U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank veroordeelt verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden en een werkstraf van 240 uren, en toewijzing twee schadevergoedingen, ter zake van Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer: 05/019998-19

Datum uitspraak : 11 januari 2020

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres 1] ,

Raadsman: mr. O.N.J. Maatje, advocaat in Zaltbommel.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting op 28 december 2020.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1 januari 2019 te Opijnen, gemeente West Betuwe, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk

een of meermalen ontploffingen teweeg heeft gebracht door een of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk,

althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)),

aan te steken en/of tot ontploffing te brengen

en daarvan gemeen gevaar voor een of meer (nabijgelegen) panden en/of goederen, te weten

-een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] (toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of

-een woning gelegen aan de [adres 3] (toebehorende aan [slachtoffer 3] ) en/of

-een woning gelegen aan de [adres 4] (toebehorende aan [slachtoffer 4] ) en/of

-een schrikhek staande op de kruising Waaldijk-Stoepstraat (toebehorende aan Gemeente West Betuwe),

in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;

( art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1 januari 2019 te Opijnen, gemeente West Betuwe, in elk geval in Nederland,

openlijk, te weten op de kruising Waaldijk-Stoepstraat, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,

in vereniging

geweld heeft gepleegd tegen een of meer goederen, te weten

-een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] (toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of

-een woning gelegen aan de [adres 3] (toebehorende aan [slachtoffer 3] ) en/of

-een woning gelegen aan de [adres 4] (toebehorende aan [slachtoffer 4] ) en/of

-een schrikhek staande op de kruising Waaldijk-Stoepstraat (toebehorende aan [benadeelde] )

door een of meermalen ontploffingen teweeg te brengen door een of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk, althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)), aan te steken en/of tot ontploffing te brengen,

terwijl hij, verdachte, en/of zijn medeverdachten,

deze goederen opzettelijk heeft/hebben vernield;

( art 141 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 141 lid 2 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

2 Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging

De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting bepleit dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk is in zijn vervolging. Het is in strijd met het gelijkheidsbeginsel om de verdachte wèl, maar niet de medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] voor het primair ten laste gelegde feit te vervolgen.

De rechtbank overweegt daartoe het volgende.

Op grond van het bepaalde in artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering komt aan het Openbaar Ministerie een zelfstandige beslissingsbevoegdheid toe om na een onderzoek vervolging tegen een verdachte in te stellen dan wel daarvan af te zien.

Het enkele feit dat een ander niet is vervolgd, brengt niet zonder meer mee dat het Openbaar Ministerie heeft gehandeld in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde (zoals het gelijkheidsbeginsel).Feiten of omstandigheden die zouden leiden tot het oordeel dat zulks in casu wel het geval is, zijn niet gesteld .

Het Openbaar Ministerie is ontvankelijk in de vervolging.

3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 1 januari 2019 is op de kruising van de Waaldijk en de Stoepstraat te Opijnen, gemeente West Betuwe een ontploffing teweeggebracht, waardoor schade is ontstaan aan;

-een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] , toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2];

-een woning gelegen aan de [adres 3] , toebehorende aan [slachtoffer 3];

-een woning gelegen aan de [adres 4] , toebehorende aan [slachtoffer 4];

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte van het primair ten laste gelegde feit moet worden vrijgesproken. Verdachte heeft enkel een doos met twee pakketten astronauten vuurwerk meegenomenen heeft deze niet aangestoken. Op basis van de camerabeelden kan niet worden vastgesteld wie de ‘boosdoener’ heeft aangestoken en de ontploffing heeft veroorzaakt. Daarnaast is geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking geweest tussen de daders met als doel het tot ontploffing brengen van vuurwerk. De raadsman van verdachte is van mening dat verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken.

Beoordeling door de rechtbank

De politie heeft de camerabeelden van cafetaria [slachtoffer 1] aan de [adres 2] te Opijnen uitgekeken. De camera’s hebben twee posities gefilmd, te weten het terras gericht op de Waaldijk te Opijnen en de zijkant van het pand aan de Stoepstraat te Opijnen. Op de camerabeelden van de Stoepstraat is te zien dat op 1 januari 2019 om 1:36:33 uur [medeverdachte 3] samen met verdachterichting de Waaldijk loopt. Op de rechterschouder draagt verdachte een pakket met zich mee. Op de camerabeelden van de Waaldijk om 1:36:50 uur is te zien dat [medeverdachte 3] het schrikhek links van de palen, waar het hek oorspronkelijk hoort, neerlegt en dat verdachte een doos voor deze palen neerlegt. Vanaf 1:38:50 uur tot 1:39:34 uur buigen o.a. de personen [medeverdachte 3] , verdachte, [medeverdachte 1] , [getuige 1] en [getuige 2] zich rondom de plek waar het schrikhek ligt. Er wordt iets ontstoken en iedereen rent weg naar de Stoepstraat. Op de beelden ‘aansteken_zoom’ is te zien dat verdachte samen met nog twee personen bij het ontsteken van het vuurwerk staat. Om 1:43:28 uur steekt verdachte het vuurwerk aan. Dan rennen alle personen richting de Stoepstraat. Allerlei ruiten, stukjes hout en puin springen uit de woning/cafetaria. De verdachten houden hun handen voor hun oren en rennen verder de Stoepstraat in, uit beeld. De getuige [getuige 3] heeft verklaard dat verdachte met een redelijk grote doos, van ongeveer 75 bij 75 bij 40 cm hoog op de dijk liep.

Volgens de materiedeskundige is op basis van de camerabeelden vast te stellen dat een zogenoemde shell mortierbom is afgestoken. Het onderzochte vuurwerk is ingedeeld in de lijsten I t/m IV conform de Richtlijn voor Strafvordering Vuurwerkdelicten. Dit betreft professioneel en niet ingedeeld vuurwerk dat zodanig zwaar is dat het in handen van particulieren (levens)gevaarlijk is.

De rechtbank heeft op basis van het voorgaande vastgesteld dat op 1 januari 2019 op de kruising van de Waaldijk en de Stoepstraat te Opijnen, gemeente West Betuwe een ontploffing heeft plaatsgevonden. Aan de hand van de beschrijving van de camerabeelden is te zien dat verdachte zich aldaar bevindt en een pakket bij zich draagt. Dit wordt eveneens bevestigd door getuige [getuige 3] . Vervolgens wordt aan de hand van de camerabeelden beschreven dat het pakket door verdachte wordt neergelegd op de plaats waar later de explosie plaatsvindt. Uiteindelijk wordt door verdachte om 1:43:28 uur het pakket aangestoken waarna ruiten, stukjes hout en puin uit de cafetaria [slachtoffer 1] springen. De rechtbank concludeert dat de explosie door verdachte is veroorzaakt door het afsteken van een shell mortierbom. Een Sshell Mmortierbom valt onder de categorie ‘zwaar vuurwerk’.

De rechtbank stelt verder vast dat daardoor schade is ontstaan aan het in de tenlastelegging genoemde bedrijfspand en de genoemde woningen.

Het dossier bevat geen bewijs dat tussen verdachte en anderen, bij voorbeeld medeverdachten, sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Om die reden zal verdachte worden vrijgesproken van het bestanddeel medeplegen.

4 De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 1 januari 2019 te Opijnen, gemeente West Betuwe, in elk geval in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

opzettelijk

een of meermalen ontploffingen teweeg heeft gebracht door een of meer stuk(ken) (zwaar) vuurwerk,

althans een (of meer) explosief/explosieve(n) (voorwerp(en)),

aan te steken en/of tot ontploffing te brengen

en daarvan gemeen gevaar voor een of meer (nabijgelegen) panden en/of goederen, te weten

-een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] (toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ) en/of

-een woning gelegen aan de [adres 3] (toebehorende aan [slachtoffer 3] ) en/of

-een woning gelegen aan de [adres 4] (toebehorende aan [slachtoffer 4] ) en/of

-een schrikhek staande op de kruising Waaldijk-Stoepstraat (toebehorende aan Gemeente West Betuwe),

in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

“Opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.”

6 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8 De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur die verdachte in verzekering heeft doorgebracht, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en voorts tot het verrichten van 240 uren taakstraf subsidiair 120 dagen hechtenis.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft bepleit dat verdachte first offender is, dat de redelijke termijn is overschreden althans dat al geruime tijd is verstreken en dat de gevorderde taakstraf gematigd zou moeten worden gelet op de werk van verdachte als zzp’er.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

Verdachte heeft door het afsteken van zwaar en illegaal vuurwerk, een shell mortierbom, een ontploffing veroorzaakt met ernstige gevolgen. Door dergelijk vuurwerk af te steken op de plek waar verdachte dat heeft gedaan heeft verdachte veel schade veroorzaakt aan een cafetaria en verschillende woningen. Dat het enkel bij materiële schade is gebleven, is niet aan verdachte te danken maar berust op toeval, te meer nu in een van de beschadigde woningen een persoon aanwezig was en lag te slapen. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijk neemt voor zijn handelen en de gevolgen daarvan.

In het algemeen zou, gelet op de ernst van verdachtes handelen, het ontstane gevaar en de ingetreden gevolgen, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden zijn. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet opleggen gelet op het tijdsverloop en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Van schending van de redelijke termijn is echter geen sprake.

Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en ook vanuit het oogpunt van een juiste normhandhaving en de daarmee gediende generale preventie zal de rechtbank wel een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen.

Voorts is de rechtbank van oordeel dat de aard van het delict en de ernst van de gevolgen dusdanig zijn dat er wel een onvoorwaardelijke sanctie dient te volgen. Rekening houdend met alle omstandigheden zoals hiervoor weergegeven acht de rechtbank naast de voorwaardelijke gevangenisstraf een werkstraf voor de maximale duur op zijn plaats.

9 De beoordeling van de civiele vorderingen

De benadeelde partijen [benadeelde] , [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3] hebben in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend.

De benadeelde partij [benadeelde] heeft € 4.051,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente gevorderd. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft € 1.000,00 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente gevorderd. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft € 500,00 aan materiële schade en € 1.500,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente gevorderd. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.

Standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. Niet is gebleken, door middel van een schriftelijke machtiging, dat [naam 1] gemachtigd was tot het indienen van de vordering.

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] kan volgens de officier van justitie worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft de officier van justitie gesteld dat de materiële schade kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voor wat de immateriële schade betreft ontbreekt de onderbouwing. Om die reden dient de benadeelde partij voor dat gedeelte niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.

De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij, [benadeelde] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De schriftelijke machtiging waaruit blijkt dat [naam 1] gemachtigd is om de vordering in te dienen, ontbreekt.

Voor wat de materiële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 4] betreft is de raadsman van verdachte van mening dat de onderbouwing ontbreekt. Ten aanzien van deze schade dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering. Met betrekking tot de immateriële schade heeft de raadsman geen verweer gevoerd.

Volgens de raadsman kan de materiële schade van de benadeelde partij [slachtoffer 3] worden toegewezen. De immateriële schade is niet voldoende onderbouwd en daarom dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard ten aanzien van dat gedeelte van zijn vordering.

Overweging van de rechtbank

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Het formulier verzoek tot schadevergoeding is ingediend en ondertekend door [naam 1] . Uit het dossier blijkt dat [naam 1] bij de gemeente werkzaam is als adviseur openbare orde en veiligheid. [naam 1] heeft ter zitting, samen met zijn collega mevrouw [naam 2] , de gemeente via Skype ook vertegenwoordigd. [naam 1] heeft des gevraagd gesteld dat hij uit hoofde van zijn functie bevoegd is om de gemeente te vertegenwoordigen als benadeelde partij in dit geding.

De rechtbank stelt op dit punt vast dat in het Gemeenteblad van 24 januari 2019 het, “Besluit van het College van B&W en de burgemeester van de gemeente West Betuwe houdende regels omtrent mandaten Mandaatbesluit gemeente West Betuwe”, is gepubliceerd. Artikel 4 lid 1 bepaalt: “Het college en de burgemeester van West Betuwe verleent de functionaris die werkzaam is onder verantwoordelijkheid van het gemeentebestuur het mandaat om alle besluiten te nemen en alle overige (rechts)handelingen te verrichten, waaronder de vertegenwoordiging in rechte, die in het kader van een goede uitoefening van zijn taken en bevoegdheden nodig zijn.” De rechtbank concludeert dat de heer [naam 1] bevoegd is om de gemeente te vertegenwoordigen als benadeelde partij in dit geding.

De rechtbank overweegt vervolgens dat de schadepost die ziet op de beschadiging van het asfalt onvoldoende is onderbouwd, nu een onderbouwing door de gemeente van de bedoelde schadepost geheel ontbreekt. Over de schadepost van het schrikhek overweegt de rechtbank dat die schade niet het gevolg is van de explosie waarvoor verdachte verantwoordelijk is. Dat schrikhek is eerder op de avond beschadigd geraakt door ander vuurwerk waarvoor verdachte niet verantwoordelijk is. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4]

Materiële schade

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.

De rechtbank overweegt dat niet is betwist dat de gordijnen en de kunststukjes door de ontploffing zijn beschadigd. Overigens zijn de schadeposten onvoldoende betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade ter hoogte van het bedrag van € 1.000,00 kan worden toegewezen.

Immateriële schade

De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van immateriële schade in het geval dat:

verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,

de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,

de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of

de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.

Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.

Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één categorie van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.

Door het handelen van verdachte is de benadeelde op andere wijze in de persoon aangetast. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Het gevorderde bedrag van € 1.000,00 is door de raadsman van verdachte niet betwist. De rechtbank acht eveneens dat het gevorderde bedrag naar maatstaven van billijkheid redelijk is en wijst het volledige bedrag toe.

Het totale toe te wijzen bedrag van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] bedraagt € 2.000,00.

Verdachte is vanaf 1 januari 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Materiële schade

Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.

De rechtbank overweegt dat de schadepost niet is betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.

Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade ter hoogte van € 500,00 wordt toegewezen.

Immateriële schade

[slachtoffer 3] heeft ter terechtzitting toegelicht dat hij immateriële schade vordert voor zijn zoon. Ter zitting is gebleken dat [slachtoffer 3] niet door zijn zoon is gemachtigd om namens hem in rechte op te treden noch dat [slachtoffer 3] uit andere hoofde bevoegd is om zijn zoon te vertegenwoordigen.

De rechtbank verklaart de benadeelde partij daarom niet-ontvankelijk in dit deel van de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.

Het totale toegewezen bedrag van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] bedraagt € 500,00.

Verdachte is vanaf 1 januari 2019 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.

De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partijen toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

10 De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b 14c, 22c, 22d, 36f en 157 van het Wetboek van Strafrecht .

11 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;

 bepaalt dat deze gevangenisstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren schuldig heeft maakt aan een strafbaar feit;

 legt op een taakstraf van 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;

 De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] .

 verklaart de benadeelde partij [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;

 De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 4] .

 veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 1.000,00 (duizend euro) aan materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;

legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 4] , een bedrag te betalen van € 1.000,00 (duizend euro) aan materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 30 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;

 De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] .

veroordeelt verdachte tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] van € 500,00 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;

verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot vergoeding van immateriële schade ;

legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 3] , een bedrag te betalen van € 500,00 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2019 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 10 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;

bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.

Dit vonnis is gewezen door mr. C. Kleinrensink, voorzitter, mr. J.M.J.M. Doon en mr. R.W.H. van Brandenburg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Verhagen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 januari 2021.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, Basisteam De Waarden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019038370, gesloten op 25 januari 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Het proces-verbaal p. 5 en 6.

Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] namens de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , p. 10 e.v.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 13.

Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] , p. 15.

Het proces-verbaal van bevindingen, p. 92 alsmede het proces-verbaal van bevindingen, p. 102; waarin staat beschreven dat verdachte 1 wordt herkend als [medeverdachte 3] .

Het proces-verbaal van bevindingen, p. 92.

Het proces-verbaal van bevindingen, p. 92 alsmede het proces-verbaal van bevindingen, p. 102; waarin staat beschreven dat verdachte 3 wordt herkend als [verdachte] .

Het proces-verbaal van bevindingen, p. 93.

Het proces-verbaal van bevindingen, p. 93 alsmede het proces-verbaal van bevindingen, p. 102; waarin staat beschreven dat verdachte 2 wordt herkend als [medeverdachte 2] , verdachte 4 als [medeverdachte 1] , getuige 5 als [getuige 1] en verdachte 7 als [getuige 2] . Verdachte 6 is niet herkend.

Het proces-verbaal van bevindingen, p. 92 en 93.

Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 37.

Proces-Verbaal van onderzoek aan de hand van camerabeelden met betrekking tot het afsteken van zwaar vuurwerk, p. 2 en 3 van 4.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature