Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Taakstraf 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk voor deelname aan openlijke geweldpleging.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/840381-17

Datum uitspraak : 28 juni 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte] (hierna: verdachte)

geboren op [geboortedatum] 1974 te [geboorteplaats] ,

wonende aan de [adres] .

Raadsman: mr. D.J.P. van Barneveld, advocaat te Oosterbeek.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen 14 juni 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

primair

hij op of omstreeks 02 juni 2016 te Eerbeek, gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen met voormeld oogmerk (meermalen en met kracht) - [slachtoffer 1] in/op/tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of aan de/het ha(a)r(en) heeft getrokken en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of - [slachtoffer 2] in/op/tegen het gezicht heeft gestompt/geslagen en/of op/tegen het lichaam heeft getrapt/geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

subsidiair

hij op of omstreeks 02 juni 2016 te Eerbeek, althans in de gemeente Brummen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen - [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het (met kracht) stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of trekken aan de/het ha(a)r(en) en/of (meermalen) trappen/schoppen op/tegen het lichaam (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) - [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het (met kracht) stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of (meermalen) trappen/schoppen op/tegen het lichaam;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

meer subsidiair

hij op of omstreeks 02 juni 2016 te Eerbeek, althans in de gemeente Brummen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door het (meermalen en met kracht) - stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of trekken aan de/het ha(a)r(en) en/of trappen/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) en/of - stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of trappen/schoppen op/tegen het lichaam van die [slachtoffer 2] .

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft, overeenkomstig een schriftelijk overgelegd requisitoir, voor wat betreft het primair en het subsidiair tenlastegelegde gesteld dat zich onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier bevindt, maar dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het meer subsidiair tenlastegelegde, te weten de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat het primair en subsidiair tenlastegelegde niet bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling komt aan verdachte een beroep op noodweerexces toe. Hij heeft met een vlakke hand geslagen nadat hij zelf geslagen was.

Beoordeling door de rechtbank

Bewijsmiddelen

Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij tijdens de vierdaagse in Eerbeek op 2 juni 2016 naar de familie [slachtoffer 1] toe liep. Hij kreeg een klap op zijn linkerslaap voordat hij iets kon zeggen. Op dat moment brak de hel los. Verdachte zag zijn vader, medeverdachte [medeverdachte] , op slippers aan komen rennen. Verdachte heeft zelf waarschijnlijk ook van zich afgeslagen. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat bij boos en vol emotie was toen hij naar de familie [slachtoffer 1] toe stapte.

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat zij op de [straatnaam] in Eerbeek stond en zag dat verdachte met versnelde pas naar de familie [slachtoffer 1] toe liep en dat hij [slachtoffer 1] een klap in haar gezicht gaf. Ook sloeg hij de vader van [slachtoffer 1] (de rechtbank begrijpt: de ook in deze zaak betrokken [slachtoffer 2]) naar de grond. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij zag dat zijn zoon, verdachte, met een groep mensen in gevecht was en dat hij wilde helpen. Hij kan heel kwaad worden als iemand aan zijn familie komt, zeker in deze affaire die al 5 jaar duurt. Hij heeft [slachtoffer 2] vastgepakt en een klap gegeven. Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat er over en weer schoppende en slaande bewegingen werden gemaakt. Ook werd er aan armen getrokken. Vanuit de familie [slachtoffer 1] waren er vijf personen bij de vechtpartij betrokken. Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat hij niet heeft gezien hoe het gevecht is begonnen, maar dat er 10 tot 15 personen aan het vechten waren.

Bewijsoverwegingen

Op basis van alle zich in het dossier bevindende verklaringen kan niet zondermeer vastgesteld worden hoe de vechtpartij precies is ontstaan en wie als eerste heeft geslagen. Wat wel vast staat is dat er op 2 juni 2016 op de [straatnaam] in Eerbeek tijdens of na de avondvierdaagse een vechtpartij heeft plaatsgevonden waarbij enerzijds verdachte en [medeverdachte] betrokken waren en anderzijds meerdere leden van de familie [slachtoffer 1] . Wat door wie tijdens die vechtpartij is gedaan kan evenmin zondermeer worden vastgesteld. De rechtbank stelt vast dat verschillende getuigen verschillend verklaren over de oorsprong en afloop van de vechtpartij. Bij de waardering van de verschillende verklaringen kan de rechtbank niet heen om het feit dat sprake is van een al jaren durende vete tussen twee families in een betrekkelijk kleine gemeenschap. Dat daardoor twee kampen zijn ontstaan blijkt uit de verklaringen van verschillende getuigen.

Poging tot zware mishandeling

Verdachte heeft verklaard dat hij van zich heeft afgeslagen nadat hij werd belaagd. De zich in het dossier bevindende getuigenverklaringen wisselen sterk over de precieze geweldshandelingen die door verdachte zouden zijn verricht. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet is vast komen te staan dat verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke vorm, op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] . Verdachte zal dan ook van het primair tenlastegelegde onder feit 1 worden vrijgesproken.

Openlijk geweldpleging

Door de officier van justitie en de verdediging is betoogd dat verdachte van de subsidiair tenlastegelegde openlijke geweldpleging moet worden vrijgesproken omdat er geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Volgens vaste jurisprudentie kan sprake zijn van nauw en bewust samenwerken bij openlijk geweld dat bestaat uit een meer diffuus samenstel van uiteenlopende geweldshandelingen dat plaatsvindt binnen een ongestructureerd, mogelijk spontaan samenwerkingsverband met een eigen - soms moeilijk doorzichtige – dynamiek.

De rechtbank overweegt dat er – gelet op alle feiten en omstandigheden – in dit geval sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte wist immers dat zijn vader [medeverdachte] aan kwam rennen en betrokken raakte bij de vechtpartij. Verdachte heeft actief deelgenomen en is ook daarna actief blijven deelnemen aan de vechtpartij. Verdachte heeft zich niet geprobeerd te onttrekken aan de vechtpartij, integendeel: hij heeft naar eigen zeggen van zich af geslagen. Vanaf het moment dat [medeverdachte] bij het gevecht betrokken is, is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking. Immers kan het niet anders dan dat het voor verdachte duidelijk was dat zijn vader hem kwam helpen. Dat er pas tijdens het gevecht een samenwerking ontstond maakt dat niet anders.

Verdachte heeft door zijn actieve deelname bovendien een voldoende significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan de openlijke geweldpleging.

Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat verdachte als deelnemer aan het openlijke geweld tegen aangever(s) moet worden gezien.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 02 juni 2016 te Eerbeek, althans in de gemeente Brummen, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [straatnaam] , in elk geval op of aan een openbare weg en/of voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen - [slachtoffer 1] , welk geweld bestond uit het (met kracht) stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of trekken aan de/het ha(a)r(en) en/of (meermalen) trappen/schoppen op/tegen het lichaam (terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) - [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het (met kracht) stompen/slaan in/op/tegen het gezicht en/of (meermalen) trappen/schoppen op/tegen het lichaam.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Ter terechtzitting heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweerexces, als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank acht de feiten en omstandigheden die de verdediging aan het verweer ten grondslag heeft gelegd, niet aannemelijk geworden. Uit meerdere getuigenverklaringen blijkt dat verdachte zelf de confrontatie heeft opgezocht en een agressieve houding had. Onvoldoende aannemelijk is geworden dat verdachte eerst een klap heeft gekregen voordat hij zelf heeft geslagen. Daarnaast overweegt de rechtbank dat ook indien de noodweersituatie wel aannemelijk was geworden, niet is gebleken van een hevige gemoedsbeweging bij verdachte als bedoeld in artikel 41, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht. Het verweer wordt dan ook verworpen.

Verdachte is strafbaar, nu voor het overige geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van de meer subsidiair tenlastegelegde mishandeling zal worden veroordeeld tot het verrichten van 40 uren taakstraf, te vervangen door 20 dagen hechtenis.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte, in geval van een veroordeling voor een eenvoudige mishandeling, een geldboete of geheel voorwaardelijke straf moet worden opgelegd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van de verdachte waarbij onder meer is gelet op:

- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 2 mei 2019;

- een door de raadsman ingediend voorlichtingsrapport van [naam] , gedateerd 16 juli 2018.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

De familie van verdachte en de familie [slachtoffer 1] zijn verwikkeld in een jarenlange ruzie waarbij over en weer verwijten worden gemaakt en vervelende confrontaties tussen de familieleden plaatsvinden. Op 2 juni 2016 is deze ruzie nog verder uit de hand gelopen en heeft er een vechtpartij plaatsgevonden nadat verdachte de confrontatie met de familie [slachtoffer 1] op had gezocht. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij deze ruzie tijdens een kinderevenement, namelijk de avondvierdaagse in Eerbeek, op straat heeft uitgevochten. Veel kinderen zijn hierdoor getuige geweest van de vechtpartij. Openlijke geweldpleging brengt bovendien gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg in de samenleving.

Gelet op de bewezenverklaarde openlijke geweldpleging, gaat de rechtbank in beginsel uit van een hogere straf dan door de officier van justitie is geëist voor eenvoudige mishandeling. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een aanzienlijk gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Verdachte heeft zelf ook letsel opgelopen door de vechtpartij en heeft bovendien het contact met zijn familie verminderd naar aanleiding van de uit de hand gelopen ruzie. Hij heeft op de zitting nadrukkelijk spijt betoond.

Alles overwegend legt de rechtbank aan verdachte op een taakstraf voor de duur van 60 uur, waarvan 30 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 1941,03, waarvan € 191,03 aan materiële schade en € 1750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een totaalbedrag van € 6.862,66, waarvan € 3112,66 aan materiële schade en € 3750,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens is verzocht om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe te wijzen tot het bedrag van € 1054,16, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Ook heeft de officier van justitie verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.

Ten aanzien van [slachtoffer 1] heeft de officier van justitie verzocht de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 4112,66, waarbij tevens de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht wordt opgelegd tot dit bedrag. Ook heeft de officier van justitie verzocht de vordering hoofdelijk toe te wijzen. Voor het overige heeft de officier van justitie verzocht dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vordering.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in verband met het ontbreken van causaal verband. Zowel de aard als de hoogte van de vorderingen wordt betwist. Ook heeft de raadsman gesteld dat de vorderingen onvoldoende onderbouwd zijn.

Beoordeling door de rechtbank

Naar het oordeel van de rechtbank is, op grond van de gebezigde bewijsmiddelen en hetgeen verder ter terechtzitting met betrekking tot de vordering is gebleken, niet komen vast te staan dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezenverklaarde handelen schade hebben geleden, waarvoor verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is. De benadeelde partijen zijn betrokken geraakt in de vechtpartij, maar op basis van het dossier kan onvoldoende vastgesteld worden óf zij door deze verdachte mishandeld zijn en op welke wijze.

Nu de rechtbank van oordeel is dat op basis van dit dossier het causaal verband onvoldoende vastgesteld kan worden, zullen beide benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Een uitgebreid onderzoek naar de oorzaak en omvang van de schade, voor zover al mogelijk, levert een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partijen kunnen derhalve hun vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht .

9 De beslissing

De rechtbank:

 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde;

 verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een taakstraf gedurende 60 (zestig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen;

 bepaalt, dat een gedeelte van de taakstraf groot 30 (dertig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich vóór het einde van een proeftijd van 2 jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] .

 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] .

 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering.

Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. C. Kleinrensink en mr. B.F. Schuver, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 28 juni 2019.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer [nummer] gesloten op 5 april 2017 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Proces-verbaal van verhoor, p. 93 en 94

Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 14 juni 2019

Proces-verbaal van getuigenverhoor [getuige 1] , p. 63

Proces-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte] , p. 88

Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 2 oktober 2018

Proces-verbaal van getuigenverhoor bij de rechter-commissaris d.d. 2 oktober 2018


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature