Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van een inmiddels 21-jarige man uit Arnhem wegens het medeplegen van een poging tot overval op een snackbar, kort voor sluitingstijd, in april 2020 in Oosterbeek. Toepassing van jeugdstrafrecht. Opgelegd wordt een deels voorwaardelijke jeugddetentie van 130 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. Aan de voorwaardelijke veroordeling zijn bijzondere voorwaarden verbonden. De proeftijd bedraagt 2 jaar. Daarnaast is een taakstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen vervangende jeugddetentie opgelegd. Ook moet de man samen met zijn mededaders € 536,40 aan materiële schade aan de snackbar vergoeden en € 900,- immateriële schadevergoeding betalen aan een van medewerkers van de snackbar.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer: 05/104275-20

Datum uitspraak : 14 januari 2022

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 2000 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] .

Raadsman: mr. G. Altena, advocaat in Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 10 april 2020 te Oosterbeek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

goederen en/of geld van zijn of haar gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten

dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,

te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

- zich naar snackbar [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven,

- aldaar met gezichtsbedekkende kleding en een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of met een houten stok, in elk geval een slagvoorwerp, in de

hand de snackbar heeft/hebben begeven en/of

- ( vervolgens) in de snackbar “dit is een overval” heeft/hebben geroepen, in elk

geval woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 10 april 2020 te Oosterbeek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving

een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld in vereniging (artikel 312 Wetboek van Strafrecht ) opzettelijk

- donkere kleding,

- gezichtsbedekkende kleding en/of

- één of meerdere mes(sen)

kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of (vervolgens)

- onder een viaduct voornoemde donkere kleding heeft/hebben aangetrokken en/of

- met een mes en/of stok zich naar snackbar [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven;

2.

hij op of omstreeks 10 april 2020 te Oosterbeek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] of aan een derde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde

- zich naar snackbar [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven,

- aldaar met gezichtsbedekkende kleding en een mes, in elk geval een scherp en/of

puntig voorwerp en/of met een houten stok, in elk geval een slagvoorwerp, in de hand de snackbar heeft/hebben begeven en/of

- ( vervolgens) in de snackbar “dit is een overval” heeft/hebben geroepen, in elk

geval woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 10 april 2020 te Oosterbeek, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten afpersing in vereniging (artikel 317 Wetboek van Strafrecht ) opzettelijk

- donkere kleding,

- gezichtsbedekkende kleding en/of

- één of meerdere mes(sen)

kennelijk bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft/hebben verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft/hebben gehad en/of (vervolgens)

- onder een viaduct voornoemde donkere kleding heeft/hebben aangetrokken en/of

- met een mes en/of stok zich naar snackbar [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Deze zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer: 05/122454-20) en [medeverdachte 2] (parketnummer: 05/122487-20). Zij worden in dit vonnis verder aangeduid als [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Verdachte wordt in dit vonnis aangeduid als [verdachte] .

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich schuldig hebben gemaakt aan het medeplegen van een poging tot diefstal met geweld en aan het medeplegen van een poging tot afpersing. Van vrijwillige terugtred is geen sprake.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] wordt vrijgesproken van de primair ten laste gelegde feiten. Daartoe is aangevoerd dat het handelen van verdachten naar uiterlijke verschijningsvorm niet kan worden beschouwd als gericht op voltooiing van het misdrijf. Ook had [verdachte] niet de opzet om de ten laste gelegde feiten te plegen.

In het geval de rechtbank desondanks oordeelt dat er wel sprake is geweest van een ‘poging overval’ dan is de poging onvoltooid. [verdachte] liep de snackbar in en direct weer uit. Er is dus sprake van vrijwillige terugtred. De raadsman heeft bepleit dat [verdachte] eveneens wordt vrijgesproken van de subsidiair ten laste gelegde feiten. [verdachte] wilde een niet strafbare act opvoeren.

Beoordeling door de rechtbank

Start van het onderzoek

Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij op 10 april 2020 in de avond aan het werk was bij snackbar [slachtoffer 2] (hierna: de snackbar). Hij stond achter de kassa toen de deur open ging en hij twee jongens naar binnen zag komen. Aangever heeft verklaard dat één van de jongens “dit is een overval” riep. Daarna draaiden beide jongens zich om en liepen de snackbar uit. Verder heeft hij verklaard dat na ongeveer drie minuten de deur weer open ging. Door de kier van de deur zag hij dat de jongens voor de deur heen en weer liepen. Aangever [slachtoffer 3] liep toen samen met collega [slachtoffer 4] naar de deur en zag dat de jongens wegrenden. Collega [slachtoffer 4] is toen achter de jongens aangerend.

Uit de verklaring van [slachtoffer 4] volgt dat hij drie jongens zag, kort nadat de deur voor de tweede keer was open gegaan.

De politie heeft de camerabeelden van de snackbar bekeken. Daaruit volgt dat twee personen kort achter elkaar de snackbar binnen liepen. De eerste persoon droeg onder meer een zwarte sjaal voor de mond, de tweede droeg onder meer donkergekleurde handschoenen. De tweede persoon had in zijn hand een voorwerp van ongeveer 20-25 centimeter lang, lijkend op een steekvoorwerp. Op het moment dat persoon 2 naar binnenliep, draaide persoon 1 zich om richting de uitgang waarna beide personen de snackbar verlieten. Uit de opnametijden volgt dat dit een paar seconden heeft geduurd.

Betrokkenheid verdachte en medeverdachten

Uit bovenstaande en de navolgende bewijsmiddelen volgt dat niet twee, maar drie personen, namelijk verdachte en zijn beide medeverdachten, betrokken waren bij dit voorval.

[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij degene was die als eerste de snackbar inliep met een stok in zijn hand. Die stok had hij zodat niemand zijn handen kon zien. [verdachte] liep achter [medeverdachte 1] de snackbar in. Nadat [verdachte] “dit is een overval” riep, heeft [medeverdachte 1] zich omgedraaid en zijn zij weggerend.

[verdachte] heeft verklaard dat hij na [medeverdachte 1] de snackbar binnenstapte. Hij had een mes in zijn hand en riep “overval”. Hij heeft verklaard dat zij gelijk daarna zijn omgekeerd en zijn weggerend.

[medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij niet op de camerabeelden te zien is, en dat hij de derde persoon is. Hij heeft verklaard dat hij buiten bij het trappetje voor de snackbar stond op het moment dat [verdachte] en [medeverdachte 1] daar naar binnen gingen.

Poging overval?

Vervolgens moet de vraag beantwoord worden of het handelen van verdachte en zijn medeverdachten een strafbaar feit oplevert. Door verdachte is immers, net als door zijn medeverdachten, aangevoerd dat hetgeen voorgevallen is een grap was.

[verdachte] heeft uiteindelijk bij de politie verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 10 april 2020 ’s middags in [plaatsnaam 1] was. Ze bespraken dat ze een soort ‘act’ zouden doen: een snackbar “overvallen”. Hij is met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar [verdachte] woning gegaan. Daar heeft hij zwarte kleding gehaald en een keukenmes. Tijdens de busreis (rechtbank: naar [plaatsnaam 2] ) werd het plan concreter. [verdachte] is met [medeverdachte 1] een hapje gaan eten bij de snackbar. [medeverdachte 2] haalde toen bij hem thuis zwarte kleding (broek, schoenen en jas) voor zichzelf en [medeverdachte 1] op. Na het eten hebben ze gewacht tot het avond werd omdat het dan minder druk zou zijn bij de snackbar. Rond 21.00 uur zijn ze naar een plek met bosjes gelopen om zich om te kleden en andere schoenen aan te doen. [verdachte] droeg het mes in zijn binnenzak. Ze spraken af dat ieder een taak kreeg. [verdachte] zou schreeuwen omdat hij een zware stem had, [medeverdachte 1] zou voorop gaan. [medeverdachte 2] zou bij de deur blijven staan. Ze hebben de omgeving bekeken. Ze zagen geen klanten en geen werknemers. [verdachte] had een sjaal om en droeg een pet die hij van [medeverdachte 2] had gekregen. Na afloop zijn ze teruggegaan om te kijken wat de reactie was. Toen een medewerker naar de deur liep zijn ze weer weggerend. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] wisten van het mes. Dat was van tevoren met elkaar besproken.

De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [verdachte] , omdat deze verklaringen concreet en specifiek zijn en [verdachte] zichzelf daarmee ook belast.

[verdachte] en [medeverdachte 2] hebben een dag later via WhatsApp contact met elkaar gehad. [verdachte] appt [medeverdachte 2] dan: “Maar ik dacht 1p en 2s worden ze banger toch. Miss gaan ze held spelen. Maar dan gaan we gwn bossen”. Daarop zegt [medeverdachte 2] : “Ja”. De rechtbank stelt vast dat “bossen” straattaal is voor “slaan of aanpakken”. [medeverdachte 2] heeft [verdachte] toen een link gestuurd met een nieuwsbericht over een overval op een andere snackbar, wat [verdachte] “kk garppig” vindt.

De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat de gedragingen van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden aangemerkt als zozeer gericht op het overvallen van de snackbar dat het niet anders kan zijn dan dat hun opzet hierop was gericht.

Medeplegen

De vraag die de rechtbank tot slot moet beantwoorden is of er sprake was van medeplegen. Dat is het geval indien vast is komen te staan dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking.

Daarvan is hier sprake. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte en zijn medeverdachten samen het plan hebben gemaakt voor de overval, dat er is gesproken over de rolverdeling, dat ze samen voorbereidingshandelingen hebben gepleegd (verzamelen kleding, meenemen mes) en dat ze samen tot uitvoering zijn overgegaan. Aan dit oordeel doet niet af dat uiteindelijk een van de verdachten buiten bij de deur van de snackbar is blijven staan.

Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een voltooide poging, zoals onder feit 1 en 2, telkens primair, is tenlastegelegd en dus niet van de subsidiair tenlastegelegde voorbereiding. Verdachte en zijn twee medeverdachten gingen in het donker gekleed kort voor sluitingstijd naar de snackbar. [medeverdachte 1] droeg een stok bij zich, [verdachte] een keukenmes. Aangekomen bij de snackbar ging [medeverdachte 1] als eerste naar binnen. Hij droeg donkere kleding met een zwarte jas en een zwarte pet. Voor zijn mond droeg hij een zwarte sjaal. Bijna gelijktijdig kwam ook [verdachte] door de deuropening. Hij droeg onder meer een donkere jas, een zwarte pet en donkere handschoenen. In zijn rechterhand had hij op borsthoogte zichtbaar een mes. Binnengekomen riep [verdachte] “dit is een overval”. Uit de verklaringen van de snackbarmedewerkers blijkt bovendien dat dit door de snackbarmedewerkers daadwerkelijk gehoord is. Het op die wijze een snackbar binnenstappen terwijl daarbij “dit is een overval” geroepen wordt, levert naar het oordeel van de rechtbank een begin van een uitvoering en derhalve een voltooide poging op.

Nu het bij een poging is gebleven, omdat verdachte en zijn medeverdachten geen buit hebben gemaakt, kan evenmin worden vastgesteld of de daders de buit hadden laten afgeven of dat zij deze zelf zouden hebben gepakt. Om die reden kan zowel feit 1 primair (medeplegen poging diefstal met geweld) als feit 2 primair (medeplegen poging afpersing) bewezen verklaard worden, waarbij sprake is van eendaadse samenloop. Deze gedragingen worden hierna ook wel omschreven als “poging overval”.

Alternatief scenario?

Verdachte en zijn medeverdachten hebben als alternatief scenario naar voren gebracht dat het ging om een uit de hand gelopen grap. Dat scenario acht de rechtbank niet aannemelijk geworden. Dat alternatieve scenario valt immers niet te verenigen met de uitgebreide voorbereiding door verdachten en de keuze voor een tijdstip vlak voor sluitingstijd. Het vindt evenmin steun in de beschreven WhatsApp-berichten tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] . Bovendien hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] verschillend verklaard over de aanloop. Volgens [medeverdachte 1] hebben ze ’s middags al spullen geregeld, terwijl volgens [medeverdachte 2] er niets was besproken en het gebeurde op het moment. Dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet zouden hebben geweten van het mes is evenmin aannemelijk, omdat dat mes ’s middags al is opgehaald, [medeverdachte 1] met een stok in handen naar binnen ging en zij het later onderling niet meer over het mes gehad hebben.

3. De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1. primair

hij op of omstreeks 10 april 2020 te Oosterbeek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om

goederen en/of geld van zijn of haar gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten

dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] ,

te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

- zich naar snackbar [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven,

- zich aldaar met gezichtsbedekkende kleding en een mes, in elk geval een scherp en/of puntig voorwerp en/of met een houten stok, in elk geval een slagvoorwerp, in de

hand in de snackbar heeft/hebben begeven en/of

- ( vervolgens) in de snackbar “dit is een overval” hebben/heeft geroepen, in elk

geval woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. primair

hij op of omstreeks 10 april 2020 te Oosterbeek tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] te dwingen tot de afgifte van goederen en/of geld van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] of aan een derde, te weten aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde

- zich naar snackbar [slachtoffer 2] heeft/hebben begeven,

- zich aldaar met gezichtsbedekkende kleding en een mes, in elk geval een scherp en/of

puntig voorwerp en/of met een houten stok, in elk geval een slagvoorwerp, in de hand in de snackbar heeft/hebben begeven en/of

- ( vervolgens) in de snackbar “dit is een overval” heeft/hebben geroepen, in elk

geval woorden van gelijke aard en/of strekking, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

feit 1 primair:

poging tot diefstal voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,

in eendaadse samenloop met:

feit 2 primair:

medeplegen poging afpersing.

5 De strafbaarheid van de feiten

Het standpunt van de verdediging

Door de verdediging is gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu er sprake is van vrijwillige terugtred.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft te kennen gegeven dat op basis van de bewijsmiddelen het beroep op vrijwillige terugtred dient te worden verworpen.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval. Daarbij verdient opmerking dat het voor het aannemen van vrijwillige terugtred, relevant is of er sprake is van een onvoltooide of een voltooide poging. In het geval van een voltooide poging is veelal een zodanig optreden van de verdachte vereist, dat dit optreden naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten.

De rechtbank overweegt ten aanzien van het beroep op vrijwillige terugtred verder het volgende.

Bewezenverklaard is dat de verdachte heeft geprobeerd samen met twee anderen de snackbar te overvallen. Vrijwillig terugtreden heeft slechts invloed op de strafbaarheid wanneer het delict nog niet is voltooid. Dat de voorgenomen overval niet is voltooid wil echter niet zeggen dat er geen sprake is van een strafbaar feit. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil onafhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval.

Voor het aannemen van vrijwillige terugtred in geval van een voltooide poging, zoals in deze zaak het geval is, is zoals hiervoor overwogen doorgaans een zodanig optreden van de verdachte vereist dat dit naar aard en tijdstip geschikt is het intreden van het gevolg te beletten. Nu er sprake is van handelen in nauwe samenwerking met anderen, is de dader pas straffeloos indien hij zorgt dat het misdrijf ook door die anderen niet wordt voltooid. Van een dergelijk optreden door verdachte blijkt in het geheel niet.

De rechtbank verwerpt dan ook het beroep op vrijwillige terugtred.

De rechtbank acht de feiten derhalve strafbaar, omdat ook overigens niet is gebleken van een omstandigheid die strafbaarheid uitsluit.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht om toepassing van het jeugdstrafrecht. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 120 dagen, waarvan 111 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van 2 jaar. Het onvoorwaardelijk deel is daarbij gelijk aan de duur van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel dienen bovendien de door de reclassering voorgestelde voorwaarden verbonden te worden. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte een taakstraf wordt opgelegd van 160 uur, subsidiair 80 dagen vervangende jeugddetentie.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft aangevoerd dat jeugdstrafrecht moet worden toegepast. Hernieuwde detentie is niet in het belang van verdachte, hij is meer gebaat bij hulp en begeleiding.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

Verdachte heeft een strafblad. Daarop staat een veroordeling voor een zedenzaak.

De reclassering heeft over verdachte gerapporteerd op 11 augustus 2020 en 25 november 2021. Er zou bij hem sprake zijn van ADHD en diverse gedragsproblemen. Daarvoor heeft eerder behandeling via [naam] plaatsgevonden. Beschreven is door [naam] dat verdachte altijd voor zijn eigen voordeel zal kiezen en dat hij zich niet kan verplaatsen in een ander. Hij overschat zichzelf, ervaart geen problematiek en heeft geen hulpvraag. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat. Geadviseerd wordt de zaak af te doen onder jeugdstrafrecht omdat hij nog over onvoldoende vaardigheden beschikt om zijn leven op een volwassen manier richting en sturing te geven. Hij kan zijn leven onvoldoende zelf organiseren. Hij woont binnen een begeleid wonen setting waar hij dagelijks begeleiding ontvangt. Er loopt al een toezicht bij de jeugdreclassering maar de volwassen reclassering kan dit toezicht verder continueren. De reclassering adviseert oplegging van een deels voorwaardelijke straf, met daaraan te koppelen bijzondere voorwaarden, zoals: een meldplicht, begeleid wonen, ambulante behandeling/begeleiding en dagbesteding.

De rechtbank overweegt verder het volgende.

Verdachte heeft zich met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een poging tot overval op een snackbar, kort voor sluitingstijd. Ze hadden de overval ruim van tevoren gepland door op verschillende plekken vermommende kleding te regelen. Daarnaast hadden ze als wapen een groot mes geregeld. Deze daders hebben zich schuldig gemaakt aan een ernstig feit, dat schrik en angst heeft veroorzaakt bij de werknemers van de snackbar. Bovendien dragen dit soort feiten bij aan onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.

De rechtbank verwijt verdachte en zijn mededaders dat zij nauwelijks verantwoordelijkheid voor hun handelen hebben genomen. Die mededaders zijn pas over de brug gekomen nadat hun betrokkenheid door verspreiding van beelden bekend raakte. Verdachte is pas gaan verklaren nadat hij hoorde over de verklaringen van de anderen. Ook verdachte heeft geprobeerd de zaak af te doen als een uit de hand gelopen grap.

Dit soort feiten rechtvaardigt in beginsel oplegging van een langdurige vrijheidsstraf. De LOVS noemen als vertrekpunt 2 jaar gevangenisstraf, onder volwassenenstrafrecht.

Feit is echter dat door de reclassering geadviseerd is jeugdstrafrecht toe te passen. Het jeugdstrafrecht kent een ander sanctiestelsel, mede vanwege de pedagogische invloed die verwacht wordt van interventies.

Gelet op verdachtes leeftijd en strafblad, zijn hulpverleningsgeschiedenis en zijn huidige leefomstandigheden heeft de rechtbank net als de officier van justitie grote aarzelingen bij het volgen van het advies van de reclassering over toepassing van het jeugdstrafrecht. De rechtbank kent aan de ADHD gerelateerde impulsiviteit minder betekenis toe gelet op de ruime tijd die verdachte en zijn mededaders hebben genomen om de overval voor te bereiden. Dat interventies om herhaling te voorkomen nodig zijn, is duidelijk, maar dat zou ook kunnen onder het volwassenenstrafrecht. Alles afwegend zal de rechtbank toch jeugdstrafrecht toepassen in de hoop dat dit een bijdrage levert aan verdachtes resocialisatie en daarmee terugbrenging van de recidivekans.

De rechtbank heeft gelet op het tijdsverloop in deze zaak.

De rechtbank zal verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie opleggen van 130 dagen waarvan 120 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest. De duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt dus beperkt tot de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, te weten 10 dagen. Voor zover de rechtbank verdachte daarmee zwaarder straft dan gevorderd, ziet de rechtbank daartoe reden vanwege de ernst van het bewezenverklaarde feit. Het geschorste bevel voorlopige hechtenis zal worden opgeheven.

Vanuit het oogpunt van preventie en gelet op hetgeen ter zitting is besproken, ziet de rechtbank verder aanleiding om bijzondere voorwaarden te verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel. Het gaat daarbij om de volgende door de reclassering geadviseerde voorwaarden namelijk een meldplicht, begeleid wonen, ambulante behandeling/begeleiding en dagbesteding.

Aan de voorwaardelijke veroordeling wordt een proeftijd van 2 jaar gekoppeld.

Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank verdachte daarnaast veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 140 uur, subsidiair 70 dagen vervangende jeugddetentie. Dit aantal uren ligt enigszins lager dan het aantal uren taakstraf dat aan zijn medeverdachten wordt opgelegd. Dit houdt met name verband met het feit dat het pakket bijzondere voorwaarden bij verdachte omvangrijker is.

8 De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [slachtoffer 1] namens [slachtoffer 2] (hierna: de snackbar) en [slachtoffer 3] hebben in verband met de poging tot overval op 10 april 2020 een vordering tot schadevergoeding ingediend.

De snackbar vordert € 536,40 (hoofdelijk) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en verzoekt tevens om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De snackbar legt aan zijn vordering ten grondslag dat het voorval grote impact heeft gehad op het personeel van de snackbar. Men voelt zich onveilig op de werkplek en is meer dan voorheen op zijn hoede. De eigenaar heeft een extra camerasysteem aangelegd. Naast de al aanwezige camera binnen, heeft hij zowel binnen als buiten de snackbar camera’s opgehangen die beelden met een hogere resolutie opnemen. De kosten van het systeem zelf bedragen € 383,96 en € 100,- voor het ophangen (€ 45,- voor bekabeling, 2 uren x € 25,- aan montage voor de eigenaar zelf en € 5,- aan pluggen en dergelijke). Daarnaast heeft de snackbar de heren [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] € 34,84 en [slachtoffer 4] € 17,60) elk vier extra uren moeten uitbetalen voor de tijd die zij op het politiebureau voor de aangifte hebben doorgebracht.

[slachtoffer 3] vordert een bedrag van € 1.500,- (hoofdelijk) aan smartengeld en benzinekosten, vermeerderd met de wettelijke rente en verzoekt tevens om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. [slachtoffer 3] stelt dat hij slecht slaapt, last heeft van nachtmerries en een verstoord nachtritme heeft als gevolg van de mislukte overval. Daarnaast heeft hij benzinekosten gemaakt voor het heen en weer rijden naar het politiebureau.

Standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen moeten worden afgewezen. De vordering van de snackbar is niet met bewijsstukken onderbouwd. De camera’s zijn geen rechtstreekse schade, het betreft een extra voorziening. De extra uren en kosten voor het ophangen zijn onvoldoende onderbouwd. De vordering van [slachtoffer 3] is ook niet toewijsbaar, omdat het vermeende geestelijk letsel niet naar objectieve maatstaven kan worden vastgesteld.

Overweging van de rechtbank

Een poging tot diefstal met geweld en/of afpersing levert een onrechtmatige daad op. De daders dienen de schade die de snackbar en [slachtoffer 3] door deze mislukte overval rechtstreeks hebben geleden aan hen te vergoeden. Verdachte is als een van hen daarvoor dus naar burgerlijk recht (hoofdelijk) aansprakelijk.

Schade snackbar

Naar algemene ervaringsregels is de impact van een overval op het personeel groot, ook als zo’n overval mislukt of het personeel niet alle handelingen van de daders op dat moment waarneemt.

Door deze gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, heeft verdachte met zijn medeverdachten het belang van de snackbar om haar personeel een veilige werkomgeving te kunnen bieden, geschonden. De kosten voor het uitbreiding van het camerasysteem dienen ertoe om het gevoel van onveiligheid bij het personeel te verminderen. Ook al dient de aanschaf en het ophangen van een dergelijk camerasysteem ertoe om soortgelijke feiten in de toekomst te voorkomen, de kosten zijn ook gemaakt om de ontstane gevoelens van onveiligheid te verminderen en vormen dus rechtstreekse schade. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de snackbar deze kosten ter zitting bovendien voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom de kosten van de aanschaf van het camerasysteem van € 383,96 en de kosten van het ophangen van € 100,- toewijzen.

De extra personeelskosten die de snackbar stelt te hebben gemaakt acht de rechtbank eveneens toewijsbaar. Vast staat dat [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] diezelfde avond na de mislukte overval naar het politiebureau zijn geweest om aangifte te doen en een verklaring af te leggen. Niet betwist is dat de snackbar deze extra uren aan [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4] heeft vergoed en dat deze niet zouden zijn gemaakt indien verdachten hun bewezen verklaarde handelen achterwege hadden gelaten. Deze extra personeelskosten zijn daarom het rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachten. De rechtbank zal de bedragen van € 34,84 en € 17,60 toewijzen.

In totaal is aan de snackbar € 536,40 aan materiële schadevergoeding toewijsbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de datum vordering, zijnde 1 mei 2020.

Schade [slachtoffer 3]

De overvalpoging heeft grote impact gehad op [slachtoffer 3] die op dat moment in de snackbar aan het werk was. [slachtoffer 3] heeft psychische klachten (gehad) in de vorm van slecht slapen, last van nachtmerries en een verstoord nachtritme. Dit alles is het rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachten op 10 april 2020 en naar algemene ervaringsregels ook het daarvan te verwachten gevolg.

De rechtbank is daarom van oordeel dat [slachtoffer 3] op andere wijze in zijn persoon is aangetast als bedoeld in artikel 6:106 sub b van het Burgerlijk Wetboek . Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 900,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 10 april 2020. Voor het overige deel zal de vordering worden afgewezen.

[slachtoffer 3] heeft ook reiskosten voor het doen van aangifte bij het politiebureau gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat de reiskosten voor het bezoek aan het politiebureau om aangifte te doen niet voor vergoeding in aanmerking komen, omdat van deze kosten niet kan worden gezegd dat zij gemaakt zijn ‘ter vaststelling van aansprakelijkheid of schade’, zoals bedoeld in art. 6:96 lid 2 onder b van het Burgerlijk Wetboek. De benadeelde partij zal ten aanzien van deze schadepost daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Hoofdelijkheid

Nu verdachte de bewezenverklaarde feiten tezamen en in vereniging heeft gepleegd en hij samen met zijn medeverdachten verplicht is tot vergoeding van dezelfde schade, is hij voor bovengenoemde schadevergoedingsbedragen hoofdelijk aansprakelijk (artikel 6:102 van het Burgerlijk Wetboek). Dat betekent dat verdachte niet meer hoeft te betalen indien en voor zover zijn medeverdachten de schade hebben vergoed.

Schadevergoedingsmaatregel

Om te bevorderen dat de bovengenoemde schade wordt vergoed, zal de rechtbank ten aanzien van de aan de snackbar en [slachtoffer 3] toe te wijzen bedragen de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen. Als verdachte het bedrag van € 536,40 aan de snackbar niet betaalt, kan 3 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. Als verdachte het bedrag van € 900 aan [slachtoffer 3] niet betaalt, kan 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt. De rechtbank heeft bij het bepalen van het aantal dagen gijzeling rekening gehouden met het feit dat sprake is van mededaders.

Ten slotte dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moeten maken, tot op heden begroot op nihil.

9 De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 47, 55, 77c, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 77za en 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een jeugddetentie voor de duur van 130 (honderddertig) dagen;

 bepaalt dat een deel van deze jeugddetentie, te weten 120 (honderdtwintig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:

 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

 stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:

meewerkt aan het toezicht door de jeugdreclassering, zonodig te continueren door de volwassenreclassering (Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem) en zich meldt op afspraken met de (jeugd)reclassering, zo vaak en zolang de (jeugd)reclassering dat nodig vindt;

in een instelling verblijft voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de (jeugd)reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de (jeugd)reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de (jeugd)reclassering voor hem heeft opgesteld;

zich laat behandelen of begeleiden door een zorgverlener, te bepalen door de (jeugd)reclassering. De behandeling of begeleiding duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de (jeugd)reclassering nodig vindt. Hij houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;

onderwijs volgt of een andere vorm van dagbesteding, voor zover en zolang de (jeugd)reclassering dit nodig vindt;

 stelt als overige voorwaarden dat:

verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;

verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;

 geeft opdracht aan de jeugdreclassering van de Jeugdbescherming Gelderland tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;

 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;

 veroordeelt verdachte tot een taakstraf, te weten een werkstraf van 140 (honderdveertig) uren, met bevel dat als deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 70 (zeventig) dagen;

 heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst de vordering in zijn geheel toe

 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 primair en 2 primair hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] van € 536,40 (vijfhonderdzesendertig euro en veertig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;

 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;

Maatregel tot schadevergoeding

 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 2] , een bedrag te betalen van € 536,40 (vijfhonderdzesendertig euro en veertig cent) aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 mei 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;

 als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 3 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst de vordering ten dele toe

 veroordeelt verdachte in verband met feit 1 primair en 2 primair hoofdelijk tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 900,- (negenhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

 wijst af wat meer of anders is gevorderd ten aanzien van de immateriële schade;

 verklaart de benadeelde partij overigens (reiskosten) niet-ontvankelijk in de vordering;

 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;

 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;

Maatregel tot schadevergoeding

 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 900,- (negenhonderd euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 april 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;

 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;

 als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 6 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Mei, voorzitter, mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. T.N. Ritzer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kök, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 januari 2022.

Mrs. Blokhuis, Ritzer en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] , gesloten op 27 april 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 56 en 57.

Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 59.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 72.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 136.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 125.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , p. 155 en 156.

Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 124 en 125.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 97 en 98.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature