Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

handel in cocaïne – in vereniging – 4 jaar gevangenisstraf.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/880110-19

Datum uitspraak : 12 november 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres 1] ,

op dit moment gedetineerd in PI Rijnmond,

raadsman: mr. V.P.J. Tuma, advocaat te Amersfoort.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van

11 juni 2019, 27 augustus 2019 en 29 oktober 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014

tot en met 5 maart 2019 te Putten en/of (elders) in Nederland, tezamen en in

vereniging met een of meer anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft

verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van

een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de

bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid

van artikel 3a van die wet.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden geacht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het in vereniging dealen van cocaïne in de periode van 1 januari 2014 tot en met 5 maart 2019.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte slechts één jaar in cocaïne heeft gedeald. De ten laste gelegde periode is gebaseerd op de verklaringen van getuigen [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Volgens de verdediging zijn deze verklaringen onbetrouwbaar en dienen deze daarom niet in het bewijs te worden meegenomen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat [getuige 3] eerst heeft verklaard dat hij sinds een paar jaren cocaïne bij verdachte kocht en later sinds zeven jaren. Daarnaast is het volgens de verdediging voor afnemers niet logisch om de naam van hun daadwerkelijke dealer te noemen, nu dealers hun afnemers niet zelden waarschuwen dat zij niet met de politie mogen praten. Bovendien komt uit het financieel onderzoek naar voren dat verdachte geen geld of andere bezittingen heeft. Als verdachte langer dan één jaar gedeald zou hebben, was dit anders geweest.

Beoordeling door de rechtbank

Verdachte heeft verklaard dat hij in cocaïne heeft gedeald. Volgens verdachte deed hij dit in een periode van ongeveer één jaar en niet met een ander of anderen. De rechtbank acht echter de gehele ten laste gelegde periode bewezen. Daarbij gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte in vereniging heeft gehandeld. Zij overweegt daartoe als volgt.

[getuige 2] heeft op 7 maart 2019 verklaard dat zij gemiddeld vier gram cocaïne per week kocht bij verdachte. [getuige 2] woonde zes jaar geleden in [plaatsnaam 1] en nam sinds die tijd cocaïne af bij verdachte. Zij spraken dan voornamelijk in het centrum van [plaatsnaam 2] af. Toen [getuige 2] een periode in [plaatsnaam 3] woonde, spraken zij af bij café [naam 1] in [plaatsnaam 3] . Voor een hele gram betaalde [getuige 2] 40 euro, voor een halve gram betaalde zij 20 euro. Als verdachte op vakantie was dan verkocht het zusje van verdachte drugs aan haar.

[getuige 3] heeft op 12 maart 2019 verklaard dat hij sinds eind 2012 op de [adres 2] woont en sindsdien drugs bij verdachte kocht. [getuige 3] kocht elke week of één keer in de twee weken cocaïne bij verdachte. Hij betaalde 40 euro per gram. De overdracht vond plaats aan de weg bij de woning van [getuige 3] . [getuige 3] zei dan dat hij een hele of een halve wilde, gaf verdachte geld en kreeg vervolgens drugs van verdachte. Als verdachte niet in de buurt was, dan belde verdachte zijn zusje. Het zusje van verdachte verkocht dan cocaïne aan [getuige 3] .

[getuige 1] heeft op 7 maart 2019 verklaard dat hij ongeveer vijf jaar geleden het nummer van verdachte kreeg omdat hij wist dat hij bij verdachte cocaïne kon kopen. [getuige 1] sprak twee keer per week in [plaatsnaam 2] met verdachte af en kocht dan één gram cocaïne voor 40 euro. [getuige 1] heeft ook wel eens cocaïne bij het zusje van verdachte gehaald.

De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om aan deze verklaringen te twijfelen. [getuige 2] en [getuige 3] verwijzen voor wat betreft het moment waarop zij voor het eerst cocaïne kochten bij verdachte naar een specifiek moment in hun leven. Voor de stelling dat de afnemers hun “eigen” dealer zouden willen ontzien en daarom de naam van verdachte hebben genoemd is door de verdediging geen enkel begin van aannemelijkheid gemaakt. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.

Dat verdachte in vereniging heeft gehandeld met zijn zusje, zijnde medeverdachte [medeverdachte 1] , blijkt naast de bovenstaande verklaringen ook uit het volgende.

In de periode van (onder meer) 14 februari 2019 tot en met 21 februari 2019 is het telefoonverkeer van het telefoonnummer [nummer 1] opgenomen en uitgewerkt. Vast staat dat verdachte de gebruiker was van dit telefoonnummer. Uit gesprekken blijkt dat [medeverdachte 1] , het zusje van verdachte, het telefoonnummer in voormelde periode in gebruik had toen verdachte met vakantie was. De volgende gesprekken zijn onder andere door haar gevoerd:

15 februari 2019

[nummer 3] : is [verdachte] ook in de buurt of niet?

[nummer 4] : Eh, ja.. ik ben daar nu voor. (…)

[nummer 3] : Helemaal top doe ik dat wel, als je met een uurtje hier kan zijn, zou top zijn, voor 2 halfjes.

[nummer 4] : Ja is goed

15 februari 2019

[nummer 5] : (…) Maar ik heb een vraagje: wil je voor mij een halve meenemen en twee 10 hasj

[nummer 4] : Dat is prima

16 februari 2019

[nummer 6] : Jo.. Jo.. [verdachte] ..

[nummer 4] : Hij is er nu niet man.

[nummer 6] : O.. ik ben [naam 2] ik heb nog een halve nodig (…)

[nummer 4] : (…) Ik kom zo die kant op ja.

21 februari 2019 (gesprek met [getuige 2] )

[nummer 7] : Heb je nog een twintigje of niet?

[nummer 4] : Nee die heb ik helaas niet

[nummer 7] : Je kan er niet een maken?

[nummer 4] : Nee dan moet je heel even wachten daarop. Want ik eh ik moet effe Redbulletjes halen dan nog.

[nummer 7] : (…) Ik heb tegen de avond pas nodig

[nummer 4] : Oh dan doe ik je dan wel een belletje ja

De rechtbank kan de hiervoor weergegeven gesprekken niet anders uitleggen dan gesprekken over het (ver)kopen van drugs en de hoeveelheid. Dit volgt bijvoorbeeld uit de termen “halve” en “twintigje” waarvan het de rechtbank ambtshalve bekend is dat hiermee doorgaans een halve gram drugs wordt bedoeld voor twintig euro. Daarnaast passen de afspraken om elkaar na het telefoontje te ontmoeten bij het beeld van de dealer die een kort ontmoetingsmoment heeft met een afnemer.

De rechtbank acht op basis van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 1 januari 2015 tot en met 5 maart 2019 samen met [medeverdachte 1] heeft gehandeld in cocaïne. Dat uit het financieel onderzoek niet is gebleken dat verdachte grote geldbedragen en/of bezittingen zou hebben, doet niet af aan de bewezenverklaarde periode gelet op voormelde bewijsmiddelen. Afgezien van het feit dat verdachte in de bewezenverklaarde periode buitengewoon bescheiden legale inkomsten verwierf en toch in zijn levensonderhoud moest voorzien en het feit dat hij zijn eigen drugsgebruik diende te bekostigen, ligt het bovendien voor de hand dat personen die geld verdienen met criminele activiteiten hun verdiensten zoveel mogelijk verborgen zullen proberen te houden.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014

tot en met 5 maart 2019 te Putten en/of (elders) in Nederland, tezamen en in

vereniging met een of meer anderen en/of alleen, (telkens) opzettelijk heeft

verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, een hoeveelheid van

een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de

bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid

van artikel 3a van die wet .

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd .

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van de straf

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.

Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de onder verdachte inbeslaggenomen goederen, te weten een auto en een telefoon verbeurd worden verklaard.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat de tijd die verdachte nu in voorarrest heeft doorgebracht, een afdoende straf is. Daarnaast kan eventueel een voorwaardelijk strafdeel worden opgelegd. Verdachte is bereid mee te werken aan bijzondere voorwaarden.

Ten aanzien van het beslag heeft de verdediging verzocht de auto terug te geven aan de rechthebbende, zijnde de moeder van verdachte. Volgens de verdediging is een verbeurdverklaring een disproportionele sanctie.

Beoordeling door de rechtbank

Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.

De rechtbank overweegt in het bijzonder het navolgende.

Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim vijf jaar schuldig gemaakt aan het op frequente basis dealen in cocaïne. Door het handelen in cocaïne is verdachte mede verantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van verdovende middelen veroorzaken. Het is algemeen bekend dat cocaïne schadelijk is voor de gezondheid en bovendien verslavend is. Daarnaast ontstaat er door de handel in harddrugs schade en overlast voor de samenleving. Verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen financiële gewin.

Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit het justitiële documentatieregister van 18 september 2019. Daaruit volgt dat verdachte eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Opiumwet. Daarnaast heeft de rechtbank gelet op het reclasseringsadvies van Reclassering Nederland van 24 mei 2019.

Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur op zijn plaats. De rechtbank heeft daarbij gelet op de oriëntatiepunten voor straftoemeting, waarbij als vertrekpunt bij het dealen in harddrugs gedurende een periode van zes tot twaalf maanden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden geldt. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, zoals is geëist door de officier van justitie, passend en geboden is. De rechtbank ziet gelet op de ernst van het feit en de proceshouding van verdachte geen reden een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Weliswaar geeft verdachte schoorvoetend toe dat hij het laatste jaar heeft gedeald, maar hij tracht dit gedrag op elke denkbare wijze te bagatelliseren. Dit geeft de rechtbank weinig vertrouwen dat verdachte daadwerkelijk inziet dat hij anderen en de maatschappij schade heeft berokkend en dat hij zich verre dient te houden van drugshandel.

Beslag

De inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een auto en een telefoon, betreffen voorwerpen met behulp waarvan het feit is begaan. De rechtbank zal deze voorwerpen dan ook verbeurd verklaren. Dat de auto op naam van de moeder van verdachte stond, staat niet in de weg aan verbeurdverklaring nu deze auto kennelijk aan verdachte toebehoorde.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet .

9. De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren;

 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

 verklaart verbeurd de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten: een telefoontoestel ( [merk 1] ) en een personenauto ( [merk 2] ).

Dit vonnis is gewezen door mr. C.J.M. van Apeldoorn (voorzitter), mr. Y. Yeniay-Cenik en

mr. A. van der Hilst, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. Waizy, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 12 november 2019.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer 2] , gesloten op 21 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 29 oktober 2019.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] , p. 781-782.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] , p. 815-816.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 1] , p. 764-766.

Het proces-verbaal van bevindingen, p. 69.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 947.

Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , p. 975.

Overzicht gesprekken, p. 75, 76, 80 en 87.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature