Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Corona tussenvonnis. Eindafrekening na einde dienstverband in verband met studiekostenbeding.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 8298796 \ CV EXPL 20-1364 \ 512 \ 34124

uitspraak van

vonnis

in de zaak van

[eiser]

wonende te [woonplaats]

eisende partij

gemachtigde Praktijk voor Rechtsbijstand Ten Kortenaar B.V.

tegen

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [gedaagde]

gevestigd te Duiven

gedaagde partij

gemachtigde mr. H.C.W. Geffroy

Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] (vrouwelijk enkelvoud) genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 28 januari 2020 met producties

- de conclusie van antwoord met producties.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] is een onderneming die zich richt op het leveren, installeren en onderhouden van elektronische beveiligingssystemen.

2.2.

Nadat [eiser] in de periode van 2 december 2014 tot 30 juni 2015 op basis van een uitzendovereenkomst werkzaam was bij [gedaagde] , treedt hij op 1 juni 2015 bij [gedaagde] in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is per 1 december 2016 omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In deze arbeidsovereenkomst is, voor zover van belang, opgenomen:

“ Artikel 1 1

Nevenfuncties;

De werknemer verbindt zich gedurende de lopende dienstbetrekking voor geen andere werkgever of opdrachtgever, in de zelfde branche, werkzaam te zullen zijn, nog direct, noch indirect, en zich te zullen onthouden van het doen van zaken voor eigen rekening. Per overtreding zal een boete van

€ 2500,- gelden. Tenzij anders door werkgever en werknemer wordt overeengekomen.

(…)

Artikel 1 3

Relatiebeding; o.a. Abco

De werknemer en werkgever komen overeen dat tijdens of na beëindiging van de dienstbetrekking binnen een tijdvak gelijk aan de contractperiode, het werken of zelf starten van een zaak, gelijksoortig of aanverwant aan die van de werkgever niet geoorloofd is. Dit geldt met name ook voor Abco Beveiliging te Duiven.

(…)

Artikel 1 9

Opleidingen en begeleiding;

De werknemer dient zijn medewerking te verlenen aan het volgen van opleidingen en cursussen, die door de werkgever noodzakelijk worden geacht voor het goed vervullen van de functie en die voor rekening van de werkgever zullen zijn.

Examengelden zullen per opleiding of cursus tot maximaal twee keer door de werkgever worden vergoed, wanneer het vereiste diploma of certificaat daarna niet is behaald zullen de kosten voor examens door de werknemer zelf worden vergoed.

Indien werknemer na twee examens zonder positief resultaat besluit om de opleiding of cursus te beëindigen zullen alle door werkgever gemaakte kosten voor 100% worden terugbetaald door de werknemer.

Indien werknemer na vijf examens (waarvan 3 voor eigen rekening) zonder positief resultaat besluit om de opleiding of cursus te beëindigen zullen alle door de werkgever gemaakte kosten voor 50% worden terugbetaald door de werknemer.

Wanneer binnen twee jaar na het volgen van een opleiding, training of cursus, die voor rekening van de werkgever was, het dienstverband eindigt door wat voor omstandigheid ook (op staande voet, na op non-actief stelling of eigen wil tot uitdiensttreding) zullen alle door de werkgever gemaakte kosten en lasten voor 100% worden terugbetaald door de werknemer (opleidingskosten, reiskosten indien met een dienstauto van [gedaagde] Beveiliging gereden en eventuele verblijfskosten indien het een dagopleiding betreft en de uren binnen werktijd vallen).

Na twee jaar zal dat 75% zijn. Na drie jaar zal dat 50% zijn. Na vier jaar zal dat 25% zijn. Uitzondering: indien een tijdelijk contract door de werkgever niet wordt voortgezet of bij ontslag door de werkgever vanwege financieel economische redenen.”

2.3.

Op 30 september 2018 is de arbeidsovereenkomst op initiatief van [eiser] beëindigd.

2.4.

[gedaagde] heeft per 30 september 2018 een eindafrekening opgemaakt ter zake van het nog aan [eiser] verschuldigde loon ten bedrage van € 3.720,11 netto.

2.5.

Op 31 oktober 2018 zend [gedaagde] aan [eiser] een aparte afrekening terzake van terugbetaling van studiekosten ten bedrage van € 3.558,68.

2.6.

[gedaagde] heeft op 1 november een bedrag van € 1.831,52 netto aan [eiser] voldaan.

3 De vordering en het verweer

3.1.

[eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 2.897,78, te vermeerderen met de wettelijke verhoging alsmede de wettelijke rente vanaf 21 november 2019. [eiser] vordert verder de veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten alsmede de nakosten.

3.2.

[eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij tot en met 30 september 2018 in dienst is geweest van [gedaagde] . Per 30 september 2018 is een eindafrekening opgesteld op grond waarvan [gedaagde] nog een bedrag van € 3.720,11 netto aan loon verschuldigd is. [gedaagde] heeft echter slechts een bedrag van € 1.831,52 netto aan [eiser] voldaan, zodat [gedaagde] thans nog een bedrag van € 1.888,59 netto aan [eiser] verschuldigd is. Omdat [gedaagde] in gebreke is gebleven met de tijdige betaling, is zij over het onbetaald gelaten salaris de wettelijke verhoging verschuldigd alsmede de wettelijke rente, aldus [eiser] .

3.3.

[gedaagde] erkent dat zij een bedrag van € 1.888,59 netto aan [eiser] onbetaald heeft gelaten. Zij voert aan dat zij dit bedrag niet hoeft te betalen omdat zij dit kon verrekenen met een openstaande vordering die [gedaagde] heeft op [eiser] . Deze vordering is opgebouwd uit een bedrag van € 3.558,68 aan studiekosten die [eiser] op grond van artikel 19 van de arbeidsovereenkomst aan [gedaagde] dient terug te betalen. Ook is [eiser] in strijd met artikel 11 van de arbeidsovereenkomst een tweetal ondernemingen gestart, zodat hij op grond van artikel 11 van de arbeidsovereenkomst een boete van € 2.500,00 aan [gedaagde] moet betalen. Na verrekening is zij derhalve niets verschuldigd aan [eiser] , aldus [gedaagde] .

4 De beoordeling

4.1.

Onbetwist is dat [gedaagde] op grond van de opgestelde eindafrekening per 30 september 2018 een bedrag van € 3.720,11 netto aan loon verschuldigd is aan [eiser] . Vaststaat ook dat [gedaagde] een deel daarvan, € 1.888,59 netto, onbetaald heeft gelaten. Tussen partijen is thans in geschil of [gedaagde] ook het restant van de eindafrekening aan [eiser] moet voldoen.

4.2.

De standpunten van partijen lopen uiteen over de rechtsgeldigheid van het studiekostenbeding zoals opgenomen in artikel 19 van de arbeidsovereenkomst (r.o. 2.2.). Verder verschillen zij van mening over de uitleg die aan het studiekostenbeding moet worden gegeven en de wijze van verrekening van de opleidingskosten. Tot slot is in geschil of [eiser] de boete ingevolge artikel 11 van de arbeidsovereenkomst (r.o. 2.2.) aan [gedaagde] verschuldigd is.

Over voornoemde aspecten zijn er in dit stadium van de procedure de volgende vraagpunten:

- Bij productie 5 heeft [gedaagde] een e-mail in het geding gebracht waaruit zou blijken dat [eiser] zelf heeft verzocht om de cursus Onderhoudsdeskundige Brand bij SOBA te volgen. [eiser] heeft niet toegelicht hoe dit zich verhoudt tot zijn verweer dat hij alle cursussen op verzoek van [gedaagde] heeft gevolgd en dat de kosten voor deze cursussen dan ook niet op grond van het studiekostenbeding door [gedaagde] op hem kunnen worden verhaald.

- In artikel 19 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat indien het dienstverband van de werknemer binnen twee jaar na het volgen van de opleiding eindigt, 75% van de kosten wordt terugbetaald door de werknemer. Na drie jaar is dit 50%. Blijkens de overgelegde brief van [gedaagde] van 31 oktober 2018, is de eerste opleiding op 11 maart 2015 door [eiser] gevolgd en de laatste op 30 mei 2017, terwijl het dienstverband op 30 september 2018 is geëindigd. [eiser] heeft niet toegelicht op grond waarvan hij slechts gehouden zou zijn tot terugbetaling van 50% van alle studiekosten, terwijl een aantal opleidingen in de twee jaar voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband door hem zijn gevolgd.

- In artikel 11 van de arbeidsovereenkomst is opgenomen dat het niet is toegestaan om in dezelfde branche als die van [gedaagde] werkzaam te zijn. Een van de door [eiser] gestarte ondernemingen betreft een horecaonderneming, niet zijnde dezelfde branche als waarin [gedaagde] opereert. [eiser] heeft bovendien aangevoerd dat [gedaagde] bij indiensttreding op de hoogte was van de eigen onderneming van [eiser] ( [naam] ) en dat dit voor [gedaagde] geen belemmering vormde om een dienstverband met [eiser] aan te gaan. [gedaagde] licht in haar conclusie van antwoord ook toe dat zij van de eigen ondernemingen in eerste instantie ook geen ‘issue’ van heeft gemaakt. [gedaagde] heeft niet, althans onvoldoende, toegelicht hoe een en ander zich tot elkaar verhoudt.

4.3.

Over de verrekening van de door [gedaagde] ontvangen subsidie voor de opleidingskosten overweegt de kantonrechter dat vooralsnog niet gebleken is dat partijen zijn overeengekomen dat deze subsidie in mindering strekt op een eventuele terugbetalingsverplichting van [eiser] .

4.4.

Het door [eiser] gevorderde bedrag van € 2.897,78 vergt een nadere toelichting omdat dit bedrag in het lichaam van de dagvaarding tevens de wettelijke verhoging omvat en in het petitum van de dagvaarding de wettelijke verhoging afzonderlijk wordt gevorderd.

4.5.

De slotsom is dat [eiser] in de gelegenheid zal worden gesteld om een conclusie van repliek te nemen. Hij zal daarbij in ieder geval in moeten gaan op hetgeen is weergegeven onder 4.2. en 4.4. [gedaagde] wordt vervolgens in de gelegenheid gesteld om een conclusie van dupliek te nemen. Zij zal daarbij in ieder geval moeten ingaan op hetgeen is overwogen onder r.o. 4.3. Na de conclusie van dupliek zal vervolgens vonnis worden gewezen, tenzij een mondelinge behandeling alsnog wenselijk is.

4.6.

Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

5 De beslissing

De kantonrechter

5.1.

verwijst de zaak naar de rol van 3 juni 2020 voor conclusie van repliek aan de zijde van [eiser] ;

5.2.

houdt iedere verdere beslissing aan.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature