Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Openlijk geweld. Gedeeltelijke vrijspraak vanwege geen nauwe en bewuste samenwerking. Vrijspraak mishandeling vanwege noodweer. Wederrechtelijke aanranding door te vergaande burgerarrestatie.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/740114-16

Datum uitspraak : 23 mei 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte]

geboren op [geboortedatum] 1987 te Eindhoven, zonder bekende woon- of verblijfplaats,

raadsman: mr. M.W.J. Rosendaal, advocaat te Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen

van 4 juli 2017, 22 januari 2018 en 9 mei 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij op of omstreeks 05 augustus 2015 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres] , onverholen en/of waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen openlijk met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , althans tegen personen, welk geweld bestond uit:

-het (meerdere malen) slaan en/of stompen en/of schoppen van die [slachtoffer 1] en/of

-het (meerdere malen) slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of

-het (met kracht) slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer 3] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde oogkas, althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad (waardoor die [slachtoffer 3] een volledige oogreconstructie behoeft);

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij op of omstreeks 05 augustus 2015 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft mishandeld door

-die [slachtoffer 1] (meerdere malen) te slaan en/of stompen en/of schoppen en/of

-die [slachtoffer 2] (meerdere malen) te slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of

-die [slachtoffer 3] (met kracht) te slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of gezicht;

2.

hij op of omstreeks 05 augustus 2015 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan [slachtoffer 3] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde oogkas, heeft toegebracht, door:

-(met kracht) te slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer 3] (waardoor die [slachtoffer 3] een volledige oogreconstructie behoeft).

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De feiten

Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.

Op 5 augustus 2015 zijn verdachte en zijn vader (medeverdachte [medeverdachte] ) naar het bedrijf van aangever [slachtoffer 1] aan de [adres] te Kootwijkerbroek gegaan. Zij waren daar om handel te drijven, namelijk het kopen van auto’s of slijpen van gereedschap. Nadat [slachtoffer 1] aangaf dat verdachten het terrein moesten verlaten en een foto van de vader van verdachte maakte, ontstond een schermutseling (hierna: het eerste geweldsincident). Dit vond plaats op het terrein van het bedrijf en was zichtbaar vanaf de openbare weg. Hierna schakelde [slachtoffer 1] de [naam] WhatsApp-groep in. Deze groep, waar [slachtoffer 1] bij aangesloten was, heeft als doel als burgerwacht te fungeren en elkaar zo nodig bij te staan en bestaat uit ongeveer 50 leden. Een aantal leden van de WhatsApp-groep zijn onmiddellijk naar het bedrijf gegaan, waarna nog een geweldsincident plaatsvond (hierna: het tweede geweldsincident). De leden van de WhatsApp-groep forceerden dat verdachte en zijn vader gingen liggen en hielden hen zo vast totdat de politie arriveerde en hen aanhield.

Zowel enkele leden van de WhatsApp-groep ( [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] ), als verdachten hebben aangifte gedaan.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft ten aanzien van het eerste geweldsincident aangevoerd dat het aannemelijk is dat de vader van verdachte de telefoon, waarmee [slachtoffer 1] een foto van de vader van verdachte maakte, uit de handen van [slachtoffer 1] wilde slaan waarop [slachtoffer 1] de vader van verdachte heeft teruggeslagen, zoals [slachtoffer 1] ook heeft verklaard. De verklaringen van verdachten, dat verdachte [slachtoffer 1] hierna alleen heeft geduwd, past niet bij het letsel en de verklaringen van de getuigen [getuige 3] en [getuige 4] . [getuige 3] en [getuige 4] hebben gezien dat beide verdachten [slachtoffer 1] aan het schoppen en slaan waren en hebben meteen daarna letsel geconstateerd. Het geweld vond plaats aan de openbare weg en is door beide verdachten samen gepleegd.

De conclusie is dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] .

Tijdens het tweede geweldsincident heeft verdachte om zich heen geslagen en hierbij een ‘uppercut’ uitgedeeld, dat heeft hij in eerste instantie tegen de politie verklaard. [getuige 1] heeft gezien dat zijn vader een klap kreeg en gestrekt ging. Het letsel blijkt een gebroken oogkas te zijn, waarvoor een operatie noodzakelijk is geweest. Het kan dus wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte [slachtoffer 3] heeft geslagen, waardoor [slachtoffer 3] zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. De leden van de WhatsApp-groep hebben zich echter niet gehouden aan de voorwaarden die verbonden zijn aan het verrichten van een burgerarrestatie. Er was daarmee sprake van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdachten zich mochten verdedigen. Het slaan stond in redelijke verhouding tot de aanranding, zodat aan verdachte een beroep op noodweer toekomt.

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] heeft ten gevolge hiervan zwaar lichamelijk letsel opgelopen. Ten aanzien van het geweld dat is gebruikt tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] kan verdachte een gerechtvaardigd beroep doen op noodweer, waardoor ontslag van alle rechtsvervolging voor dit deel van het onder 1 ten laste gelegde feit en vrijspraak voor feit 2 dient te volgen. Er kan namelijk geen (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel worden vastgesteld.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Als eerste voert de verdediging aan dat het politieonderzoek gebrekkig is en dat bij een dergelijk onderzoek nooit zonder gerede twijfel tot een veroordeling gekomen zou moeten worden. Hiertoe voert de verdediging aan dat en in eerste instantie slechts beperkt onderzoek is gedaan naar de aanwezige personen, de politie er niet in is geslaagd om alle aanwezige leden van de WhatsApp-groep in beeld te brengen en de aanwezige medewerkers van het bedrijf van [slachtoffer 1] niet zijn gehoord. Dit terwijl de WhatsApp-groep hun verklaringen in diverse bijeenkomsten op elkaar heeft afgestemd en getuigen heeft benaderd. De verklaringen van de WhatsApp-groep zijn daarom ook niet betrouwbaar.

De verdediging heeft verder aangevoerd dat de verklaringen van verdachten wel betrouwbaar zijn. De verdachten waren al van elkaar gescheiden door de WhatsApp-groep en zijn meteen daarna aangehouden. De verdachten hebben hun verklaringen daarom niet op elkaar af kunnen stemmen en hun verklaringen ondersteunen elkaar bovendien.

Ten aanzien van het eerste geweldsincident hebben beide verdachten ontkend dat zij [slachtoffer 1] hebben geslagen of geschopt. [getuige 4] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat [slachtoffer 1] niet zichtbaar gewond was op het moment dat zij hem het bedrijf zag inlopen. Ook kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [getuige 3] betrouwbaar zijn. Daarom heeft de verdediging verzocht om verdachte vrij te spreken van het gepleegde geweld tegen [slachtoffer 1] . Subsidiair heeft de verdediging gesteld dat verdachte een beroep kan doen op noodweer. Door [slachtoffer 1] te duwen wilde verdachte een einde maken aan de nog altijd voortdurende bedreigende situatie, nadat [slachtoffer 1] zijn vader had geslagen. De verdediging verzoekt verdachte daarom ten aanzien van het geweld tegen [slachtoffer 1] te ontslaan van alle rechtsvervolging.

Ten aanzien van het tweede geweldsincident heeft de verdediging betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden omdat er geen sprake is van medeplegen. Naast een nauwe en bewuste samenwerking is voor een bewezenverklaring van openlijke geweldpleging tevens vereist dat verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Verdachten hebben niet samengewerkt, want zij werden door de WhatsApp-groep abrupt uit elkaar gehaald. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat [slachtoffer 2] is geslagen. [slachtoffer 2] zelf heeft hierover niets verklaard bij de

rechter-commissaris, waardoor er twijfel bestaat of hij daadwerkelijk is geslagen.

Dat [slachtoffer 2] door de vader van verdachte is gebeten, toen [slachtoffer 2] hem vastpakte, staat wel vast. Ook is het niet ondenkbaar dat [slachtoffer 3] tegen zijn hoofd is geslagen, maar het is onduidelijk wanneer en onder welke omstandigheden. Volgens de verdediging was er echter sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding waartegen verdachte en zijn vader zich mochten verdedigen. De WhatsApp-groep heeft verdachten agressief benaderd en er is fysiek geweld door hen gebruikt. Ook was sprake van een overtalsituatie. Subsidiair heeft de verdediging daarom verzocht verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat er sprake was van noodweer. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht om verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat verdachte niet strafbaar is op grond van noodweer exces, er was immers sprake van een hevige gemoedsbeweging ten gevolge van de wederrechtelijke aanranding.

Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging ook vrijspraak bepleit. De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van (voorwaardelijk) opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat er ook ten aanzien van feit twee sprake is van noodweer.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank is van oordeel dat de wijze van onderzoek door de politie niet dusdanige gebreken vertoont dat op voorhand vrijspraak zou moeten volgen. Bij de beoordeling van de verschillende bewijsmiddelen, in het bijzonder de getuigenverklaringen, zal de rechtbank de betrouwbaarheid ervan betrekken.

Het eerste geweldsincident

De rechtbank overweegt dat door de tegenstrijdige verklaringen van [slachtoffer 1] en de vader van verdachte, en het ontbreken van andere bewijsmiddelen, niet kan worden vastgesteld wie van hen de eerste klap heeft uitgedeeld. Wat wel vaststaat is dát [slachtoffer 1] de vader van verdachte heeft geslagen ten gevolge waarvan hij bloedde (zie de verklaring van [getuige 3] , p. 73 en de verklaring van [slachtoffer 1] p. 40). Verdachte heeft dit gezien vanuit zijn auto en heeft daarop [slachtoffer 1] geslagen of geduwd waardoor hij ten val is gekomen. De vader van verdachte heeft bij de politie verklaard dat verdachte [slachtoffer 1] heeft geslagen en dat zij beiden vielen (zie pagina 83) en verdachte heeft verklaard dat [slachtoffer 1] viel omdat hij hem had geduwd (zie pagina 96).

Verdachten hebben ontkend dat zij daarna hebben geschopt of geslagen.

[getuige 3] heeft verklaard dat hij op kantoor zat en ineens een hoop geschreeuw hoorde. Hij hoorde de stem van [slachtoffer 1] , hij zei dingen als ‘Stop!’ en ‘Hou op!’. [getuige 3] rende naar het raam en zag dat ze [slachtoffer 1] aan het slaan en schoppen waren terwijl hij op de grond lag. Eén man lag bovenop [slachtoffer 1] , de andere man was aan het schoppen. Dit waren de mannen die door de politie zijn meegenomen. [getuige 3] rende naar buiten en zei onderweg tegen [getuige 4] dat ze de politie moest bellen. [getuige 3] heeft bij de

rechter-commissaris bevestigd dat deze verklaring klopt.

[getuige 4] heeft verklaard dat [getuige 3] riep dat ze 112 moest bellen. Ze liep naar het raam en zag dat [slachtoffer 1] op de grond lag en door twee mannen geschopt werd. Dit zijn de twee mannen die later zijn aangehouden. Ze rende toen gelijk naar beneden en belde 112. Toen kwam [slachtoffer 1] binnen met een dik aangezicht en zijn blouse was op zijn rug kapot gescheurd.

[getuige 3] en [getuige 4] hebben na het incident tegenover de politie verklaard over wat zij hebben waargenomen. Bij de rechter-commissaris heeft [getuige 4] vervolgens verklaard dat zij niet zelf heeft gezien dat de twee mannen [slachtoffer 1] schopte, maar dit acht de rechtbank niet geloofwaardig. De eerste verklaring van [getuige 4] is zeer kort na het incident afgelegd, daarom hecht de rechtbank daaraan veel waarde. Daarbij ondersteunen de eerste verklaringen van [getuige 4] en [getuige 3] elkaar en ook uit de 112-melding blijkt dat [getuige 4] heeft gemeld hun werkgever in elkaar werd geslagen door twee vreemde personen. Dat zij degene is geweest die dit destijds heeft gemeld, blijkt zowel uit haar verklaring bij de rechter-commissaris als uit haar verklaring bij de politie. Mede gezien het tijdsverloop en omdat het er alle schijn van heeft dat [getuige 4] inmiddels gebrouilleerd is met [slachtoffer 1] , acht de rechtbank haar verklaring bij de rechter-commissaris dat zij niet heeft gezien dat de mannen [slachtoffer 1] schopten, niet betrouwbaar.

[getuige 4] en [getuige 3] hebben dus gezien dat verdachte en zijn vader [slachtoffer 1] sloegen en/of schopten terwijl hij op de grond lag. Dit wordt ook ondersteund door het feit dat [slachtoffer 1] het kennelijk nodig vond om de WhatsApp-groep in te schakelen. Ook had [slachtoffer 1] schrammen op zijn rug, blauwe plekken op zijn borstbeen en een afgebroken uitsteeksel van zijn nekwervel. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat verdachten nadat [slachtoffer 1] is gevallen verder zijn gegaan en hem hebben geschopt en/of geslagen.

Verdachte kan geen geslaagd beroep doen op noodweer ten aanzien van het eerste geweldsincident. De rechtbank overweegt hierover dat ook wanneer [slachtoffer 1] de eerste klap zou hebben uitgedeeld, verdachten te ver zijn gegaan. Het was niet proportioneel om [slachtoffer 1] te slaan en te schoppen nadat hij was gevallen. [slachtoffer 1] was op dat moment alleen en ongewapend en verdachten waren op dat moment ook vrij om weg te rijden. Er is naar het oordeel van de rechtbank daarom niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Tijdens het eerste geweldsincident was sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, nu verdachte de duw gaf waardoor [slachtoffer 1] viel en zij daarna samen door zijn gegaan met slaan en schoppen. Tijdens het eerste geweldsincident was sprake van een gezamenlijke uitvoering en er was dus een nauwe en bewuste samenwerking. Ook heeft verdachte een voldoende significante bijdrage geleverd, nu uit de verklaring van [getuige 4] blijkt dat beide verdachten hebben geschopt. De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte samen met zijn vader openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] door hem te slaan en te schoppen.

Het tweede geweldsincident

[slachtoffer 2] heeft verklaard dat naar verdachten werd geroepen dat ze moesten gaan liggen, maar dat ze dat niet deden. [slachtoffer 2] heeft daarop de arm van de oudste man vastgepakt om hem onder controle te houden. De man kwam direct met zijn hoofd naar [slachtoffer 2] . Toen voelde hij een hevige pijn in zijn rechteronderarm. Hij zag dat de man in zijn arm beet. Hij voelde plotseling klappen bovenop zijn hoofd. Daarop sloeg hij de oudere man in zijn gezicht om los te komen. Hij moest blijven slaan omdat de man hem met zijn tanden vast bleef houden. De jongere man zag hij op dat moment niet meer (verklaring aangever [slachtoffer 2] , p. 61). Bij [slachtoffer 2] is een bijtwond geconstateerd en een wond/kneuzing op zijn hoofd (geneeskundige verklaring, p. 61).

[slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij zag dat [slachtoffer 2] en de man met het lichtgekleurde shirt elkaar vasthadden. Vervolgens kreeg hij een enorme dreun tegen zijn hoofd (verklaring aangever [slachtoffer 3] , p. 66). Bij [slachtoffer 3] is een gebroken oogkas geconstateerd (geneeskundige verklaring, p. 71).

[getuige 3] heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de WhatsApp-groep leden probeerden om beide mannen op de grond te krijgen om hen rustig te krijgen, hij zag dat de jongste man flinke klappen en schoppen uitdeelde (verklaring [getuige 3] , p. 74).

Verdachte heeft verklaard dat hij zag dat ongeveer zes auto’s de weg hadden geblokkeerd. Er kwam een groep van ongeveer 15 mannen naar hen toe. Vier à vijf mannen kwamen op zijn vader af en gaven hem klappen. Hij zag dat zijn vader op de grond lag. Hij werd zelf gestompt en geschopt. Er kwamen ongeveer zes of zeven mannen om hem heen staan. Hij heeft om zich heen geslagen omdat hij niet wilde dat ze hem vastpakten. Hij kwam vervolgens op de grond terecht (verklaring verdachte [verdachte] , p. 97).

De vader van verdachte heeft verklaard dat hij zag dat binnen drie minuten ongeveer zeven auto’s het terrein op kwamen en de ingang barricadeerden. Er stonden ongeveer 15 personen om hen heen en zij hebben hem en zijn zoon overmeesterd. Er zaten ongeveer zeven personen op hem en zeven personen op zijn zoon. De vader van verdachte heeft verklaard dat hij in de arm van de man die hem probeerde te wurgen heeft gebeten (verklaring verdachte

[medeverdachte] , p. 83).

Door de verdediging is aangevoerd dat geen sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking.

De rechtbank overweegt dat uit voormelde verklaringen blijkt dat de leden van de WhatsApp-groep wilden dat de verdachten vrijwillig op de grond gingen liggen. Verdachten zijn daarbij vrijwel direct door de groep van elkaar gescheiden en tegen de grond gewerkt. Dit is in een zeer korte tijd gebeurd waardoor er nauwelijks tijd was voor een bewuste samenwerking tussen verdachten. Bovendien was er ook feitelijk geen sprake van enige samenwerking. Dat verdachten gelijktijdig zich wilden ontzetten, omdat zij niet vastgehouden wilden worden, betekent niet dat zij hebben samengewerkt. Nu geen sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tijdens het tweede geweldsincident, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .

De rechtbank overweegt ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] en ten aanzien van feit 2 als volgt.

Tot op het moment dat de WhatsApp-groep arriveerden was de situatie na het eerste geweldsincident weer rustig, zowel volgens [getuige 3] aks verdachten, en wilden zij allen wachten op de politie, die zowel door [slachtoffer 1] als door verdachte was ingeschakeld. Daarna kwamen er binnen een zeer kort tijdsbestek veel auto’s en personen aan, die de uitrit blokkeerden. Getuige [getuige 5] heeft verklaard dat zij met haar man aan het fietsen was toen ze geschreeuw hoorden. Ze zijn gestopt en toen zagen zij bij een groene auto twee mannen staan en een man die naar hun toekwam. De drie mannen hebben gepraat en er werd toen niet meer geschreeuwd. Daarna werd het ‘wild west’. Er kwamen van alle kanten auto’s aan. De auto’s vlogen het terrein op. Ze moest zichzelf in veiligheid brengen omdat ze anders misschien zou worden aangereden. Het ging heel snel. Vervolgens kon ze helemaal niets meer van het terrein zien, omdat de auto’s het gezichtsveld blokkeerden. Ze kon wel zien dat de inzittenden van de auto’s op het terrein liepen (getuigenverhoor bij het kabinet rechter-commissaris, p. 2). Het was angstig en ze had het gevoel dat er niet meer bij wilde zijn (getuigenverhoor bij het kabinet rechter-commissaris, p. 3).

Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat van alle kanten auto’s op de parkeerplaats kwamen aanrijden en mensen uitstapten. Ze vlogen overal heen. Hij vond het overrompelend om al die auto’s te zien (getuigenverhoor bij het kabinet rechter-commissaris, p. 4).

Uit deze verklaringen volgt dat de situatie zeer intimiderend moet zijn geweest voor verdachte en zijn vader. Uit het dossier blijkt niet dat de leden van de WhatsApp-groep kenbaar hebben gemaakt dat zij een burgerwacht waren en dat- en waarom zij verdachten wilden aanhouden. Zij wilden wel dat verdachten vrijwillig op de grond gingen liggen (dit blijkt uit de verklaringen van de leden van de WhatsApp-groep). Zij hebben verdachten vervolgens uitermate agressief benaderd, vastgepakt en naar de grond gewerkt (dit blijkt uit de verklaringen van de leden van de WhatsApp-groep, [getuige 3] en de verklaringen van verdachten). Dat hierbij geweld is gebruikt blijkt ook uit het letsel van verdachte en de verklaring van [slachtoffer 2] . Het is niet aannemelijk dat het letsel aan zijn oog en de zwelling op het hoofd van verdachte zijn ontstaan enkel door het onder controle houden.

Voor zover verdachte op enig moment een knuppel heeft vastgehouden, dan was dat op het moment dat de WhatsApp-groep verdachten benaderde in ieder geval niet meer het geval. Ook volgens [slachtoffer 3] en [slachtoffer 2] was de knuppel op dat moment al teruggelegd in de auto.

Naar het oordeel van de rechtbank was op het moment dat de vader van verdachte naar de grond werd gebracht sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door de WhatsApp-groep waartegen hij zich mocht verdedigen.

Verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens om zich heen heeft geslagen. Ook [getuige 3] heeft gezien dat verdachte klappen uitdeelde. De rechtbank stelt op basis van de genoemde verklaringen vast dat verdachte [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] heeft geslagen.

Het met kracht om je heen slaan met de vuisten in een situatie waarin verdachte uitermate agressief werd benaderd door een grote groep mannen, die snel en onverwacht opdoemden, met veel auto’s de uitweg blokkeren, die verdachte vastpakten, naar de grond wilden werken en hierbij geweld niet schuwen, acht de rechtbank niet disproportioneel. Bovendien kon verdachte de situatie inmiddels niet meer uit de weg gaan doordat de uitgang door auto’s van de WhatsApp-groep (doelbewust) was geblokkeerd. Het geweld dat verdachte toepaste tijdens deze ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, voldoet dus ook aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Verdachte komt daarmee naar het oordeel van de rechtbank een geslaagd beroep op noodweer toe. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het subsidiair ten laste gelegde mishandelen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] .

Ten aanzien van het verweer van de verdediging dat de verklaringen van de leden van de WhatsApp-groep niet betrouwbaar zijn, merkt de rechtbank het volgende op. Bij de

rechter-commissaris is gebleken dat de leden van de WhatsApp-groep regelmatig bij elkaar zijn gekomen en over het incident hebben gesproken. Uit het groepsgesprek in de speciaal daarvoor aangemaakte WhatsApp-groep ‘Mannenkoor’ blijkt dat zij ook over de inhoud van hun verklaringen hebben gesproken, en hun verklaringen ook op elkaar hebben afgestemd. De rechtbank heeft daarom met grote terughoudendheid naar de inhoud van deze verklaringen gekeken en voor de vaststelling van de feitelijke gang van zaken slechts die onderdelen van deze verklaringen gebruikt wanneer die door objectieve bewijsmiddelen of door de verklaring van verdachten worden gesteund.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

hij op of omstreeks 05 augustus 2015 te Kootwijkerbroek, gemeente Barneveld,

met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [adres] ,

onverholen en/of waarneembaar voor ter plaatse aanwezige personen openlijk

met verenigde krachten geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1]

, althans tegen personen, welk geweld bestond uit:

-het (meerdere malen) slaan en/of stompen en/of schoppen van die [slachtoffer 1]

-het (meerdere malen) slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of

-het (met kracht) slaan en/of stompen op en/of tegen het hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer 3] , terwijl dit door hem gepleegde geweld zwaar lichamelijk letsel, te weten een verbrijzelde oogkas, althans enig lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 3] ten gevolge heeft gehad (waardoor die [slachtoffer 3] een volledige oogreconstructie behoeft).

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 1:

Openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

5 De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 tenlastegelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van een straf of maatregel. Hierbij heeft zij rekening gehouden met het eigen aandeel van [slachtoffer 1] bij het ontstaan van de onenigheid, het optreden van de WhatsApp-groep, het letsel dat verdachte heeft opgelopen en het tijdsverloop.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 20 maart 2019.

Verdachte heeft, toen hij zag dat zijn vader werd geslagen, met geweld ingegrepen. Nadat het gevaar was geweken, is hij echter doorgegaan en heeft hij [slachtoffer 1] samen met zijn vader geschopt en geslagen. Dit deed hij terwijl de man al op de grond lag. Hierdoor is verdachte veel te ver gegaan.

Het slachtoffer heeft vervolgens de buurtwacht gebeld, die op grove wijze verdachte en zijn vader hebben overgeleverd aan de politie. Hierdoor heeft verdachte letsel opgelopen. Hiermee houdt de rechtbank veel rekening in het voordeel van verdachte. Ook houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met het feit dat het incident inmiddels bijna vier jaar geleden heeft plaatsgevonden en met het eigen aandeel van het slachtoffer [slachtoffer 1] bij de vechtpartij. Het slachtoffer heeft door de bezoekers op zijn terrein zo achterdochtig en agressief te behandelen een aandeel gehad bij de aanleiding van de ruzie, waarbij hij de vader van verdachte immers ook heeft geslagen.

De rechtbank is van oordeel dat het plegen van openlijk geweld tegen personen een ernstig feit is, ook in dit geval. De rechtbank is daarom van oordeel, in tegenstelling tot de officier van justitie, dat daarom ondanks de genoemde omstandigheden toch een straf moet volgen. De rechtbank zal, gelet op al het voorgaande, deze straf wel geheel voorwaardelijk opleggen.

Gezien alle feiten en omstandigheden zal de rechtbank aan verdachte een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.

7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 243.069,31.

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde handelen jegens [slachtoffer 3] . [slachtoffer 3] is daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering. Hij kan zijn vordering daarom slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van € 7.000,- immateriële schade en de kosten voor rechtsbijstand van € 922,-. De raadsman van de benadeelde partij, mr. Voorhuizen, heeft gesteld dat er geen sprake is van een onevenredige belasting van het strafproces. De verzekeringsdeskundige is een onafhankelijk en heeft duidelijk aangegeven wat de oorzaak is van de psychische klachten: nekletsel en PTSS.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de verdediging niet in de gelegenheid is geweest om een medisch expert in te schakelen om nader onderzoek te laten doen. Het is onduidelijk of en in hoeverre de klachten het gevolg zijn van het incident op 5 augustus 2015. Ook heeft [slachtoffer 1] een eigen aandeel gehad in het gevecht.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank overweegt dat de vordering pas de middag voor de terechtzitting is ontvangen. De verdediging heeft betwist dat de klachten een causaal verband hebben met de het bewezenverklaarde feit. De benadeelde partij heeft zowel voor als na het incident een ongeluk gehad, waardoor het causale verband tussen de gestelde schade en het onderhavige incident naar het oordeel van de rechtbank niet evident is. De verdediging heeft onvoldoende gelegenheid gehad om behoorlijk te reageren op de vordering of nader onderzoek te doen. De rechtbank is van oordeel dat het een onevenredige belasting van het strafproces is om de strafzaak aan te houden om nader onderzoek naar dit causale verband te doen verrichten. De rechtbank zal de vordering daarom niet-ontvankelijk verklaren.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht .

9 De beslissing

De rechtbank:

 spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;

 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een werkstraf gedurende 40 (veertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 20 (twintig) dagen;

 bepaalt, dat deze werkstraf, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op twee jaren wordt bepaald;

- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit.

De beslissing op de vordering van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]

 verklaart de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 1]

niet-ontvankelijk in hun vordering;

Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. R.G.J. Welbergen en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. Langstraat, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 mei 2019.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2015489773, gesloten op 10 november 2015 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte] , p. 82; het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , p. 97; het proces-verbaal van aangifte van M. [slachtoffer 1] , p. 40.

Het proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 2] bij het kabinet rechter-commissaris, p. 3.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 73.

Het proces-verbaal getuigenverhoor [getuige 3] bij het kabinet rechter-commissaris, p. 3.

Het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 75.

Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen met proces-verbaal nummer PL0600-2015381843-39, p. 2.

De geneeskundige verklaring, p. 44.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature