U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

veroordeling poging doodslag, met vuurwapen schoten afgevuurd, beroep op noodweer aanvaard, ontslagen van alle rechtsvervolging, veroordeling voorhanden hebben vuurwapen, drie maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/052761-19

Datum uitspraak : 15 oktober 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

wonende te [woonplaats] .

Raadsman: mr. S.F.W. van 't Hullenaar, advocaat te Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 18 juni 2019 en 1 oktober 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Arnhem, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven,

immers heeft verdachte meermaals, in ieder geval eenmaal die [slachtoffer] in de borststreek, en/of de buikstreek, en/of de (boven)arm, althans in het lichaam geschoten, althans in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Arnhem, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten, een of meerdere schotwonden) toe te brengen, immers heeft verdachte meermaals, in ieder geval eenmaal die [slachtoffer] in de borststreek, en/of de buikstreek, en/of de (boven)arm, althans in het lichaam geschoten, althans in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.

hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Arnhem, in ieder geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type TPH , kaliber .22LR zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Aanleiding tot het onderzoek

Op 3 maart 2019 omstreeks 23:19 uur kwam er bij de meldkamer van de politie Eenheid Oost-Nederland een telefonische melding binnen dat er een schietincident had plaatsgevonden aan de [adres] te Arnhem. Door de ter plaatse gestuurde surveillance-eenheden werden bloedsporen op de grond waargenomen, die een pad vormden van de voordeur tot het midden van de straat. Daarnaast zagen de verbalisanten dat de ruit van de voordeur kapot was en er glasscherven op de grond lagen. Vervolgens werd er een onderzoek ingesteld.

Een verbalisant zag aan de binnenzijde van de woning twee gaten in de voordeur. Op de deurmat en onder het kastje in de gang werd een huls aangetroffen. Verdachte werd vervolgens aangehouden.

Op 8 maart 2019 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van poging tot doodslag door de voor hem bekende [verdachte] . Hij verklaarde dat hij die avond naar de woning van verdachte is gegaan met een kettingzaag om verhaal te halen naar aanleiding van een ruzie eerder die avond in café Bloopers. Aangever heeft verder verklaard dat hij vier à vijf schoten gehoord heeft en dat verdachte hem drie keer had geraakt.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer] . Daartoe is aangevoerd dat verdachte op korte afstand van de deur viermaal geschoten heeft in de richting van het slachtoffer en daarmee is in combinatie met de letselbeschrijving de aanmerkelijke kans op een dodelijke afloop van [slachtoffer] gegeven.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit verdachte vrij te spreken van de poging tot doodslag. Mede gelet op de forensisch geneeskundige verklaring kan niet bewezen worden dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer] . Ten eerste heeft verdachte dat ontkend en ten tweede kan niet geconcludeerd worden dat er sprake was van een aanmerkelijke kans op overlijden, laat staan dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Voor de subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de verdediging geen bewijsverweer gevoerd.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank gaat bij de beoordeling van de ten laste gelegde feiten uit van de volgende feiten en omstandigheden.

Verdachte heeft verklaard dat hij in de avond van 3 maart 2019 thuis is gekomen en hij enkele minuten later een zwarte Mercedes voor zijn huis zag stoppen. Hij zag dat de achterklep van de auto open ging. Daarop is verdachte naar boven naar zijn vrouw gerend. Eenmaal boven hoorde hij dat het glas uit de voordeur eruit werd geslagen. Verdachte hoorde [slachtoffer] schreeuwen: “Kankerleijer, ik schiet je kapot. [verdachte] , kom hier als je durft”. Verdachte heeft op dat moment het vuurwapen gepakt en is daarmee naar beneden gegaan. Hij zag dat de persoon van buiten recht op de deur af kwam lopen. Op dat moment heeft verdachte geschoten. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij de persoon die uit de auto stapte direct herkende als [slachtoffer] .

Uit de letselrapportage die over het slachtoffer [slachtoffer] is opgemaakt blijken de navolgende letsels:

- zichtbaar letsel op de bovenarm rechts;

- letsel midden op de overgang borstkast, bovenbuik in het midden onder het zwaardvormig aanhangsel van het borstbeen;

- een samengesteld letsel links en rechts van de navel en op de rechter onderbuik.

De aangetroffen letsels zijn ontstaan door afgevuurde projectielen.

In deze zaak is er (ten aanzien van de bewijsvraag) geen discussie over het feit dat verdachte op 3 maart 2019 met een vuurwapen meerdere schoten heeft afgevuurd op [slachtoffer] . De discussie spitst zich met name toe op de vraag of sprake is geweest van (voorwaardelijk) opzet op de dood van [slachtoffer] . Daarover overweegt de rechtbank het volgende.

Op grond van de verklaringen van verdachte en op grond van de beschreven camerabeelden stelt de rechtbank vast dat verdachte vanuit het halletje van zijn woning, op zeer korte afstand van de voordeur, meerdere keren met een vuurwapen door die voordeur heeft geschoten in de richting van [slachtoffer] , die zich op dat moment buiten vlak achter de voordeur bevond. Op grond van de bij [slachtoffer] geconstateerde letsels stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer] drie keer in het lichaam is geraakt.

De handelingen van de verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien en gelet op de aard en locatie van het bij [slachtoffer] veroorzaakte letsel, zijn in beginsel geschikt om dodelijk letsel toe te brengen. De kans op het dodelijk verwonden van aangever was naar het oordeel van de rechtbank dan ook aanmerkelijk. Dat uit de letselrapportage volgt dat de verwondingen die [slachtoffer] daadwerkelijk heeft opgelopen niet potentieel dodelijk waren, doet aan dit oordeel niet af. Immers was een kogel in de buik van [slachtoffer] maar een klein beetje anders terecht gekomen dan had hij zonder meer kunnen overlijden. [slachtoffer] heeft het aan geluk te danken dat het niet fataal is afgelopen.

De rechtbank vindt ook steun voor het bewust aanvaarden van die aanmerkelijke kans in de verklaring van verdachte afgelegd ter zitting, waarbij verdachte verklaarde dat het “hij of ik was”. De rechtbank is dan ook van oordeel dat hier sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op diens dood.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.

met betrekking tot feit 2

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.

Bewijsmiddelen:

- het proces-verbaal van onderzoek wapen, p. 158-160;

- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2019.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Arnhem, in ieder geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] , opzettelijk van het leven te beroven,

immers heeft verdachte meermaals, in ieder geval eenmaal die [slachtoffer] in de borststreek, en/of de buikstreek, en/of de (boven)arm, althans in het lichaam geschoten, althans in de richting van het lichaam van voornoemde [slachtoffer] geschoten, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2.

hij op of omstreeks 4 maart 2019 te Arnhem, in ieder geval in Nederland, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Walther, type TPH , kaliber .22LR zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool voorhanden heeft gehad.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1 primair:

Poging doodslag.

Ten aanzien van feit 2:

Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.

5 De strafbaarheid van de feiten

Noodweer

De verdediging heeft een beroep op noodweer gedaan en verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. Daartoe is aangevoerd dat verdachte zich in een noodweersituatie bevond en zich niet aan deze situatie kon of moest onttrekken en zichzelf mocht verdedigen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het beroep van de verdediging op noodweer moet worden verworpen.

De rechtbank dient te onderzoeken of de voorwaarden voor de aanvaarding van dat verweer zijn vervuld. Die houden op grond van artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) in dat het begane feit was geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, waaronder onder omstandigheden mede is begrepen een onmiddellijk dreigend gevaar voor zo een aanranding.

De rechtbank overweegt dat de verklaring van verdachte dat hij bij café Bloopers en voor zijn woning door [slachtoffer] met de dood is bedreigd, steun vindt in de getuigenverklaring van [getuige 1] , [getuige 2] en de verklaring van getuige [getuige 3] ter zitting. De rechtbank heeft geen reden om aan die getuigenverklaringen te twijfelen.

Verdachte heeft tijdens de zitting verklaard dat hij aanvankelijk de doodsbedreigingen door [slachtoffer] bij het café Bloopers niet echt serieus nam. Dat werd - begrijpelijkerwijs - anders toen hij via bewakingsbeelden waarnam hoe [slachtoffer] rond 23:00 uur met zijn auto, een zwarte Mercedes, voor de deur van verdachte stopte. Hierbij zag verdachte dat [slachtoffer] iets uit de kofferbak van de auto pakt en daarbij richting de voordeur liep. Verdachte hoorde dat [slachtoffer] aan het schreeuwen was en daarbij doodsbedreigingen naar hem uitte. De rechtbank acht ook dat laatste geloofwaardig, mede gelet op de verklaring ter zitting van verdachte en van zijn echtgenote als getuige, in samenhang met de agressie die van [slachtoffer] uitging onder andere door het schreeuwen bij de deur. Toen verdachte boven bij zijn vrouw was aangekomen hoorde hij dat de ruit in de voordeur kapot werd geslagen.

Verdachte heeft verklaard dat hij in de veronderstelling verkeerde dat [slachtoffer] een vuurwapen uit de kofferbak had gepakt. De rechtbank acht dit gelet op de gedragingen van [slachtoffer] in onderling verband en samenhang bezien - [slachtoffer] uit doodsbedreigingen bij café Bloopers, komt daarna onverwacht in de avond bij donker naar de woning van verdachte, haalt iets uit de kofferbak, gaat die woning te lijf, opnieuw doodsbedreigingen uitend - een te billijken veronderstelling.

Dat [slachtoffer] in werkelijkheid een kettingzaag pakte en op het moment dat hij voor een tweede keer richting de voordeur liep, niets in zijn handen had, maakt dat niet anders; immers dat betekent nog altijd dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar dat [slachtoffer] niet alleen de woning, maar ook het gezin van verdachte, hijzelf incluis, zou aanvallen. Dat verdachte stelt niet te hebben waargenomen dat [slachtoffer] in werkelijkheid niet een vuurwapen, maar een kettingzaag had gepakt uit zijn auto, is iets wat gelet op alle omstandigheden, het onverwachte karakter van en de snelheid waarmee de gebeurtenissen zich ontrolden, geloofwaardig is, waarbij maar de vraag is of dat in termen van dreiging zoveel minder zou zijn geweest. Dat is naar het oordeel van de rechtbank niet zo.

In de begrijpelijke veronderstelling dat [slachtoffer] een vuurwapen bij zich had, heeft verdachte op de aanval van [slachtoffer] op zijn woning en zijn gezin gereageerd door zijn vuurwapen te pakken en daarmee naar beneden te gaan waarna hij, vrij snel nadat hij beneden was, de schoten heeft afgevuurd, precies op het moment dat [slachtoffer] – zichtbaar voor verdachte door het inmiddels gebroken ruitje van de voordeur – weer in de richting van de voordeur kwam gelopen.

Moest van verdachte worden verlangd dat hij zich aan de situatie onttrok? De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat het leek alsof [slachtoffer] (al) in het halletje stond. Dat is zeer goed voorstelbaar, ook omdat uit het proces-verbaal van bevindingen waarin de camerabeelden van de bewakingscamera’s van verdachte worden beschreven, blijkt dat [slachtoffer] vlakbij de voordeur aan het schreeuwen was en [slachtoffer] de ruit in de deur had vernield.

Vlak voordat verdachte schoot, heeft hij naar eigen zeggen, net als zijn vrouw heeft verklaard, een beweging gezien bij [slachtoffer] .

Gegeven het feit dat een en ander zich grotendeels in het (half)duister, in een smalle gang, kleine hal en smalle trap afspeelde, en dat die trap toegang gaf tot de bovenverdiepingen waar zijn vrouw en kinderen waren, mag van hem niet gevraagd worden dat hij zich aan de situatie zou onttrekken.

De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat voor verdachte sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn woning en/of zijn daarin verblijvende gezin, hijzelf daaronder begrepen, en dat verdediging daartegen noodzakelijk en geboden was. De reactie van verdachte is, gelet op zijn begrijpelijke veronderstelling dat [slachtoffer] een vuurwapen had en die dreigde te gebruiken, niet disproportioneel.

Het beroep op noodweer wordt, gelet op het voorgaande, door de rechtbank aanvaard. Verdachte zal voor dit feit worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is ten aanzien van feit 2 strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 1 en feit 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.

Het standpunt van de verdediging

Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangevoerd verdachte niet te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf maar tot een werkstraf gecombineerd met een gevangenisstraf die qua duur gelijk is aan de reeds ondergane voorlopige hechtenis. Dit in verband met de belangen van zijn jonge kinderen en het verliezen van de werkzaamheden van verdachte als voorzitter van zijn voetbalclub.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard. Ook is rekening gehouden met de omstandigheden waaronder dit is begaan en met de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:

- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 20 augustus 2019;

- het voorlichtingsrapport van Reclassering Nederland, gedateerd 29 mei 2019.

De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Dit dient streng te worden bestraft. Bovendien heeft verdachte dit wapen niet alleen voorhanden gehad maar er ook daadwerkelijk gebruik van gemaakt. Verdachte wist kennelijk ook hoe hij dit wapen moest gebruiken. Daarnaast constateert de rechtbank dat er, hoewel niet ten laste gelegd, een grote hoeveelheid hennep in de woning van verdachte in beslag is genomen. Bezien tegen de achtergrond van de hoeveelheid aangetroffen hennep baart het vuurwapenbezit extra zorgen over de wereld waarin verdachte zich begeeft. Dit geeft de rechtbank aanleiding om de oriëntatiepunten van de rechtspraak bij straftoemeting voor soortgelijke feiten als uitgangspunt te nemen in de aan verdachte op te leggen straf en daarvan niet in het voordeel van verdachte af te wijken. De rechtbank komt daarom tot een straf conform deze oriëntatiepunten, te weten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

Het na te melden, in beslag genomen voorwerp, met betrekking tot welk het onder feit 1 bewezenverklaarde is begaan, dient te worden onttrokken aan het verkeer, aangezien het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

7a. De beoordeling van de civiele vordering(en), alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde feit. Gevorderd wordt een totaal bedrag van € 11.082,18.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] een onevenredige belasting is voor het strafgeding, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft bepleit dat de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering omdat de vordering een onevenredige belasting is voor het strafgeding.

Beoordeling door de rechtbank

De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering, nu verdachte is ontslagen van alle rechtsvervolging van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Een (laat staan rechtstreeks) causaal verband tussen het onder 2 bewezenverklaarde en de gestelde schade is gesteld noch gebleken. De benadeelde partij kan derhalve haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart het onder feit 1 primair bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat verdachte voor dit feit van alle rechtsvervolging;

 veroordeelt verdachte wegens het onder feit 2 bewezenverklaarde tot een

gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;

 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

 heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;

 beveelt de onttrekking aan het verkeer, het in beslag genomen, niet teruggegeven goed, te weten: een pistool van het merk Walther, model TPH, kaliber .22LR;

 De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] .

 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in haar vordering.

Dit vonnis is gewezen door mr. L.C.P. Goossens (voorzitter), mr. A. Tegelaar en mr. D.R. Sonneveldt, rechters, in tegenwoordigheid van mr. K.M. Rokette, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 15 oktober 2019.

mr. A. Tegelaar en mr. D.R. Sonneveldt zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [naam 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL20190325.1104, gesloten op 24 april 2019 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.

Proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , p. 89.

Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 199.

Verklaring verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 oktober 2019.

Letselrapportage [naam 2] van 20 mei 2019, p. 1-12.

Proces-verbaal van bevindingen aanvullend proces-verbaal camerabeelden, p. 139-141.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature