U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Huur woonruimte. Vordering in kort geding tot ontruiming van het gehuurde toegewezen. Huurachterstand van twee maanden en bijkomende omstandigheden.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 8555689 \ VV EXPL 20-72 \ 25115 \ 636

uitspraak van

vonnis in kort geding

in de zaak van

[eiser]

wonende te [woonplaats]

eisende partij

gemachtigde mr. M.J. Wagemans

tegen

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]

gedaagde partij

procederend in persoon

Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 9 juni 2020 met producties

- de telefonische mondelinge behandeling van 19 juni 2020

- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling

2 De feiten

2.1.

Op 12 mei 2020 heeft [eiser] een huurovereenkomst gesloten met [gedaagde] , op grond waarvan hij de woning aan de [adres] (hierna: de woning) met ingang van 18 mei 2020 aan [gedaagde] verhuurt voor € 1.250,00 (kale huurprijs) per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. In artikel 3.7. van de huurovereenkomst staat dat [gedaagde] bij ondertekening een bedrag van € 3.750,00 aan [eiser] is verschuldigd als waarborgsom voor een juiste nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst.

2.2.

Op 13 mei 2020 heeft [gedaagde] aan [eiser] een overzicht gestuurd van een overboeking op die dag van € 4.314,00 aan ‘ [eiser] [rekeningnummer] ’ met de omschrijving ‘waarborg/huur mei [gedaagde] [adres] ’. [eiser] heeft dit bedrag niet van [gedaagde] ontvangen. Het rekeningnummer is niet van hem.

2.3.

Vervolgens is tussen partijen via Whatsapp veelvuldig gecorrespondeerd over het uitblijven van betaling. Daarbij heeft [gedaagde] telkens toegezegd alsnog binnen een paar dagen te zullen betalen.

2.4.

Bij brief van 25 mei 2020 heeft [eiser] [gedaagde] aangemaand om binnen 14 dagen na ontvangst van de brief een bedrag van € 4.314,00 te betalen, bij gebreke waarvan buitengerechtelijke kosten van € 556,40 (ex btw) en rente in rekening zouden worden gebracht.

2.5.

Bij brief van 12 juni 2020 heeft Liander aan [eiser] geschreven dat er op het adres [adres] te [woonplaats] geen contract is met een energieleverancier .

3 De vordering en het verweer

3.1.

[eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld:

om binnen 24 uur na betekening van het in deze te wijzen vonnis, of een andere door de rechtbank te bepalen termijn, het gehuurde volledig en behoorlijk te verlaten en te ontruimen met al degenen die en al hetgeen dat zich daarop of daarin bevinden respectievelijk bevindt en met afgifte van de sleutels in lege en behoorlijke staat ter vrije beschikking van de stichting te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden. Dit op straffe van een dwangsom van € 250,00 per dag met een maximum van € 7.500,00;

om aan hem te voldoen het bedrag groot € 5.564,00, vermeerderd met de reeds verschenen wettelijke rente;

om de huurprijs te betalen over de periode tot aan de dag van de ontruiming van het gehuurde of ontbinding van de huurovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag per betalingsperiode, ingaande op de eerste dag van elke betrokken betalingsperiode over de dan telkens vervallen betalingstermijn tot aan de dag van algehele voldoening;

in de kosten van deze procedure, de nakosten en de eventueel te maken ontruimingskosten op vertoon van de daartoe nodige, in dit vonnis te vermelden, bescheiden op de voet van artikel 3:299 lid 3 BW .

3.2.

[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] zo ernstig tekortschiet in de nakoming van de uit de overeenkomst voortvloeiende betalingsverplichting dat het (meer dan) aannemelijk is dat in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst zal worden toegewezen. De in deze procedure gevorderde ontruiming kan daarom volgens [eiser] worden toegewezen. [eiser] stelt een spoedeisend belang te hebben bij zijn vorderingen, omdat het volgens hem in de lijn der verwachting ligt dat [gedaagde] ook de komende huurperiodes de huur niet zal voldoen. Daarbij speelt een rol dat hij erachter is gekomen dat [gedaagde] ten opzichte van zijn vorige verhuurder, die hem de woning aan de [adres] te [woonplaats] verhuurde, ook tekort is geschoten in zijn betalingsverplichting. Hij heeft ook weinig vertrouwen in toekomstige betalingen door [gedaagde] omdat het rekeningnummer waarnaar [gedaagde] op 13 mei 2020 de waarborgsom plus huur maand mei 2020 stelt te hebben overgemaakt in het geheel niet lijkt op het in artikel 9.1. van de huurovereenkomst genoemde rekeningnummer van [eiser] bij ABN Amro, waar de huur naartoe moest worden overgemaakt. Het gevorderde bedrag van € 5.564,00 is opgebouwd uit de onbetaald gelaten waarborgsom van € 3.750,00 én de huur voor de maanden mei en juni 2020 ter hoogte van in het totaal € 1.814,00.

3.3.

[gedaagde] voert gemotiveerd verweer. Hij voert aan dat hij op 20 mei 2020 in de woning is getrokken en dat hij door een samenloop van omstandigheden nog niet heeft betaald: het bedrag van € 4.314,00 had hij per ongeluk overgemaakt naar een verkeerde bankrekening, daarna kreeg hij te maken met een onverwachte afschrijving van de Belastingdienst en door Corona had hij ook tijdelijk minder inkomsten. Inmiddels heeft hij weer werk, kan hij weer betalen, zal hij binnen enkele dagen € 1.250,00 naar [eiser] overmaken en wil hij voor het overige een betalingsregeling treffen met [eiser] , aldus [gedaagde] . Hij wil graag in de woning blijven wonen, ook omdat hij een zoontje heeft die het weekend komt.

3.4.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voldoende voort uit de stellingen van [eiser] .

4.2.

Voor toewijzing van een vordering tot ontruiming in kort geding dient voldoende aannemelijk te zijn dat de bodemrechter, geconfronteerd met hetzelfde feitencomplex, tot toewijzing van die vordering zal komen. Daarbij is van belang of, gelet op de omstandigheden van het geval, de tekortkoming aan de zijde van [gedaagde] van voldoende gewicht zal zijn om een ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.

4.3.

Op het moment van dagvaarden was sprake van een huurachterstand van twee maanden. In de rechtspraak wordt doorgaans aangenomen dat een huurachterstand van minder dan drie maanden van te geringe betekenis is om de ontbinding van de huurovereenkomst met de daaraan verbonden ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. Dat er geen sprake is van een achterstand van drie maanden of meer, betekent echter niet dat een ontbinding per definitie niet gerechtvaardigd zal zijn en evenmin dat er geen factoren zijn die aanleiding geven voor een vordering tot ontruiming. De verplichting tot het tijdig betalen van de huur is een van de meest fundamentele verplichtingen van de huurder.

4.4.

Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval voldoende aannemelijk geworden dat de bodemrechter, geconfronteerd met hetzelfde feitencomplex, tot toewijzing van de vordering tot ontruiming zal komen. Daarbij worden de volgende omstandigheden van belang geacht. In dit geval is er niet alleen sprake van een huurachterstand van twee maanden maar ook van een niet betaalde waarborgsom; [gedaagde] heeft nog helemaal niets betaald en is meteen na het aangaan van de huurovereenkomst volledig tekort geschoten in zijn betalingsverplichtingen. Uit de overgelegde correspondentie via WhatsApp blijkt dat [gedaagde] telkens aan [eiser] berichtte dat hij nog een paar dagen nodig had om te kunnen betalen. Zodra de verkeerde overboeking gecorrigeerd zou zijn, zou hij kunnen betalen, zo berichtte hij. [gedaagde] voert weliswaar aan dat hij inmiddels kan en wil betalen, maar hij heeft met geen enkel stuk onderbouwd dat hij daartoe daadwerkelijk in staat is en dat hij op korte termijn zijn betalingsachterstand zou kunnen inlopen. Hij heeft dus geen reële aanwijzing verstrekt voor verbetering van zijn betaalgedrag. Daarbij komt dat hij op geen enkele manier heeft verklaard hoe het mogelijk was dat hij op 13 mei 2020 de waarborgsom en de huur van mei 2020 naar een totaal ander rekeningnummer heeft overgemaakt dan het in de huurovereenkomst genoemde rekeningnummer. Ook wekt het weinig vertrouwen dat [gedaagde] op 12 juni 2020 kennelijk nog geen contract had afgesloten met een energieleverancier , hoewel hij ter zitting heeft verklaard dat hij dat inmiddels wel heeft gedaan. [gedaagde] heeft verder niet betwist dat op zijn vorige huuradres ook sprake was van een huurachterstand. Mocht er sprake zijn van betalingsonmacht, dan heeft hij dit ook op geen enkele manier aannemelijk gemaakt, terwijl dit hem bovendien niet ontslaat van zijn betalingsverplichting.

4.5.

Onder de genoemde omstandigheden zal de gevorderde ontruiming, mede gelet op de wederzijdse belangen, worden toegewezen. De kantonrechter acht gronden aanwezig om de termijn waarbinnen [gedaagde] het gehuurde moet ontruimen niet vast te stellen op de gevorderde 24 uur na betekening van het vonnis. Aan [gedaagde] moet naar het oordeel van de kantonrechter een ruimere mogelijkheid worden geboden om het gehuurde te ontruimen, vervangende woonruimte te vinden en de daarvoor benodigde maatregelen te treffen. Gelet op alle betrokken belangen wordt die termijn in dit geval bepaald op veertien dagen na de betekening van dit vonnis. De veroordeling tot ontruiming zal worden versterkt met de gevorderde dwangsom.

4.6.

Volgens vaste jurisprudentie is ten aanzien van geldvorderingen in kort geding terughoudendheid geboden. Zo zal niet alleen moeten worden onderzocht of het bestaan van de vordering in kwestie voldoende aannemelijk is – hetgeen betekent dat met een grote mate van waarschijnlijkheid te verwachten moet zijn dat de bodemrechter haar zal toewijzen –, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist, terwijl in de afweging van de belangen van partijen de (on)mogelijkheid van eventuele terugbetaling betrokken dient te worden.

4.7.

[gedaagde] heeft erkend dat hij de verschuldigde huur over de maanden mei (vanaf 18 mei) en juni 2020 niet heeft betaald. Omdat het bestaan en de hoogte van deze vordering daarmee vaststaat, worden minder strenge eisen gesteld aan het spoedeisend belang bij toewijzing daarvan in deze kort gedingprocedure. De betaling van het bedrag van € 1.814,00 (€ 564,00 + € 1.250,00) zal dan ook worden toegewezen. Een eventueel restitutierisico staat niet aan toewijzing in de weg, nu niet is gesteld of gebleken dat daarvan sprake is.

4.8.

[gedaagde] zal ook worden veroordeeld om de huurprijs te betalen over de periode tot aan de dag van de ontruiming van het gehuurde. De gevorderde betaling van de huurprijs tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst zal echter worden afgewezen omdat onvoldoende zekerheid bestaat dat in de navolgende maanden geen nieuwe huurder zal worden gevonden. Voorts ontbreekt voor deze toekomstige onzekere schadepost het spoedeisend belang aan de zijde van [eiser] .

4.9.

Met betrekking tot de gevorderde waarborgsom is niet voldaan aan de vereisten voor toewijzing van dit bedrag in kort geding. De verschuldigdheid van dit bedrag staat weliswaar vast, maar tegelijkertijd is aannemelijk dat dit bedrag bij een ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure, waarop de vorderingen in dit kort geding zijn gegrond, weer aan [gedaagde] moet worden terugbetaald. [eiser] stelt dat het nog maar de vraag is of [gedaagde] de woning in dat geval deugdelijk zal opleveren en dat het nog maar de vraag is of hij de waarborgsom zal moeten terugbetalen, maar er zijn naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende aanknopingspunten om nu al vooruit te lopen op het eventueel ontstaan van schade. De gevorderde betaling van de waarborgsom zal daarom worden afgewezen.

4.10.

[eiser] vordert verder een veroordeling van [gedaagde] in de kosten die hij zal moeten maken indien [gedaagde] eventueel niet vrijwillig gehoor zal geven aan de ontruiming. Deze vordering is op voorhand niet toewijsbaar. Het betreft hier executiekosten die slechts toewijsbaar zouden zijn, als zij in redelijkheid zijn gemaakt, wat nog niet te beoordelen is.

4.11.

[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van

€ 120,00 te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5 De beslissing

De kantonrechter

rechtdoende als voorzieningenrechter

5.1.

veroordeelt [gedaagde] om het gehuurde aan de Steenstraat 33, 6921 LA te [woonplaats] binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis met al het zijne en de zijnen en met hetgeen zich daarin of daarop zijdens hem mocht bevinden te verlaten en te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, en het gehuurde vervolgens verlaten en ontruimd te houden;

5.2.

veroordeelt [gedaagde] om voor elke dag dat hij – na veertien dagen na betekening van het vonnis – in gebreke blijft aan de veroordeling onder 5.1. te voldoen aan [eiser] een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag, met een maximum van in het totaal € 7.500,00;

5.3.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.814,00 zijnde de tot 1 juli 2020 onbetaald gelaten huur, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de voldoening;

5.4.

veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 1.250,00 per maand vanaf 1 juli 2020 tot aan de dag van de ontruiming van het gehuurde, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de voldoening;

5.5.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, tot deze uitspraak aan de kant van [eiser] begroot op € 102,96 aan dagvaardingskosten, € 236,00 aan griffierecht en € 600,00 aan salaris voor de gemachtigde, en in het nasalaris, dat wordt begroot op € 120,00, te vermeerderen met explootkosten als betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden;

5.6.

verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

5.7.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. M.J.P. Heijmans en in het openbaar uitgesproken op


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature