Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Vordering tot betaling geldsom. Schadevergoeding in verband met onrechtmatige executie. Afgewezen.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/389000 / KG ZA 21-184

Vonnis in kort geding van 21 juli 2021

in de zaak van

[eiser] ,

Handelend onder de naam [naam],

wonende te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. J.A. van Ham te Veenendaal,

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

FOODHALLEN ARNHEM B.V.,

gevestigd te Arnhem,

gedaagde,

advocaat mr. A.M. Smetsers te Nijmegen.

Partijen zullen hierna [eiser] en Foodhallen Arnhem genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding met producties 1 tot en met 25

de brief van 22 juni 2021 van [eiser] met de producties 26 tot en met 28

het e-mailbericht van 28 juni 2021 van Foodhallen Arnhem met de producties 1 tot en met 5

het e-mailbericht van 29 juni 2021 van Foodhallen Arnhem met als bijlage een verweerschrift

het e-mailbericht van 29 juni 2021 van Foodhallen Arnhem met een aanvullende productie,

de mondelinge behandeling van 30 juni 2021

de pleitnota van Foodhallen Arnhem

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Met ingang van 1 april 2019 huurde [eiser] van Foodhallen Arnhem

een gedeelte van de bedrijfsruimte/foodstand (hierna: het gehuurde) gelegen aan de [adres] te Arnhem.

2.2.

Op enig moment is er een geschil tussen partijen ontstaan over, kort samengevat, de hoogte en de betaling van de bedragen die [eiser] op grond van de huurovereenkomst aan Foodhallen Arnhem verschuldigd is.

2.3.

Bij vonnis van 18 maart 2020 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank (zaak /rolnummer 8328920 \ VV EXPL 20-24, hierna te noemen: het vonnis) op vordering van Foodhallen Arnhem [eiser] onder meer veroordeeld om binnen vier weken na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen. [eiser] is tevens veroordeeld om aan Foodhallen Arnhem een bedrag van € 15.989,40 te betalen wegens huurachterstand (inclusief bijkomende kosten) tot en met maart 2020 en een bedrag van € 1.851,30 per maand vanaf 1 april 2020 tot aan de dag van ontruiming. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

2.4.

Bij exploten van 23 maart 2020 heeft Foodhallen Arnhem ten laste van [eiser] executoriaal derdenbeslag gelegd onder een viertal banken. Bij exploot van 30 maart 2020 heeft Foodhallen Arnhem beslag gelegd op de bedrijfsinventaris van [eiser] .

2.5.

[eiser] heeft het gehuurde met ingang van 6 mei 2020 feitelijk ontruimd.

2.6.

De bankbeslagen hebben geen doel getroffen. Op 10 juli 2020 heeft er een openbare verkoop plaatsgevonden van de bedrijfsinventaris met een bruto opbrengst van € 2.909,00.

2.7.

Bij exploot van 26 februari 2021 heeft Foodhallen Arnhem ten laste van [eiser] executoriaal derdenbeslag gelegd onder de gemeente Houten. Dit beslag heeft doel getroffen voor een bedrag van € 467,32 en is op 19 maart 2021 opgeheven.

2.8.

[eiser] is tegen het vonnis in hoger beroep gegaan en bij arrest van 2 maart 2021 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (zaaknummer 200.277.386, hierna het noemen: het arrest) het vonnis van de voorzieningenrechter van 18 maart 2020 vernietigd en opnieuw rechtdoende de vorderingen van Foodhallen Arnhem alsnog afgewezen. Tegen het arrest is geen cassatieberoep ingesteld.

2.9.

Bij brief van 8 maart 2021 aan de raadsman van Foodhallen Arnhem, heeft de raadsman van [eiser] Foodhallen Arnhem gesommeerd om de bedrijfsinventaris dan wel de opbrengst van de executieverkoop van de bedrijfsinventaris aan [eiser] af te geven. Foodhallen Arnhem heeft geen gehoor gegeven aan deze sommatie.

3 Het geschil

3.1.

[eiser] vordert dat de voorzieningenrechter, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, Foodhallen Arnhem zal veroordelen om [eiser] een voorschot van € 30.000,00 te betalen op in een bodemprocedure te vorderen schadevergoeding, te vermeerderen met wettelijke handelsrente en kosten.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat de executie van het vonnis door Foodhallen Arnhem onrechtmatig is, nu het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in zijn arrest van 2 maart 2021 het vonnis heeft vernietigd en de vorderingen van Foodhallen Arnhem alsnog heeft afgewezen. Verder stelt [eiser] dat Foodhallen Arnhem onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn belangen door de bedrijfsinventaris te verkopen voor slechts € 2.909,00.

Ter zitting heeft [eiser] als subsidiaire grondslag voor zijn vordering nog gesteld dat er sprake is van onverschuldigde betaling, omdat de vernietiging van het vonnis door het gerechtshof meebrengt dat de rechtsgrond voor een betaling is komen te vervallen.

3.3.

Foodhallen Arnhem betwist dat zij onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen hebben te onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl de rechter in de afweging van de belangen van partijen mede zal hebben te betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling, welk risico kan bijdragen tot weigering van de voorziening.

4.2.

De voorzieningenrechter is van oordeel dat, gelet op voormelde maatstaf, de vordering van [eiser] tot betaling van een voorschot van € 30.000,00 op in een bodemprocedure te vorderen schadevergoeding niet toewijsbaar is. Niet is gebleken dat [eiser] daarbij een zodanig spoedeisend belang heeft dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Zijn stelling dat hij zijn leven weer moet oppakken en opnieuw moet beginnen en een gewone procedure erg lang duurt, is daartoe onvoldoende. Foodhallen Arnhem heeft bovendien onweersproken gewezen op het aanzienlijke restitutierisico, nog afgezien van de vraag of de vordering voldoende aannemelijk is en de hoogte daarvan voldoende onderbouwd is. Het voorgaande geldt eveneens ten aanzien van de vordering voor zover die (subsidiair) gebaseerd is op onverschuldigde betaling, nog daargelaten dat een dergelijke vordering geen grondslag biedt voor een vordering tot schadevergoeding maar hoogstens kan leiden tot een verplichting tot terugbetaling van hetgeen onverschuldigd is betaald.

4.3.

De slotsom is dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.

4.4.

Foodhallen Arnhem heeft bepleit dat een integrale proceskostenveroordeling op zijn plaats is, omdat [eiser] vergoeding van schade vordert, terwijl hij bewust diverse onwaarheden en/of onvolledigheden aan zijn vordering ten grondslag heeft gelegd. Volgens Foodhallen Arnhem is bijvoorbeeld informatie over ‘zwarte’ betalingen bewust ‘weggelakt’ in de stukken. De advocaat van [eiser] is daarvan op de hoogte en heeft daaraan zijn medewerking verleend. Volgens Foodhallen Arnhem bestaat daarom aanleiding om [eiser] en zijn advocaat hoofdelijk te veroordelen in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten, en niet slechts in de forfaitaire proceskosten. [eiser] en zijn advocaat hebben een en ander betwist.

4.5.

Voor toewijzing van een veroordeling in de reële proceskosten is slechts plaats in geval van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen. Daarvan is pas sprake als het instellen van de vordering, gelet op de evidente ongegrondheid ervan, in verband met de betrokken belangen van de wederpartij achterwege had behoren te blijven. Hiervan kan eerst sprake zijn als een partij zijn vordering baseert op feiten en omstandigheden waarvan hij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan hij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden. Bij het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure past terughoudendheid, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM. (HR 29 juni 2007, NJ 2007/353 en herhaald in HR 6 april 2012, RvdW 2012/541). De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het onderhavige geval niet gebleken is van bijzondere omstandigheden, die een integrale proceskostenveroordeling rechtvaardigen. Voor een hoofdelijke veroordeling van [eiser] en zijn advocaat in de proceskosten bestaat evenmin aanleiding.

4.6.

[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten van Foodhallen Arnhem. De proceskosten van Foodhallen Arnhem tot aan deze uitspraak worden begroot op:

griffierecht € 2.076,00

salaris advocaat € 1.016,00

Totaal € 3.092,00

5 De beslissing

De voorzieningenrechter

5.1.

wijst de vordering af,

5.2.

veroordeelt [eiser] in de proceskosten van Foodhallen Arnhem , welke kosten tot aan deze uitspraak worden begroot op € 3.092,00,

5.3.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Dit vonnis is gewezen door mr. K. van Vlimmeren-van Ommen en in het openbaar uitgesproken op 21 juli 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature