U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Arbeidsrecht. Ontbindingsverzoek werkgever. Artikel 7:669 lid 3 sub g BW. Opzegverbod tijdens ziekte.

Uitspraak



beschikking

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 8146096 \ HA VERZ 19-178 \ 512 \ 918

uitspraak van 14 februari 2020

beschikking

in de zaak van

de stichting Stichting Eusebius Arnhem

gevestigd te Arnhem

verzoekende partij

gemachtigde mr. C. Jacobs

en

[Verweerder]

[woonplaats]

verwerende partij

gemachtigde mr. H.J. Fraaije-Luising

Partijen worden hierna SEA en [Verweerder] genoemd.

1 De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het verzoekschrift van 29 oktober 2019 met producties

- het verweerschrift met producties

- de brief van 10 januari 2020 met productie van de zijde van SEA

- de brief van 10 januari 2020 met producties van de zijde van [Verweerder]

- de brief van 15 januari 2020 met producties van de zijde van [Verweerder]

- de mondelinge behandeling van 17 januari 2020 mede inhoudende de pleitnotities van de gemachtigde van SEA en de gemachtigde van [Verweerder] en de door [Verweerder] tijdens de mondelinge behandeling overgelegde gespreksnotities.

2 De feiten

2.1.

[Verweerder] is sinds 1 oktober 2013 in dienst bij SEA in de functie van Hoofd Bedrijfsbureau tegen een salaris van € 2.800,73 bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantiegeld en 6% eindejaarsuitkering.

2.2.

[Verweerder] heeft zich op 29 maart 2018 ziek gemeld.

2.3.

Op advies van de bedrijfsarts hebben er diverse mediationgesprekken plaatsgevonden.

3 Het verzoek en het verweer

3.1.

SEA verzoekt de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen haar en [Verweerder] op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a BW juncto artikel 7:669 lid 3 sub g BW, daarbij het bepaalde in artikel 7:671b lid 8 onder a BW en derhalve verkorting van de opzegtermijn met de periode tussen de datum van ontvangst van het verzoekschrift en de datum van deze beschikking in acht nemend, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.

3.2.

SEA legt aan haar verzoek ten grondslag dat sprake is van een conflict tussen [Verweerder] enerzijds en de directeur, het bestuur en de werkorganisatie van SEA anderzijds. Hierdoor is niet langer sprake van de benodigde vertrouwensbasis voor de voortzetting van de arbeidsrelatie. De onwerkbare relatie is het gevolg van de stelselmatige destructieve houding van [Verweerder] jegens SEA en hij weigert zich daarop aan te laten spreken. Voortzetting van de arbeidsovereenkomst kan in redelijkheid niet van SEA worden gevergd.

3.3.

[Verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek, met veroordeling van SEA in de proceskosten.

Subsidiair verzoekt [Verweerder] bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren beschikking:

a. te verklaren voor recht dat SEA ernstig verwijtbaar heeft gehandeld;

b. de arbeidsovereenkomst te ontbinden en bij het bepalen van de einddatum rekening te houden met de voor SEA geldende opzegtermijn zonder aftrek van de periode die is gelegen tussen de ontvangst van het verzoekschrift en de datum van deze beschikking;

c. SEA te veroordelen om aan [Verweerder] te betalen:

i. een transitievergoeding van € 6.917,80 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze beschikking tot aan de dag van volledige betaling;

ii. een billijke vergoeding van € 2.500,00 netto en € 50.000,00 bruto, althans een door de kantonrechter in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van deze beschikking tot aan de dag van volledige betaling;

iii. de kosten van rechtsbijstand ad € 4.601,04 netto, althans een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen bedrag, alsmede de wettelijke rente daarover vanaf de dag van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;

d. SEA te veroordelen in de proceskosten.

4 De beoordeling

4.1.

Tussen partijen staat vast dat [Verweerder] sinds 29 maart 2018 arbeidsongeschikt is. Deze arbeidsongeschiktheid duurt, gelet op het laatste bericht van de bedrijfsarts van 24 december 2019 (productie 9 bij antwoord) en de voortgangsrapportage van Passus Advies in verband met de lopende re-integratie in het tweede spoor traject van 18 oktober 2019 (productie 8 bij antwoord) onverminderd voort. [Verweerder] moet in ieder geval in maart 2020 nog een medische ingreep ondergaan. Het opzegverbod tijdens ziekte (artikel 7:671b lid 2 BW juncto artikel 7:670 BW ) is naar het oordeel van de kantonrechter dus van toepassing.

In afwijking hierop kan een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst toch ingewilligd worden indien a) het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop die opzegverboden betrekking hebben, of b) er sprake is van omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst in het belang van de werknemer behoort te eindigen (artikel 7:671b lid 6 BW).

SEA stelt dat sprake is van bedoelde uitzonderingen op het opzegverbod. Volgens haar houdt het verzoek geen verband met de arbeidsongeschiktheid. Voorafgaand aan de ziekmelding was er al sprake van een verstoring van de arbeidsverhouding. SEA heeft [Verweerder] volop de gelegenheid geboden zich te focussen op zijn re-integratie. Zodra zijn gezondheid het toeliet hebben er mediationgesprekken plaatsgevonden om het arbeidsconflict op te lossen. Daarin zijn partijen niet geslaagd. Daarnaast dient de arbeidsovereenkomst in het belang van [Verweerder] te eindigen. De aanhoudende onvrede over SEA zorgt voor een status quo in het herstelproces van [Verweerder].

[Verweerder] betwist dat de hiervoor beschreven uitzonderingssituaties zich voordoen en doet een beroep op het opzegverbod tijdens ziekte.

4.2.

Naar het oordeel van de kantonrechter volgt het standpunt van SEA dat het verzoek tot ontbinding geen verband houdt met de arbeidsongeschiktheid niet, althans onvoldoende, uit de overgelegde stukken. De rapportages van de bedrijfsarts, de nog immer voortdurende re-integratie in het tweede spoor en de toelichting na de mislukte mediation geven een niet consistent beeld.

Direct na de ziekmelding in 2018 is volgens de bedrijfsarts sprake van een medisch probleem, later komt daar een werkgerelateerd probleem bij waarvoor uiteindelijk mediation wordt geadviseerd en thans is sprake van een noodzakelijke medische ingreep op korte termijn.

Naar het oordeel van de kantonrechter is, anders dan SEA betoogt, voorts onvoldoende komen vast te staan dat er op het moment van de ziekmelding reeds sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. De genoemde incidenten uit 2015 zijn daarvoor onvoldoende. Hoewel tussen partijen niet in geschil is dat de samenwerking tussen [Verweerder] en de per 1 januari 2017 als directeur van SEA benoemde [naam directeur] moeizaam verliep, maakt dat nog niet dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Daar komt nog bij dat [naam directeur] per 18 april 2018 niet meer bij SEA in dienst is, terwijl de arbeidsongeschiktheid van [Verweerder] na die datum onverminderd voortduurt. Het voorgaande betekent dat thans niet kan worden vastgesteld dat het verzoek geen verband houdt met omstandigheden waarop het opzegverbod tijdens ziekte betrekking heeft. Evenmin valt in te zien dat er omstandigheden zijn waardoor ontbinding van de arbeidsovereenkomst in het belang van [Verweerder] is. Dit wordt door [Verweerder] zelf ook betwist. De kantonrechter overweegt tot slot dat [Verweerder] door SEA nimmer hersteld is gemeld en er geen second opinion is aangevraagd.

Onder deze omstandigheden behoudt het opzegverbod tijdens ziekte zijn werking en wijst de kantonrechter het verzoek af.

4.3.

Aangezien het verzoek wordt afgewezen, kunnen de subsidiaire verzoeken van [Verweerder] buiten de behandeling blijven.

4.4.

SEA wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen.

5 De beslissing

De kantonrechter,

5.1.

wijst het verzoek af;

5.2.

veroordeelt SEA in de proceskosten aan de zijde van [Verweerder] tot op heden begroot op € 720,00 aan salaris voor de gemachtigde;

5.3.

verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.

Deze beschikking is gegeven door de kantonrechter mr. C.J.M. Hendriks en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2020.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature