U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Eenzijdig ongeval met auto waarbij passagier is overleden. Bewezenverklaring overtreding artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 . Onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden en onvoorwaardelijke ontzegging rijbevoegdheid voor 4 jaar.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer: 05.198479.19

Datum uitspraak : 17 december 2020

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] .

Raadsvrouw: mr. A. Foppen, advocaat in Harderwijk.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op 3 december 2020.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Elburg in de gemeente Elburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van het industrieterrein Kruismaten en/of gaande in de richting van de Wijkerwoldweg, daarmee rijdende op de weg, de Oostelijke Rondweg,

zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcohol houdende drank,

niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het verloop van die weg (de Oostelijke Rondweg) en/of

met een snelheid ongeveer gelegen tussen de 122 en 135 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid van 60 kilometer per uur,

een in die weg (de Oostelijk Rondweg) gelegen gezien, zijn verdachtes rijrichting naar rechts verlopende bocht is in- en/of doorgereden en/of

in een slip is geraakt en/of geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) in de gezien zijn, verdachtes rijrichting, rechter berm van die weg (de Oostelijke Rondweg) is terecht gekomen en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of

tegen een gezien zijn, verdachtes rijrichting in de linker berm van die weg (de Oostelijke Rondweg) staand hek is gebotst en/of

in een aan die linker berm grenzend maisveld één of meermalen met dat motorrijtuig (personenauto) over de kop is geslagen en/of op de kop liggend tot stilstand is gekomen,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [naam 1] ) werd gedood,

terwijl verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en /of

welke feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat verdachte een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximum snelheid in ernstige mate heeft overschreden;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Elburg in de gemeente Elburg, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van het industrieterrein Kruismaten en/of gaande in de richting van de Wijkerwoldweg, daarmee op de weg, de Oostelijke Rondweg heeft gereden met een snelheid, ongeveer gelegen tussen de 122 en 135 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid

van 60 kilometer per uur en/of

een in die weg (de Oostelijk Rondweg) gelegen gezien, zijn verdachtes rijrichting naar rechts verlopende bocht is in- en/of doorgereden en/of

in een slip is geraakt en/of geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) in de gezien zijn, verdachtes rijrichting, rechter berm van die weg (de Oostelijke Rondweg) is terecht gekomen en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of

tegen een gezien zijn, verdachtes rijrichting in de linker berm van die weg (de Oostelijke Rondweg) staand hek is gebotst en/of

in een aan die linker berm grenzend maisveld één of meermalen met dat motorrijtuig (personenauto) over de kop is geslagen en/of op de kop liggend tot stilstand is gekomen,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 19 juli 2019 omstreeks 20.54 uur heeft op de Oostelijke Rondweg in Elburg, gemeente Elburg, een éénzijdig ongeval met een personenauto plaatsgevonden. De inzittenden van die personenauto waren verdachte en [naam 1] . De personenauto is in eerste instantie in de rechter berm van de Oostelijke Rondweg terecht gekomen. Vervolgens is deze in de linker berm terechtgekomen, tegen een hek gebotst, over de kop geslagen en in een aangrenzend maïsveld op de kop liggend tot stilstand gekomen.

Het slachtoffer [naam 1] is onder de auto aangetroffen. Hij is ten gevolge van de door het ongeval opgelopen verwondingen ter plaatse overleden.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit. Meer in het bijzonder heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat sprake is geweest van zeer onvoorzichtig rijgedrag door verdachte.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geconcludeerd tot vrijspraak van de hoogst ten laste gelegde schuldvorm. Het geheel van verkeersgedragingen, bestaande uit een forse overschrijding van de maximumsnelheid, in samenhang met de andere omstandigheden waaronder het ongeval heeft plaatsgevonden, levert niet de ten laste gelegde schuldgradatie “zeer onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam” op.

Ook dient vrijspraak te volgen van het rijden onder invloed van alcohol. De uitkomst van het bloedonderzoek kan niet bijdragen tot het bewijs. Er is niet voldaan aan de strikte eisen ter waarborging van de zorgvuldigheid van het onderzoek.

Ten aanzien van de laagste vorm van schuld bij het primaire feit, alsmede ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit, heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank overweegt het volgende.

De rechtbank gaat ervan uit dat verdachte de personenauto ten tijde het ongeval bestuurde, gelet op het proces-verbaal van de camerabeelden van kort voor het ongeval, het proces-verbaal van bevindingen en de verklaring van getuige [naam 2]. Verdachte heeft dit ook niet betwist.

De personenauto heeft tijdens het ongeval een e-call melding verzonden naar een particuliere meldkamer, waarbij het e-call systeem een snelheid doorzond van 122 km/uur. De politie heeft onderzoek gedaan naar de verkregen dataset. Daaruit bleek dat inderdaad een snelheid werd weergegeven van 122 km/uur. De rechtbank gaat dan ook van die gereden snelheid uit. Op de Oostelijk Rondweg in Elburg geldt een maximumsnelheid van 60 km/u. Door of namens verdachte is de gemeten snelheid niet betwist en evenmin de conclusie dat ten tijde van het ongeval dus sprake is geweest van een forse overtreding van de maximumsnelheid.

Met betrekking tot het rijden onder invloed.

De rechtbank dient verder de vraag te beantwoorden of bewezen kan worden dat verdachte direct voorafgaand en ten tijde van het ongeval heeft gereden onder invloed van alcohol en ook of verdachte verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet, hetgeen door en namens verdachte wordt betwist.

Na het ongeval, op zaterdag 20 juli 2019, heeft een arts bloed van verdachte afgenomen conform het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer (hierna: besluit). Van het onderzoek van het bloed is een schriftelijk verslag opgemaakt, gedateerd 6 augustus 2019, met daarin het resultaat van het bloedonderzoek. Artikel 17 van het besluit schrijft voor dat de opsporingsambtenaar binnen één week na ontvangst van dit verslag de verdachte schriftelijk in kennis stelt van het resultaat van het bloedonderzoek en van het recht op tegenonderzoek. In het dossier is geen brief aanwezig waaruit blijkt dat verdachte hiervan tijdig in kennis is gesteld. Uit het dossier blijkt wel dat verdachte pas op 7 mei 2020 mondeling - dus: niet schriftelijk binnen een week na ontvangst van het verslag bloedonderzoek - van de uitslag van dit onderzoek en het recht op tegenonderzoek in kennis is gesteld.

Het wijzen op het recht van de mogelijkheid van tegenonderzoek was op 7 mei 2020 bovendien geheel illusoir. Het bloed dat na onderzoek resteerde diende namelijk overeenkomstig het besluit een half jaar na dagtekening van het verslag, in dit geval uiterlijk 6 februari 2020, vernietigd te worden.

De rechtbank is van oordeel dat de strikte waarborgen waarmee de wetgever het bedoelde onderzoek heeft omringd niet zijn nageleefd. Er is dus geen sprake geweest van “een onderzoek” in de zin van artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 .

Er kan dus niet bewezen worden dat verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994 . Verdachte zal hiervan (partieel) vrijgesproken worden.

Artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is in een situatie als de onderhavige niet van toepassing.

Verdachte heeft verklaard dat hij zich niet kan herinneren dat hij voorafgaande aan het ongeval alcoholhoudende drank heeft gedronken.

De getuige [naam 3] heeft verklaard dat verdachte op 19 juli 2019 tussen 17.30 uur en 18.00 uur bij hem het café binnenkwam en daar die avond bier heeft gedronken, tussen de vijf en tien kleine glazen. Ongeveer tussen 20.15 uur en 20.30 uur is iedereen weggegaan, ook verdachte.

De getuige [naam 4] heeft verklaard dat verdachte op 19 juli 2019 in haar café is geweest. Dat was tussen 16.00 uur en 17.00 uur. Verdachte kwam omstreeks 16.00 uur samen met zijn vader binnen en heeft die middag twee à drie kleine biertjes gedronken. Eén kleintje bevat vijftien centiliter bier. Verdachte kwam die avond nog terug. Hij was toen met [naam 1] . Zij weet dat zij toen één biertje hebben gedronken.

De rechtbank stelt vast dat verdachte op 19 juli 2019 vanaf 16.00 uur tot kort voor het ongeval om 20.54 uur tenminste acht glazen bier heeft gedronken en mogelijk nog meer. Wat het exacte promillage is geweest is (gelet op hetgeen hiervoor is overwogen omtrent het recht op tegenonderzoek) niet vast te stellen. Het is echter een feit van algemene bekendheid dat het lichaam alcohol met een constante snelheid afbreekt en dat er ongeveer één standaardglas per één à anderhalf uur wordt afgebroken. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte wel in enige mate onder invloed van alcoholhoudende drank verkeerde ten tijde van zijn verkeersdeelname voorafgaande aan het ongeval en ook tijdens het ongeval. Het is ook een feit van algemene bekendheid dat alcoholgebruik van invloed is op het rijgedrag en op het reactievermogen en dit zal in het geval van verdachte niet anders zijn geweest.

Met betrekking tot de mate van schuld.

Verdachte heeft direct voorafgaand aan het ongeval, nadat hij alcohol had gedronken, met een veel te hoge snelheid over de Oostelijke Rondweg te Elburg gereden, een weg waarmee hij goed bekend was. Ook heeft verdachte een vrij scherpe bocht naar rechts genomen met een veel hogere snelheid dan ter plaatse gold. Bij het uitkomen van die bocht reed hij nog steeds met een zeer hoge snelheid, namelijk met een snelheid van 122 km/u waar maximaal 60 km/u was toegestaan. Vrijwel direct na het nemen van die bocht is verdachte de macht over de auto verloren en heeft het ongeval plaatsgevonden. De rechtbank stelt vast dat de oorzaak van het ongeval gelegen is in de hiervoor genoemde factoren. Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van zeer onvoorzichtig rijden.

De rechtbank acht het primair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

3 De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 19 juli 2019 te Elburg in de gemeente Elburg, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), komende uit de richting van het industrieterrein Kruismaten en/of gaande in de richting van de Wijkerwoldweg, daarmee rijdende op de weg, de Oostelijke Rondweg,

zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,

onder invloed van alcohol, althans na het gebruik van een niet onaanzienlijke hoeveelheid alcohol houdende drank,

niet of in onvoldoende mate heeft gelet en/of is blijven letten op het verloop van die weg (de Oostelijke Rondweg) en/of

met een snelheid van ongeveer gelegen tussen de 122 en 135 kilometer per uur, in elk geval met een grotere snelheid dan de aldaar voor hem, verdachte geldende maximum snelheid van 60 kilometer per uur,

een in die weg (de Oostelijk Rondweg) gelegen gezien, zijn verdachtes rijrichting naar rechts verlopende bocht is in- en/of doorgereden en/of

in een slip is geraakt en/of geheel of gedeeltelijk met dat door hem, verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) in de gezien zijn, verdachtes rijrichting, rechter berm van die weg (de Oostelijke Rondweg) is terecht gekomen en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd en/of naar links is gegaan en/of

tegen een gezien zijn, verdachtes rijrichting in de linker berm van die weg (de Oostelijke Rondweg) staand hek is gebotst en/of

in een aan die linker berm grenzend maisveld één of meermalen met dat motorrijtuig (personenauto) over de kop is geslagen en/of op de kop liggend tot stilstand is gekomen,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [naam 1] ) werd gedood,

terwijl verdachte verkeerde in een toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994 en /of

welke feit is veroorzaakt of mede is veroorzaakt doordat verdachte een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximum snelheid in ernstige mate heeft overschreden.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

“Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.”

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot:

een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren;

ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren,

met aftrek van de tijd dat het rijbewijs is ingevorderd en is ingehouden geweest.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat verdachte voorafgaand aan het ongeval veel te hard heeft gereden over een industrieterrein en vervolgens ook op de weg waar het ongeval heeft plaatsgevonden. De manier waarop verdachte aan het verkeer heeft deelgenomen heeft geleid tot vreselijke gevolgen voor het dodelijke slachtoffer en voor zijn nabestaanden, die als gevolg van dat onverantwoorde rijgedrag van verdachte een dierbare moeten missen.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft verzocht om rekening te houden met de persoon van verdachte en met zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft door het ongeval zelf ernstig letsel opgelopen en heeft langdurig revalidatie moeten ondergaan. Ook heeft het ongeval psychisch grote invloed gehad op verdachte. Hij kampt nog steeds met een intens schuldgevoel over de dood van het slachtoffer en het leed dat hij de nabestaanden heeft aangedaan.

Verzocht is om in ieder geval geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Verdachte kan dan zijn baan behouden. Hij heeft het inkomen hard nodig om de hypotheek en andere vaste lasten te kunnen betalen.

De beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een zeer ernstig verkeersongeval met dodelijke afloop. Hij heeft, nadat hij alcohol heeft gedronken, met een sportieve en snelle auto veel te hard gereden op het industrieterrein van Elburg. Het latere slachtoffer [naam 1] zat als passagier naast hem in de auto. Vervolgens is verdachte met hoge snelheid over een hem bekende, en tot 60 km/u gemaximeerde, weg gereden en heeft hij een daarin gelegen bocht naar rechts met vrijwel onverminderde snelheid genomen. Direct na de bocht is de auto uitgebroken en in een slip geraakt. De auto is met hoge snelheid tegen een hek gebotst en is in een maïsveld over de kop geslagen. Passagier [naam 1] is daarbij uit de auto geraakt, onder de auto terechtgekomen en door de opgelopen verwondingen ter plaatse overleden.

Uit de ter terechtzitting door de vader van het slachtoffer voorgelezen slachtofferverklaring blijkt dat de dood van [naam 1] een verlammend effect heeft op het functioneren van zijn naasten. Zij zullen hun leven lang geconfronteerd worden met het feit dat zij een dierbare persoon op deze onverwachte manier plotseling hebben verloren. Het overlijden heeft een enorm gat achtergelaten en zij missen hem nog dagelijks op alle levensterreinen.

Verder laat de rechtbank meewegen dat uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte in 2017, 2018 en 2019 forse boetes heeft gehad voor snelheidsovertredingen en dat verdachte in 2019 in Duitsland heeft gereden tijdens een rijontzegging. De rechtbank zal dit in strafverzwarende zin meewegen. Anderzijds laat de rechtbank in het voordeel van verdachte meewegen dat verdachte sinds het ongeval niet opnieuw met politie en justitie in aanraking is geweest en dat het ongeval voor verdachte lichamelijke en naar het lijkt ook psychische gevolgen heeft gehad. Alles afwegende zal de rechtbank verdachte veroordelen tot een lagere onvoorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is gevorderd, namelijk voor de duur 18 maanden. Gelet op de ernstige gevolgen van het verkeersongeval en de eerdere forse snelheidsovertredingen acht de rechtbank het van belang dat verdachte voor langere tijd niet met een motorvoertuig aan het verkeer zal deelnemen. Aan verdachte zal daarom de gevorderde onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opgelegd worden.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 .

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden;

 ontzegt verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 (vier) jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd of ingehouden is geweest.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.W.H. van Brandenburg, voorzitter, mr. D.S.M. Bak en mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van A.B.M. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 17 december 2020.

De griffier is buiten staat mede te ondertekenen.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2019321482, gesloten op 15 mei 2020 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 33

GGD Noord- en Oost-Gelderland, schouwverslag van [naam 5] , arts M&G, forensisch arts FMG d.d. 20 juli 2019, zonder pagina-aanduiding.

Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, (p. 37), doorgenummerde dossierpagina p. 71.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 34.

Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 2] , p. 190

Proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (p. 31), doorgenummerde dossierpagina p. 65.

Proces-verbaal Aanrijding misdrijf (p. 1) doorgenummerde dossierpagina 17.

Proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 3] , p. 203-204.

Proces-verbaal van verhoor getuige [naam 4] , p. 212-214.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature