aanleiding voor een ander oordeel. Ook daarmee verklaart eiser niet waarom de beide geboortedata uiteenlopen en bovendien wil een te laat geregistreerde geboortedatum niet zeggen dat de geboortedatum ook onjuist wordt geregistreerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Heeft verweerder terecht overwogen dat de nationaliteit van eiser niet is komen vast te staan?
Taalanalyse
5. Eiser betoogt in de eerste plaats dat het rapport van de taalanalyse uit 2006 onvoldoende grond is om te twijfelen aan zijn nationaliteit. Hij stelt dat zijn nationaliteit niet met zekerheid met een taalanalyse kan worden vastgesteld, in het bijzonder omdat de taalanalist niet bekend was met het feit dat eiser afkomstig is uit het grensgebied tussen Sierra Leone en Guinee en met de daar gesproken taalvariant. Daarnaast had de taalanalist rekening moeten houden met de omstandigheid dat eiser op het moment van de taalanalyse reeds geruime tijd in Nederland verbleef en hier veelvuldig contact had met Guinese taalgenoten. Eiser stelt tot slot dat verweerder het ontbreken van contra-expertise niet aan hem mocht tegenwerpen, omdat hij zijn asielprocedure in 2007 heeft gestaakt om in aanmerking te komen voor een Ranov-vergunning en het niet mogelijk is om vijftien jaar later nog een contra-expertise te laten uitvoeren.
5.1.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat de taalanalyse een deskundigenadvies is, waarvan verweerder bij de beoordeling van het onderhavige onderzoek mag uitgaan. De door eiser geplaatste kritische kanttekeningen maakt dit niet anders. Doordat eiser geen contra-expertise heeft verricht om de uitkomsten van de taalanalyse te weerleggen blijft de gerezen twijfel over de identiteit en nationaliteit bestaan, aldus verweerder.
5.2.
Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling is het rapport van een taalanalyse een deskundigenadvies aan verweerder. Verweerder mag op het advies van een deskundige afgaan, nadat hij is nagegaan of dit advies op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redenering daarin begrijpelijk is en de getrokken conclusies daarop aansluiten. Als een partij concrete aanknopingspunten voor twijfel aan de zorgvuldigheid van de totstandkoming van het advies, de begrijpelijkheid van de in het advies gevolgde redenering of het aansluiten van de conclusies daarop naar voren heeft gebracht, mag verweerder niet zonder nadere motivering op het advies afgaan.
5.3.
De conclusie uit het rapport taalanalyse van 8 augustus 2006 is dat eiser eenduidig niet herleidbaar is tot een spraakgemeenschap binnen Sierra Leone en eenduidig te herleiden is tot de spraak- en cultuurgemeenschap binnen Guinee. Het rapport is afgenomen door een taalanalist die afkomstig is uit Sierra Leone. Zijn moedertaal is Fula. Daarnaast beheerst hij het Krio, de gemeenschappelijke taal van Sierra Leone. Uit het rapport blijkt dat eiser geen Krio beheerst, terwijl hij Franse leenwoorden gebruikt in het Fula zoals dat gangbaar is in Guinee en niet gangbaar in Sierra Leone. Verder blijkt uit het rapport dat eiser weinig tot niets kan verklaren over algemene zaken van Sierra Leone, zoals de president, de hoofdstad en de vlag. De rechtbank is van oordeel dat het rapport op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen, de redeneringen begrijpelijk zijn en de getrokken conclusies daarop aansluiten. De door eiser naar voren gebrachte kritiekpunten leiden niet tot een ander oordeel. Daartoe acht de rechtbank van belang dat uit het rapport taalanalyse blijkt dat de taalanalist bij het rapport heeft betrokken dat eiser naar gesteld afkomstig is uit de grensregio tussen Sierra Leone en Guinee. In het rapport wordt immers opgemerkt dat eiser heeft verklaard geboren te zijn in Leya, Koindu te Sierra Leone. De juistheid van deze plaatsnamen zijn door eiser niet betwist. Het enkele feit dat het rapport taalanalyse er geen melding van maakt dat eiser al geruime tijd in Nederland verbleef, maakt niet dat de taalanalyse in zijn geheel onzorgvuldig is. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiser geen concrete aanknopingspunten voor twijfel naar voren heeft gebracht. Dit betekent dat verweerder de bevindingen van het rapport taalanalyse aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft mogen leggen. Eiser heeft geen contra-expertise overgelegd waaruit een andere conclusie volgt. Dat dit gelet op het tijdsverloop onmogelijk zou zijn, volgt de rechtbank niet. Hiertoe acht de rechtbank van belang dat eiser op zitting heeft toegelicht geen nader onderzoek te hebben gedaan naar de (on)mogelijkheid van een contra-expertise zodat het blijft bij een enkele stelling. Gelet hierop stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat ernstige twijfel bestaat aan de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit. De beroepsgrond slaagt niet.
Paspoort
6. Eiser stelt, onder verwijzing naar de uitspraken van de Afdeling van 22 mei 2019 en 10 juli 2019 dat van de juistheid van het overgelegde paspoort dient te worden uitgegaan. Verweerder betwist immers niet dat dit paspoort echt is. Verweerder vereist dan ook ten onrechte dat eiser aantoont dat zijn paspoort aan hem persoonlijk is afgegeven. Verder heeft eiser erop gewezen dat het door hem overgelegde paspoort een biometrisch paspoort is. Dit betekent dat zijn pasfoto en vingerafdrukken in dat paspoort zijn opgeslagen. Hiermee is gegarandeerd dat hij in persoon voor de Sierra Leoonse autoriteiten is verschenen zodat kan worden uitgegaan van de inhoudelijke juistheid van dit paspoort. In dat verband heeft eiser ook een verklaring van de Sierra Leoonse ambassade in Brussel overgelegd.
6.1.
Verweerder stelt zich, onder verwijzing naar rechtspraak van de Afdeling, op het standpunt dat eiser met het door hem overgelegde paspoort zijn nationaliteit niet heeft aangetoond. Eiser heeft namelijk niet aangetoond dat aan de afgifte van het paspoort een deugdelijk identificatieproces vooraf is gegaan. Het feit dat eiser in het bezit is van een biometrisch paspoort is hier geen bewijs van, omdat uit ambtelijke informatie is gebleken dat biometrische paspoorten uit Sierra Leone niet altijd in persoon worden aangevraagd en afgehaald. Bovendien heeft eiser niet aangetoond dat hij daadwerkelijk naar Sierra Leone is afgereisd om het paspoort af te halen. De overgelegde verklaring van de Sierra Leoonse ambassade maakt dit niet anders, omdat niet blijkt waarop die verklaring is gebaseerd anders dan op het overgelegde paspoort.
6.2.
De rechtbank merkt allereerst op dat uit de rechtspraak van de Afdeling zoals weergegeven onder 3 volgt dat verweerder in deze procedure een eigen onderzoeksplicht heeft voor wat betreft de door eiser overgelegde documenten en niet zonder meer gebonden is aan de inhoud daarvan. De rechtbank volgt eiser dan ook niet in zijn betoog dat verweerder zonder meer van de inhoud van het door hem overgelegde paspoort heeft hoeven uitgaan. De door eiser aangehaalde uitspraken van de Afdeling leiden niet tot een ander oordeel, omdat geen sprake is van vergelijkbare zaken. In deze zaken was namelijk sprake van een ander toetsingskader, de Wet basisregistratie personen. Bovendien blijkt uit deze uitspraken niet dat er, zoals in de onderhavige zaak, ernstige twijfels waren over de gestelde identiteit en nationaliteit van de vreemdelingen. In het licht van de reeds door het leeftijdsonderzoek en taalanalyse gerezen twijfel stelt verweerder zich terecht op het standpunt dat eiser deze twijfel niet heeft weggenomen met het door hem overgelegde paspoort. Verweerder heeft terecht gesteld dat niet is gebleken van een deugdelijk identificatieproces voorafgaand aan de afgifte van het paspoort. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij in Sierra Leone is geweest om het paspoort aan te vragen en op te halen. Uit de stukken blijkt slechts dat eiser van Brussel naar Guinee is gereisd, maar niet dat hij in Sierra Leone is geweest. Dat het overgelegde paspoort een biometrisch paspoort is waarbij de pasfoto en vingerafdrukken van eiser zijn opgeslagen, maakt dit niet anders. Anders dan eiser stelt, is hiermee niet gegarandeerd dat eiser in persoon voor de Sierra Leoonse autoriteiten is verschenen. De rechtbank acht hierbij van belang dat verweerder heeft gesteld dat uit ambtelijke informatie is gebleken dat dat biometrische paspoorten in Sierra Leone niet altijd in persoon worden aangevraagd en afgehaald. De rechtbank ziet geen reden om aan deze mededeling te twijfelen. Eiser heeft weliswaar het tegendeel gesteld, maar heeft deze stelling niet onderbouwd. Het overgelegde nieuwsbericht ‘Sierra Leone: V.P. Joh launches e-passport’ van 1 september 2015 is hiertoe onvoldoende. In dit nieuwsbericht wordt immers geen duidelijkheid gegeven over de aanvraag- en afgifteprocedure van een dergelijk paspoort. De rechtbank is verder met verweerder van oordeel dat aan de verklaring van de Sierra Leoonse ambassade niet de waarde gehecht kan worden die eiser daaraan gehecht wenst te zien. Zolang niet buiten twijfel is dat aan het door eiser overgelegde paspoort een deugdelijk identificatieproces is voorafgegaan, kan de verklaring van de Sierra Leoonse ambassade die is gebaseerd op dit paspoort die ontstane twijfel niet wegnemen. De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de Afdeling van 13 september 2017. De beroepsgrond slaagt niet.
Bewijsnood
7. Eiser betoogt tot slot dat niet valt in te zien hoe hij ooit zijn identiteit en nationaliteit kan aantonen indien de documenten die hij hieromtrent heeft overgelegd worden gekwalificeerd als ‘onjuist’ op grond van eerder door verweerder verricht onderzoek. Over de geboorteakte voert eiser nog aan dat hij niet kan bewijzen dat de overgelegde geboorteakte op hem betrekking heeft en de juiste geboortedatum bevat, omdat hij geen familie meer heeft. Daardoor stelt hij nooit te kunnen naturaliseren tot Nederlander. Hij wijst in dat verband op een motie van uit de Tweede Kamer over Ranov-vergunninghouders die tot een beleidswijziging heeft geleid met betrekking tot het documentatievereiste.
7.1.
De rechtbank vat het betoog van eiser op als een beroep op bewijsnood. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling dient eiser aan te tonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om in het bezit te komen van de gevraagde documenten. De enkele stelling dat eiser geen ouders meer heeft, maakt niet dat er sprake is van bewijsnood. Dat gaat immers over de vraag of eiser al het mogelijke heeft gedaan om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dat niet gedaan, omdat eiser onder meer geen duidelijkheid heeft verschaft over hoe hij de overgelegde geboorteakte en het overgelegde paspoort heeft verkregen. Het beroep op de motie leidt ten slotte niet tot het door eiser beoogde resultaat. Verweerder heeft er in beroep terecht op gewezen dat een vreemdeling alleen kan worden vrijgesteld van het documentatievereiste indien er geen gerede twijfel bestaat over de gestelde identiteit en nationaliteit van de Ranov-vergunninghouder.Verweerder merkt, gelet op het voorgaande, terecht op dat er in de onderhavige zaak sprake is van gerede twijfel. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S. Gaastra, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.B. ter Beke, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 2 juni 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.
ABRvS 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1461, r.o. 4.1; ABRvS 20 maart 2019, ECLI:NL:RVS:2019:851, r.o. 5.2; ABRvS 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:109, r.o. 3.2.
Eiser wijst in dit kader op het Algemeen Ambtsbericht over Sierra Leone van maart 2011, p. 34.
ABRvS 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566, r.o. 4.1; ABRvS 22 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:197, r.o. 2.3;
ABRvS 22 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1626.
ABRvS 10 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2361.
Verweerder verwijst naar ABRvS 17 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:109; ABRvS 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2483.
ABRvS 13 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2483.
Kamerstukken II 2020/21, 35 483, nr. 68.
Zie onder ABRvS 1 februari 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV2474 en ABRvS 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566.
Kamerstukken II 2020/21, 19 637, nr. 2757, p. 6-7 en ABRvS 17 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2566.