Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

40 uur taakstraf en 12 maanden voorwaardelijke rijontzegging voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. Verdachte heeft in zijn trekker met voorlader onvoldoende zicht gehad op de weg voor hem en bovendien onvoldoende rechts gehouden. Aanmerkelijk onvoorzichtig in de zin van artikel 6 WVW .

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer: 05/163553-19

Datum uitspraak : 26 juli 2021

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1955 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] .

Raadsman: mr. A.H.T. de Haas, advocaat in Harderwijk.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 12 juli 2021.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 26 februari 2019 te Aalten in de gemeente Aalten, als

verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig

(landbouwvoertuig), komende uit de richting Bredevoort en/of gaande in de

richting Aalten, daarmee rijdende op de weg, de Eskesweg

zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft

gereden, hierin bestaande dat verdachte,

terwijl het uitzicht op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die

Eskesweg in ernstige mate werd beperkt door de op- of aan dat motorrijtuig

(landbouwvoertuig) bevestigde voorlader,

niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor

hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Eskesweg) en/of het zich op

die weg (de Eskesweg) bevindende verkeer en/of

in of nabij een in die weg (de Eskesweg) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting

flauw naar links verlopende bocht, in strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement

verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft

voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of

geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde

weggedeelte van die weg (de Eskesweg) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is

gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte

van die weg (de Eskesweg) rijdend, toen dicht genaderd zijnde (driewielige) fiets

en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets

ten val is gekomen,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten

verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander(genaamd [slachtoffer] )

werd gedood;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 26 februari 2019 te Aalten in de gemeente Aalten, als bestuurder

van een motorrijtuig(landbouwvoertuig), komende uit de richting Bredevoort en/of

gaande in de richting Aalten, daarmee heeft gereden op de weg, de Eskesweg en

terwijl het uitzicht op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die

Eskesweg in ernstige mate werd beperkt door de op- of aan dat motorrijtuig

(landbouwvoertuig) bevestigde voorlader,

in of nabij een in die weg (de Eskesweg) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting

flauw naar links verlopende bocht, in strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement

verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft

voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of

geheel of gedeeltelijk rijdend op de voor het tegemoetkomend verkeer bestemde

weggedeelte van die weg (de Eskesweg) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is

gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte

van die weg (de Eskesweg) rijdend, toen dicht genaderd zijnde (driewielige) fiets

en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets ten val is gekomen,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,

althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,

althans kon worden gehinderd.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 26 februari 2019 heeft op de Eskesweg in Aalten een verkeersongeval plaatsgevonden waarbij het voertuig van verdachte tegen (de fiets van) het slachtoffer (hierna: [slachtoffer] ) aan is gereden. Verdachte reed als bestuurder van een landbouwvoertuig over de Eskesweg in Aalten, komend uit de richting van Bredevoort en gaande in de richting van Aalten. Het ongeval vond plaats in een voor verdachte naar links verlopende bocht. Ten gevolge van het ongeval is [slachtoffer] komen te overlijden.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit. Van de zijde van verdachte is enkel sprake geweest van een verkeerde waarneming van de weg voor hem. Er is geen sprake geweest van onoplettendheid. Er is daarom geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Verdachte dient eveneens te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde feit, nu verdachte enkel één verkeersregel heeft overtreden, het niet voldoende rechts houden. Dat is onvoldoende om het gevaar aan te nemen waarop in artikel 5 van de Wegenverkeerswet wordt gedoeld. Verder is sprake van verontschuldigbare dwaling ten aanzien van de feitelijke verkeerssituatie, zodat aan verdachte een beroep toekomt op afwezigheid van alle schuld.

Beoordeling door de rechtbank

Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] hebben onderzoek gedaan naar het verkeersongeval. Uit hun onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] ten tijde van het ongeval aan de uiterst rechterzijde van de weg reed. Hij reed met zijn rechterwiel over de grasbetontegels die als bermverharding dienen. De botspositie bevond zich op ongeveer 0,6 meter van de rechterzijde van de weg, gezien vanuit de rijrichting van [slachtoffer] . De ruimte naast het voertuig van verdachte (rechtbank: gezien vanuit de rijrichting van verdachte) bedroeg ongeveer 0,9 meter tot de asfaltrand en 1,5 meter tot en met de grasbetontegels. De totale breedte van de weg, inclusief grasbetontegels, bedroeg 4,9 meter. De totale breedte van de beide voertuigen bedroeg 3,15 meter. Indien beide voertuigen met hun rechterwiel uiterst rechts van de wegverharding zouden rijden was er 1,75 meter passeerruimte over de gehele breedte van de weg. Uit het onderzoek is gebleken dat [slachtoffer] uiterst rechts van de grasbetontegels reed op het moment van de aanrijding. Verder concluderen de verbalisanten dat het zicht voor de bestuurder van het landbouwvoertuig zeer beperkt was door de positie van de daarop bevestigde voorlader.

Op verzoek van de verdediging is door [naam 1] een contra-expertise verricht. In het contra-expertiserapport wordt geconcludeerd dat de conclusie van de politie, inhoudende dat het zicht vanaf de bestuurderszitplaats zeer belemmerd werd door de positie van de voorlader, juist is. Een groot gedeelte van de openbare weg was hierdoor niet zichtbaar. De door de bestuurder gekozen positie van de voorlader en de laadbak hadden een grote negatieve invloed op het zicht. Verder was de gekozen positie van de voorlader en de laadbak ten tijde van het ongeval niet gebruikelijk bij transportwerkzaamheden. Volgens de deskundige is de beste manier om zoveel mogelijk zicht op de weg te houden het zo laag mogelijk positioneren van de voorlader met de laadbak achterover, zodat de rand van de laadbak in de zichtlijn over de motorkap gepositioneerd is.

Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] absoluut niet gezien heeft en dat hij denkt dat dit door de laagstaande zon en de beperkte hoogte van de fiets komt. De zon scheen voorafgaand aan de aanrijding in de bocht recht in de ogen van verdachte. Hij was ervan overtuigd dat er geen tegemoetkomend verkeer aankwam. Daarom sneed hij de bocht meer aan en ging hij niet voor de zekerheid naar rechts. Ter hoogte van huisnummer 2 merkte hij dat hij iets raakte. Hij stopte meteen en zag in zijn spiegel dat er iemand op de grond lag. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat de positie van de laadbak bewust is gekozen. Door deze naar beneden te draaien bestaat geen gevaar op verwondingen door de scherpe kant aan de laadbak. Verdachte was zich ervan bewust dat daardoor zijn zicht op de weg werd belemmerd. De hoogte waarop de laadbak werd vervoerd was door verdachte afgestemd op twee verkeersdrempels op de te rijden route. Het was eventueel mogelijk geweest de laadbak iets lager te plaatsen en bij de drempels hoger te positioneren. Die mogelijkheid heeft verdachte voorafgaand aan en tijdens de rit niet overwogen.

Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat verdachte in de bocht waar de aanrijding is ontstaan onvoldoende rechts heeft gehouden, waardoor hij zich schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 3, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990. Verdachte reed daardoor iets meer aan de linkerkant van de weg. De weg bood voldoende passeerruimte en verdachte heeft verklaard dat hij de bocht meer aansneed omdat hij ervan overtuigd was dat er geen tegemoetkomend verkeer was. Verdachte heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van zijn beperkte zicht, enerzijds door de aan zijn voertuig bevestigde voorlader en anderzijds door de zon die – naar eigen zeggen – in zijn ogen scheen. Dit terwijl verdachte zich bewust was van de gevaren die het besturen van een dergelijk landbouwvoertuig met zich meebrengt. Er waren alternatieven waardoor het ongeval voorkomen had kunnen worden, waaronder het meer rechts houden en het lager plaatsen van de voorlader en laadbak. Verdachte heeft niet daadwerkelijk gezien dat er niets aankwam in tegengestelde richting, maar hij is daarvan uitgegaan. Hij heeft de weg en de bocht niet kunnen overzien.

De vraag die de rechtbank nog moet beantwoorden is of het ongeval in juridische zin aan de schuld van verdachte is te wijten.

Om tot bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet te komen, is vereist dat het rijgedrag van verdachte zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Daarbij geldt dat in zijn algemeenheid niet valt aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld zoals bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Gekeken moet worden naar het geheel van gedragingen van verdachte, naar de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en voorts naar de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Vaste rechtspraak is dat de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag geen factor is bij de beantwoording van de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet.

De rechtbank is, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte meer kan worden verweten dan het enkel onvoldoende rechts houden. Verdachte heeft zich onvoldoende rekenschap gegeven van zijn beperkte zicht. Hij had zich ervan bewust moeten zijn dat hij de weg en de bocht niet goed kon overzien door de positie van de aan zijn landbouwvoertuig bevestigde voorlader en de zon die volgens hem in zijn ogen scheen. Ondanks deze omstandigheden heeft hij ervoor gekozen de bocht aan te snijden. Naar het oordeel van de rechtbank is dit samenstel van gedragingen aan te merken als aanmerkelijk onvoorzichtig. Als gevolg hiervan heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waardoor [slachtoffer] ten val is gekomen en later is komen te overlijden. Verdachte heeft daarom schuld aan het verkeersongeval als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet.

Van afwezigheid van alle schuld, zoals door de verdediging is bepleit, is naar het oordeel van de rechtbank - gelet op het voorgaande - geen sprake. Verdachte had anders kunnen en moeten handelen. Hij mocht er niet gerechtvaardigd van uitgaan dat er geen tegemoetkomend verkeer aankwam.

De rechtbank acht gelet op het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.

3 De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 26 februari 2019 te Aalten in de gemeente Aalten, als

verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig

(landbouwvoertuig), komende uit de richting Bredevoort en/of gaande in de

richting Aalten, daarmee rijdende op de weg, de Eskesweg

zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft

gereden, hierin bestaande dat verdachte,

terwijl het uitzicht op het direct voor hem, verdachte gelegen weggedeelte van die

Eskesweg in ernstige mate werd beperkt door de op- of aan dat motorrijtuig

(landbouwvoertuig) bevestigde voorlader,

niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het direct voor

hem, verdachte gelegen weggedeelte van die weg (de Eskesweg) en/of het zich op

die weg (de Eskesweg) bevindende verkeer en/of

in of nabij een in die weg (de Eskesweg) gelegen, gezien zijn, verdachtes rijrichting

flauw naar links verlopende bocht, in strijd met artikel 3 lid 1 van het Reglement

verkeersregels en verkeerstekens 1990 niet aan zijn, verdachtes verplichting heeft

voldaan, zoveel mogelijk rechts te houden en/of

geheel of gedeeltelijk rijdend op de het voor het tegemoetkomend verkeer bestemde

weggedeelte van die weg (de Eskesweg) is gebotst tegen, in elk geval in aanrijding is

gekomen met een op dat voor het tegemoetkomend verkeer bestemde weggedeelte

van die weg (de Eskesweg) rijdend, toen dicht genaderd zijnde (driewielige) fiets

en/of de bestuurder van die fiets, ten gevolge waarvan die bestuurder van die fiets

ten val is gekomen,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten

verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] )

werd gedood.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,00 en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van één jaar, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft, voor zover de rechtbank tot een strafoplegging komt, verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van een straf of maatregel. Dit gelet op het doorlopen mediationtraject, de verhouding van verdachte tot de nabestaanden, de proceshouding van verdachte en de grote impact die het ongeval op verdachte heeft gehad. Subsidiair heeft de raadsman verzocht een voorwaardelijke geldboete op te leggen, in combinatie met een voorwaardelijke of geclausuleerde rijontzegging, in die zin dat verdachte voor zijn werk wel tot rijden bevoegd is.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

Verdachte heeft als bestuurder van een groot en zwaar landbouwvoertuig in een bocht op een betrekkelijk smalle weg onvoldoende rechts gehouden, terwijl hij beperkt zicht op de weg had door de positie van de aan zijn landbouwvoertuig bevestigde voorlader en de zon die in zijn ogen scheen. Hierdoor heeft een verkeersongeval plaatsgevonden waardoor een ander is komen te overlijden. Het overlijden van het slachtoffer heeft een groot verdriet en gemis toegebracht aan de nabestaanden. Verdachte is hiervoor, hoewel hij deze gevolgen uiteraard nooit gewild heeft, verantwoordelijk. Verdachte reed vaker met deze combinatie, en had dus doordrongen moeten zijn van de risico’s die zijn handelen met zich meebracht.

De rechtbank houdt er rekening mee dat sprake is van een aanzienlijk tijdsverloop sinds het verkeersongeval. Verdachte heeft oprecht spijt en berouw en heeft uit eigen beweging contact gezocht met de nabestaanden van het slachtoffer. Dit contact heeft geresulteerd in een - succesvol afgerond - mediationtraject. Daardoor zijn de verhoudingen tussen verdachte en de nabestaanden van het slachtoffer zodanig hersteld dat de nabestaanden - onder andere middels hun spreekrecht - aan de rechtbank hebben laten weten dat verdachte wat hen betreft geen straf verdient. Verder houdt de rechtbank rekening met de gevolgen van het ongeval voor verdachte zelf. Verdachte heeft behandeling door een psycholoog nodig gehad om te leren omgaan met wat er is gebeurd. Verdachte heeft bovendien aangegeven opnieuw behandeling te willen, omdat hij nog steeds niet kan leven met de situatie.

De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren, welke onder andere uitgaan van een taakstraf van lange duur. Evenwel is de rechtbank van oordeel dat in deze zaak sprake is van duidelijk strafmatigende factoren, te weten het tijdsverloop, de herstelde verhoudingen tussen verdachte en de nabestaanden en de grote gevolgen die het feit voor verdachte zelf heeft gehad. Gelet op de ernst van het feit, het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt en de heftige gevolgen daarvan, dient aan verdachte een straf te worden opgelegd en kan niet worden volstaan met een rechterlijk pardon. Een geldboete, zoals door de officier van justitie is geëist, is naar het oordeel van de rechtbank niet passend. De rechtbank zal daarom aan verdachte een taakstraf opleggen, zij het van beperkte duur. Verder zal de rechtbank de ontzegging van de rijbevoegdheid geheel voorwaardelijk aan verdachte opleggen, gelet op de omstandigheid dat hij zijn rijbewijs nodig heeft voor het verrichten van zijn werkzaamheden en dat voorafgaand en na het ongeval geen sprake is geweest van verkeersovertredingen door verdachte. De voorwaardelijke rijontzegging dient als stok achter de deur, om verdachte te doordringen van de noodzaak voorzichtig te zijn in het verkeer.

De rechtbank zal aan verdachte een taakstraf voor de duur van 40 uren opleggen en daarnaast een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, met een proeftijd van 2 jaren.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:

- 9, 14 a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en

- 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf gedurende 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;

 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezenverklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 (twaalf) maanden;

 bepaalt dat deze ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.

Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Yeniay-Cenik (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en mr. A.S. Gaastra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Draaijers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 26 juli 2021.

De griffier is buiten staat dit vonnis

te ondertekenen

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant(en)] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019087358-1, gesloten op 24 mei 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 2-4.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 7.

Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 26.

Het proces-verbaal aanrijding misdrijf, p. 5.

Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 30.

Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 32.

Het proces-verbaal verkeersongevallenanalyse, p. 37.

Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Expertiseverslag inzake parketnummer 05-163553-19’ van [naam 1] van [naam 2] d.d. 19 januari 2021, p. 21.

Een schriftelijk bescheid, te weten het ‘Expertiseverslag inzake parketnummer 05-163553-19’ van [naam 1] van [naam 2] d.d. 19 januari 2021, p. 28.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 8 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 12 juli 2021.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature