Uitspraak
vonnis
RECHTBANK GELDERLAND79262 / HA ZA 06-75416 augustus 2006
Team insolventies
Zittingsplaats Zutphen
zaaknummer: 376774/ FTRK 20/906 wa
Vonnis van 7 oktober 2020
in de zaak tussen:
[verzoekster] ,
gevestigd te [vestigingsplaats],
verzoekster,
advocaat: mr. N.G. Cornelissen,
en
Plenus Gouda B.V.,
gevestigd te Gouda,
verweerster,
advocaat: mr. I.B. Jansse.
Partijen worden hierna mede aangeduid als [verzoekster] en Plenus.
1 Het verloop van de procedureDit verloop blijkt uit:
- het door deze rechtbank op [datum faillissement] uitgesproken vonnis, waarbij [verzoekster] in staat van faillissement is verklaard, met benoeming van mr. S. Boot als rechter-commissaris en van mr. H.J.D. ter Waarbeek, advocaat te Zevenaar, tot curator;
- het op 22 september 2020 ter griffie binnengekomen verzetschrift.
2 Het verzoek
[verzoekster] verzoekt het vonnis tot haar faillietverklaring te vernietigen. [verzoekster] stelt daartoe niet in de toestand te verkeren dat zij is opgehouden te betalen, hetgeen ook blijkt uit het feit dat de aanvrager van het faillissement, Plenus inmiddels betaald is. Beide partijen, hebben ingestemd met vernietiging van het vonnis faillietverklaring en met schriftelijke afdoening van de zaak.
3 De beoordelingUit de stukken volgt dat de vordering van Plenus inmiddels betaald is. Het verzet dient derhalve te worden gehonoreerd. Er zijn redenen om [verzoekster] te belasten met de kosten van het faillissement.
DE BESLISSING
De rechtbank, rechtdoende,
vernietigt het vonnis van deze rechtbank van [datum faillissement], waarbij
[verzoekster]
voornoemd in staat van faillissement is verklaard;
bepaalt de kosten van het faillissement op een bedrag van € 3.944,19, te vermeerderen met BTW, voorzover daarover verschuldigd, voor salaris van de curator en een bedrag van
€ 157,77, te vermeerderen met BTW, voorzover daarover verschuldigd, voor verschotten en veroordeelt [verzoekster] tot betaling van deze bedragen aan de curator mr. Ter Waarbeek voornoemd.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Schippers, en in het openbaar uitgesproken op 7 oktober 2020.