Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

De rechtbank heeft een man uit Doetinchem veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor poging zware mishandeling tegen één persoon en het voorhanden hebben van harddrugs en een poging afpersing.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Zutphen

Parketnummer : 05/800042-18 en 05/265345-16 (tul)

Datum uitspraak : 10 mei 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte] ,

geboren op [verdachte] 1996 te [geboorteplaats] ,

wonende te [geboorteplaats] .

Raadsman: mr. J. Zeegers, advocaat te Doetinchem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen

van 28 maart 2019 en 26 april 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na een door de rechtbank toegewezen vordering wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:

1.

hij in of omstreeks de nacht van 3 op 4 maart 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken (linker)onderkaak en/of (een) beschadigde tand(en), heeft toegebracht,

door die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen/in het

hoofd/gezicht te slaan/stompen;

althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling leidt:

hij in of omstreeks de nacht van 3 op 4 maart 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1]

opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal,

(met kracht) op/tegen/in het hoofd/gezicht heeft geslagen/gestompt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

meer subsidiair

hij in of omstreeks de nacht van 3 op 4 maart 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Korte Kapoeniestraat,

in elk geval op of aan een openbare weg,

in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] ,

welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal (met kracht) op/tegen/in het hoofd/gezicht slaan en/of stompen,

terwijl dit enig lichamelijk letsel, te weten een gebroken (linker)onderkaak en/of een afgebroken voortand en/of beschadigde tanden tegen gevolge heeft gehad;

(Zaak 5)

2.

hij in of omstreeks de nacht van 3 op 4 maart 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

die [slachtoffer 2] :

- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen/in het hoofd/gezicht heeft gestompt/geslagen en/of

- die [slachtoffer 2] (tegen de grond) heeft geduwd en/of

- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] , terwijl hij op de grond lag, (met kracht) tegen

het hoofd en/of lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling leidt:

hij in of omstreeks de nacht van 3 op 4 maart 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, openlijk, te weten op of aan de openbare weg, Korte Kapoeniestraat, in elk geval op of aan een openbare weg,

in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] , welk geweld bestond uit het:

- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen/in het hoofd/gezicht slaan/stompen en/of

- tegen de grond duwen en/of

- ( vervolgens) terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag, (met kracht) tegen het hoofd en/of lichaam slaan/stompen en/of schoppen/trappen;

(Zaak 5)

3.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 12 februari 2018 tot en met 19 februari 2018 te Doetinchem, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,91 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(Zaak 4)

4.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 februari 2018

tot en met 19 februari 2018 te Doetinchem, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 220,95 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

(zaak 4)

5.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 30 mei 2018 te Doetinchem, althans in Nederland,

ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of

bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s),

in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een of meerdere

schuld(en), te weten het afsluiten van meerdere, althans een telefoonabonnement(en), hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),

- die [slachtoffer 3] met de auto heeft/hebben opgehaald en/of vervoerd en/of (daarbij) hun/zijn gezicht heeft/hebben verhuld, althans een doek voor hun/zijn gezicht heeft/hebben gehouden en/of

- meerdere, althans een mes(sen) op/tegen de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht/gedrukt en/of

- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Als je morgen niet komt, dan branden we je huis af" en/of "Nou jongen, het is tijd, nou moet je het doen" en/of “Vandaag effe een paar doen” en/of “we komen je nog wel pakken”

althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [slachtoffer 3] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

en/of

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 30 mei 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een of meerdere mobiele telefoons, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s) en daarbij die voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en/of te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,

- die [slachtoffer 3] met de auto heeft/hebben opgehaald en/of vervoerd en/of (daarbij) hun/zijn gezicht heeft/hebben verhuld, althans een doek voor hun/zijn gezicht heeft/hebben gehouden en/of

- meerdere, althans een mes(sen) op/tegen de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht/gedrukt en/of

- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Als je morgen niet komt, dan branden we je huis af" en/of "Nou jongen, het is tijd, nou moet je het doen", althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [slachtoffer 3] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

althans, indien het vorenstaande onder 5 niet tot een veroordeling leidt:

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 30 mei 2018 te Doetinchem, althans in Nederland,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,

[slachtoffer 3] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 3] ,

wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden,

te weten tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s) en/of (een) bankpas(sen) en/of de bijbehorende pincode(s), in elk geval van enig goed, en/of

tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van een of meerdere telefoonabonnement(en), waartoe die [slachtoffer 3] is gedwongen door:

- meerdere, althans een mes(sen) op/tegen de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] te drukken/richten en/of

- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 3] te zeggen: "Als je morgen niet komt, dan branden we je huis af" en/of "Nou jongen, het is tijd, nou moet je het doen",

althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking, en (aldus) een voor die [slachtoffer 3] bedreigende situatie te scheppen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

Ten aanzien van feit 1 heeft de officier van justitie gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan enige geweldshandelingen naar aangever [slachtoffer 1] , zoals primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegd en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken.

Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte, samen met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd tegen aangever [slachtoffer 2] , door hem te slaan, te duwen waardoor [slachtoffer 2] ten val is gekomen en hem daarna te schoppen tegen zijn lichaam, zoals subsidiair ten laste is gelegd.

Ten aanzien van feit 3 en 4 heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte 2,13 gram cocaïne in zijn bezit heeft gehad. Verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder medeverdachte [medeverdachte 3] en in de struiken aangetroffen hoeveelheid softdrugs, zoals tenlastegelegd onder feit 4. Er kan niet bewezen worden dat verdachte de bij medeverdachte [medeverdachte 3] aangetroffen cocaïne en de in de struiken aangetroffen softdrugs, voorhanden heeft gehad.

Ten aanzien van feit 5 heeft de officier van justitie gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte samen met anderen aangever [slachtoffer 3] heeft gedwongen telefoonabonnementen af te sluiten om een schuld te vereffenen en [slachtoffer 3] hierbij onder druk te zetten door dreigende woorden te uiten en messen te tonen, zoals primair tenlastegelegd.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte betrokken is geweest bij het plegen van geweld tegen aangever [slachtoffer 1] (feit 1) en aangever [slachtoffer 2] (feit 2). Subsidiair heeft de verdediging ten aanzien van feit 1 primair aangevoerd dat op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad niet vastgesteld kan worden dat sprake is van zwaar lichamelijk letsel bij [slachtoffer 1] .

De verdediging heeft ten aanzien van feit 3 en 4 gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte 2,13 gram cocaïne voorhanden heeft gehad en dat verdachte van de cocaïne en hennep, die bij medeverdachte [medeverdachte 3] is aangetroffen, en de hennep die in de struiken is aangetroffen, dient te worden vrijgesproken.

Ten aanzien van feit 5 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aangever [slachtoffer 3] heeft afgeperst. De aangifte van [slachtoffer 3] is niet betrouwbaar en daarbij maken de door de vader van [slachtoffer 3] gemaakte foto’s niet dat er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het tenlastegelegde.

Beoordeling door de rechtbank

Algemene bewijsoverwegingen feiten 1 en 2

Uit de verklaringen van aangever [slachtoffer 1] (verder: [slachtoffer 1] ) en aangever [slachtoffer 2] (verder: [slachtoffer 2] ) volgt dat zij in de nacht van 3 op 4 maart 2018 buiten bij Metin’s Place aan de Korte Kapoeniestraat in Doetinchem waren. Een vriend van [slachtoffer 1] kreeg binnen problemen met ene [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] zei tegen [slachtoffer 1] dat hij even mee moest lopen. [slachtoffer 1] is met deze [medeverdachte 1] (verder: [medeverdachte 1] ) naar een steegje verderop gelopen. In het steegje heeft [slachtoffer 1] klappen gehad van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .

Ten aanzien van feit 1 (geweld tegen [slachtoffer 1] )

De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ook geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] . Uit de camerabeelden is niet gebleken dat verdachte betrokken is geweest bij tegen [slachtoffer 1] gepleegd geweld.

De rechtbank spreekt verdachte daarom vrij van het onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde feit.

Ten aanzien van feit 2 (geweld tegen [slachtoffer 2] )

Nadat [slachtoffer 1] twee keer was geslagen, kwam [slachtoffer 2] hem te hulp en trok medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] bij [slachtoffer 1] vandaan. Vervolgens richtte het geweld zich op [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] kwam op de grond te liggen en werd getrapt.

Verdachte heeft aangevoerd dat hij ten tijde van het incident niet ter plaatse was.

Verbalisant [verbalisant 1] heeft een proces-verbaal van herkenning opgemaakt naar aanleiding van de camerabeelden van Metin’s Place van het incident op zondag 4 maart 2018. De verbalisant herkende ambtshalve voor 100% [verdachte] als één van de personen die op straat stonden.

Mede gezien het feit dat verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven omtrent zijn verblijfplaats op dat moment, heeft de rechtbank geen reden te twijfelen aan het op ambtseed opgemaakte proces-verbaal van verbalisant [verbalisant 1] waarin [verdachte] wordt herkend. De rechtbank stelt daarmee vast dat verdachte, ondanks zijn ontkenning, die nacht op de Korte Kapoeniestraat in Doetinchem aanwezig is geweest.

Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 2] werd geslagen door drie jongens en dat [slachtoffer 2] daardoor zijn evenwicht verloor waardoor hij op de grond viel. [slachtoffer 2] had zijn armen opgetrokken en ter bescherming aan weerszijde van zijn hoofd gehouden. Hij werd door jongens getrapt in zijn zij en één keer tegen zijn hoofd.

Getuige [getuige 2] zag [slachtoffer 2] op de grond liggen en zag dat hij geschopt werd door een aantal personen. [slachtoffer 2] probeerde met zijn armen en handen zijn gezicht te beschermen.

Deze ooggetuigenverklaringen worden ondersteund door de beschreven camerabeelden.

Verbalisant [verbalisant 3] heeft de camerabeelden van Metin’s Place bekeken, beschreven en daarbij na te melden personen herkend. Op beeld is te zien dat een grote groep personen al vechtend het steegje uit kwam. Eén persoon, [slachtoffer 2] , kwam hierbij ten val. [verdachte] maakte met zijn rechterhand een slaande beweging naar het gezicht van [slachtoffer 2] . [medeverdachte 1] schopte [slachtoffer 2] op zijn bovenlichaam, terwijl [slachtoffer 2] op de grond lag. [medeverdachte 2] kwam op [slachtoffer 2] af en maakte een schoppende beweging naar het hoofd van [slachtoffer 2] .

Op screenshot 4 is te zien dat [verdachte] zijn rechtervuist balt en deze naar achteren haalt. Hierna slaat hij met de vuist met kracht richting het hoofd van [slachtoffer 2] die nog op de grond ligt.

Op grond van de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] , de aangifte van [slachtoffer 2] en de beschreven camerabeelden stelt de rechtbank vast dat [slachtoffer 2] is geslagen en geduwd waardoor hij is komen te vallen en dat hij vanuit meerdere hoeken is geschopt terwijl hij op de grond lag.

De vraag is, of hij daarbij ook daadwerkelijk op zijn hoofd is geraakt.

[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij niet tegen zijn hoofd is geschopt. Uit de getuigenverklaringen blijkt dat [slachtoffer 2] zijn gezicht beschermde met zijn armen/handen. Daarnaast heeft verbalisant [verbalisant 3] vanaf de bekeken camerabeelden niet kunnen vast stellen dat [slachtoffer 2] door [medeverdachte 1] of [medeverdachte 2] ook daadwerkelijk tegen het hoofd is geschopt, maar wel dat in de richting van het hoofd van [slachtoffer 2] is geschopt.

De rechtbank concludeert daarom dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] [slachtoffer 2] tegen het hoofd hebben geschopt, in die zin dat zij hem daar ook daadwerkelijk geraakt hebben. De rechtbank zal [verdachte] daarom, gedeeltelijk, van dat onderdeel, vrijspreken.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het tegen [slachtoffer 2] gepleegde geweld. De door [verdachte] gepleegde fysiek agressieve handeling – betreft het met kracht aanhalen met de vuist in de richting van het hoofd van op de grond liggende [slachtoffer 2] - dit valt in tijd en plaats samen met de gewelddadige handelingen gepleegd door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . Daarom maakt het naar het oordeel van de rechtbank niet uit of [verdachte] [slachtoffer 2] geraakt heeft.

[verdachte] heeft door zijn gedrag in belangrijke mate bijgedragen aan de explosie van geweld tegen [slachtoffer 2] . Gelet op de aangehaalde getuigen en de beschreven camerabeelden is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking van [verdachte] met de twee medeverdachten

Alle drie verdachten hebben bijgedragen aan de explosie van geweld tegen [slachtoffer 2] . Gelet op de aangehaalde getuigen en de beschreven camerabeelden is sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachten.

Het is verder een feit van algemene bekendheid dat als in een vechtpartij door meerdere personen geweld wordt gebruikt, waaronder schoppende bewegingen in de richting van het hoofd van een persoon die op de grond ligt, die laatste daardoor het tot hem gerichte geweld niet kan zien aankomen en zich (mede) daardoor niet goed kan verdedigen. Bovendien is iemand extra kwetsbaar als hij op de grond ligt en zijn aanvallers staan.

Onder die omstandigheden bestaat er naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel. De schoppende bewegingen naar het lichaam/hoofd van [slachtoffer 2] door mededaders [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn naar uiterlijke verschijningsvorm aan te merken als zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , door zo te handelen, bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Dat [slachtoffer 2] uiteindelijk niet aan zijn hoofd is geraakt, is het mogelijke gevolg van het feit dat [slachtoffer 2] zijn armen/handen voor zijn hoofd heeft gehouden en is daarmee een omstandigheid die los staat van de wil van de verdachten.

Naar het oordeel van de rechtbank leidt dit alles, anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd, tot een bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, namelijk het medeplegen van een poging zware mishandeling. De overige verweren van de verdediging vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen.

Ten aanzien van feit 3

Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen. Bewijsmiddelen:

- proces-verbaal van bevindingen, p. 1321;

- verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 maart 2019.

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder hem aangetroffen (in zijn linker broekspijp) 2,13 gram cocaïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.

De rechtbank spreekt verdachte vrij van de overigens ten laste gelegde hoeveelheid cocaïne.

Ten aanzien van feit 4

De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte de –onder [medeverdachte 3] en de in struiken- aangetroffen hoeveelheid hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad.

De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 4 ten laste gelegde feit.

Ten aanzien van feit 5

Bewijsmiddelen

Aangever [slachtoffer 3] (verder: [slachtoffer 3] ) heeft verklaard dat hij op 29 mei 2018 aan het eind van de avond bij drie jongens in de auto (zwarte Ford Focus, driedeurs met dakspoiler) gestapt is, nadat een telefoon die hij in bewaring had genomen van een ander, was verdwenen. Alle drie de jongens hadden een (thee)doek voor hun gezicht. Ze zijn naar een parkeerplaats aan de Stokhorstweg gereden. Ze zijn alle vier uitgestapt. [slachtoffer 3] zag dat op dat moment een politieauto aankwam die een auto controleerde.

De bestuurder en de bijrijder van de auto kwamen voor hem staan. De bestuurder had een grote machete in zijn hand en de bijrijder had een vlindermes in zijn hand. De derde persoon had ook een mes in zijn hand en stond achter de bestuurder. De bestuurder en de bijrijder drukten met het mes in de hand tegen zijn borst. De bestuurder drukte continu tegen zijn borst en de bijrijder drukte stootsgewijs tegen zijn borst. De bestuurder zei: “kankermongool, als je morgen niet komt dan branden we je huis af.” [slachtoffer 3] moest de volgende dag weer terug komen bij de Coop.

Toen [slachtoffer 3] daar de volgende dag was, kreeg hij een appje dat hij naar Mikey’s op de Veentjes moest gaan. Dit heeft [slachtoffer 3] naar zijn vader geappt. Op de parkeerplaats zag hij twee buitenlands uitziende jongens in de hoek van de parkeerplaats staan. Eén van de jongens herkende hij als [verdachte] . [verdachte] zei tegen hem: “Nou jongen, nou is het tijd. Nou moet je het doen. Vandaag effe een paar doen.” [slachtoffer 3] vroeg of het om een paar abonnementen ging. De andere jongen zei dat de €1000 niet met één abonnement terugverdiend zou zijn. [slachtoffer 3] kreeg van de andere jongen €200,- en is op aanwijzing van de jongens naar Belpunt gegaan.

[slachtoffer 3] heeft zijn vader geappt dat hij meerdere telefoonabonnementen moest afsluiten. Zijn vader kwam vlak daarna Belpunt binnen. Zijn vader heeft gezegd dat het abonnement niet afgesloten werd. [slachtoffer 3] is terug gelopen naar de parkeerplaats en [verdachte] en die andere jongen stonden daar nog. Toen hij bij de jongens wegfietste zei de andere jongen nog: “we komen je nog wel pakken”.

Verbalisant [verbalisant 4] heeft op 29 mei 2018 omstreeks 23.29 uur, op de parkeerplaats aan de Stokhorstweg bij het viaduct van de Europaweg, een donkere Ford Focus met achterspoiler gezien.

Getuige [getuige 4] (verder: vader van [slachtoffer 3] ) heeft verklaard dat [slachtoffer 3] hem verteld had dat hij op 30 mei 2018 naar de Coop op de Huet moest komen om € 1000,- te geven of dat hij een telefoonabonnement af moest sluiten als compensatie voor een vermiste telefoon. De vader van [slachtoffer 3] kreeg een appje van [slachtoffer 3] dat hij achter Mickey’s moest komen. De vader van [slachtoffer 3] is daar toen ook heen gegaan. Hij zag [slachtoffer 3] wachten, maar verloor hem uit het oog omdat [slachtoffer 3] naar een nadere locatie moest gaan. [slachtoffer 3] appte hem toen weer met de mededeling dat hij meerdere telefoonabonnementen moest afsluiten omdat één niet voldoende zou zijn om de schuld te vereffenen. De vader van [slachtoffer 3] heeft foto’s gemaakt van de jongens waarvan [slachtoffer 3] de telefoonabonnementen moest afsluiten. De vader van [slachtoffer 3] is door de stad gaan lopen en kwam [slachtoffer 3] tegen bij de telefoonwinkel van Belpunt en heeft [slachtoffer 3] meegenomen.

Verbalisanten [verbalisant 5] , [verbalisant 6] en [verbalisant 7] hebben de linker persoon op de foto als de hen ambtshalve bekende [verdachte] herkend.

Bewijsoverwegingen

- Betrouwbaarheid aangever [slachtoffer 3] en verklaring van getuige [getuige 4]

De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer 3] betrouwbaar en bruikbaar is voor het bewijs, omdat zijn verklaring gedetailleerd is en op onderdelen wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. De verklaring van [slachtoffer 3] dat hij een iPhone in zijn schuur verstopt had, wordt bijvoorbeeld ondersteund door de verklaring van getuige [getuige 3] . Verder wordt de verklaring van [slachtoffer 3] dat er op 29 mei een politieauto aankwam die een andere auto controleerde, gesteund door het proces-verbaal van bevindingen waaruit blijkt dat er die nacht op die plek en rond dat tijdstip een auto is gecontroleerd. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de verklaring van [slachtoffer 3] – ook niet ten aanzien van het gebruik van de dreigende taal en het met messen tegen de borst van [slachtoffer 3] drukken.

De vader van [slachtoffer 3] is door [slachtoffer 3] op de hoogte gesteld dat [slachtoffer 3] op 30 mei 2018 naar een parkeerplaats moest komen. De vader van [slachtoffer 3] heeft daarom [slachtoffer 3] , ongevraagd, gevolgd en heeft foto’s gemaakt van de twee jongens die de vader van [slachtoffer 3] op de parkeerplaats trof. Eén van de twee jongens op die foto’s wordt door verschillende verbalisanten herkend als de hen ambtshalve bekende [verdachte] . De vader van [slachtoffer 3] gaat, nadat hij van [slachtoffer 3] een bericht had gekregen dat hij telefoonabonnementen moest gaan afsluiten om zijn schuld te vereffenen, op zoek naar [slachtoffer 3] en treft hem in het centrum van Doetinchem aan in telefoonwinkel Belpunt. Hij heeft [slachtoffer 3] meegenomen voordat een telefoonabonnement afgesloten kon worden.

De vader van [slachtoffer 3] treft hem dus tijdens de uitvoeringshandeling van het ten laste legde aan.

De rechtbank is zich bewust van het feit dat de verklaring van de vader van [slachtoffer 3] grotendeels gebaseerd is op hetgeen hem door [slachtoffer 3] is ingegeven. Toch is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de vader van [slachtoffer 3] voor het bewijs gebruikt kan worden, nu zijn verklaring op onderdelen wordt ondersteund door objectieve omstandigheden en daarmee betrouwbaar is.

- Medeplegen

De rechtbank staat voor de vraag gesteld of wettig en overtuigend bewezen kan worden of verdachte een significante en wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan zowel hetgeen op 29 mei als hetgeen op 30 mei 2018 heeft plaatsgevonden.

Gelet op de verklaring van [slachtoffer 3] en de getuigenverklaring van de vader van [slachtoffer 3] staat het voor de rechtbank voldoende vast dat verdachte een bewuste bijdrage van substantiële aard heeft geleverd aan de uitvoering van het tenlastegelegde feit. Op 30 mei 2018 heeft verdachte [slachtoffer 3] , samen met een ander, ontmoet, hem geld gegeven en instructies gegeven over het afsluiten van een telefoonabonnement.

Uit de aangifte volgt dat sprake is geweest van een groter plan, waarbij meerdere personen op verschillende momenten (29 mei en 30 mei) betrokken zijn geweest. De uitvoeringshandelingen voor het tenlastegelegde feit zijn op 29 mei 2018 al begonnen en gaan door op 30 mei 2018.

De rechtbank kan op basis van de bewijsmiddelen niet vaststellen of verdachte op 29 mei, de avond voordat [slachtoffer 3] telefoonabonnementen moest afsluiten, tot het groepje van de drie jongens in de Ford Focus behoorde. Naar het oordeel van de rechtbank maakt dat voor de bewezenverklaring van het medeplegen echter geen verschil.

Dat het afsluiten van telefoonabonnementen en het afgeven van mobiele telefoons uiteindelijk niet gelukt is, is een omstandigheid die onafhankelijk van de wil van verdachte en zijn mededaders heeft plaats gevonden en maakt dat het bij een poging is gebleven.

Conclusie

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte, samen met anderen, door dreiging van geweld heeft gepoogd [slachtoffer 3] telefoonabonnementen af te laten sluiten, de verkregen telefoons af te staan om een kennelijke schuld te vereffenen, door dreigende woorden te uiten en te dreigen met messen, zoals primair is tenlastegelegd.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 primair, feit 3 en feit 5 primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

2. primair

hij in of omstreeks de nacht van 3 op 4 maart 2018 te Doetinchem, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,

die [slachtoffer 2] :

- meermalen, althans eenmaal, (met kracht) op/tegen/in het hoofd/gezicht heeft gestompt/geslagen en/of

- die [slachtoffer 2] (tegen de grond) heeft geduwd en/of

- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] , terwijl hij op de grond lag, (met kracht) tegen

het hoofd en/of lichaam heeft gestompt/geslagen en/of geschopt/getrapt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

3.

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 12 februari 2018 tot en met 19 februari 2018 te Doetinchem, althans in Nederland,

tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,

meermalen, althans eenmaal,

(telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,13 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

5. primair

hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 mei 2018 tot en met 30 mei 2018 te Doetinchem, althans in Nederland,

ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of

bedreiging met geweld [slachtoffer 3] te dwingen tot de afgifte van een of meerdere mobiele telefoon(s),

in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en/of tot het aangaan van een of meerdere schuld(en), te weten het afsluiten van meerdere, althans een telefoonabonnement(en), hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s),

- die [slachtoffer 3] met de auto heeft/hebben opgehaald en/of vervoerd en/of (daarbij) hun/zijn gezicht heeft/hebben verhuld, althans een doek voor hun/zijn gezicht heeft/hebben gehouden en/of

- meerdere, althans een mes(sen) op/tegen de borst, althans het lichaam van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht/gedrukt en/of

- ( daarbij) tegen die [slachtoffer 3] heeft/hebben gezegd: "Als je morgen niet komt, dan branden we je huis af" en/of "Nou jongen, het is tijd, nou moet je het doen" en/of “Vandaag effe een paar doen” en/of “we komen je nog wel pakken”

althans woorden van gelijke dreigende aard/strekking,

en (aldus) een voor die [slachtoffer 3] bedreigende situatie heeft/hebben geschapen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Ten aanzien van feit 2 primair:

“Medeplegen van poging tot zware mishandeling”

Ten aanzien van feit 3:

“Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder D van de Opiumwet gegeven verbod ”

Ten aanzien van feit 5 primair

“Medeplegen van poging tot afpersing”

5 De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder feit 2 subsidiair, feit 3 en feit 5 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren en het verrichten van een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek van de tijd van voorarrest.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat gelet op het genomen standpunt, dat enkel het voorhanden hebben van een geringe hoeveelheid cocaïne wettig en overtuigend bewezen kan worden, een werkstraf van 40 uren volstaat.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op:

- het uittreksel justitiële documentatie, gedateerd 22 januari 2019;

- een voorlichtingsrapportage van Reclassering Nederland, gedateerd 8 maart 2019.

De rechtbank heeft bij de straftoemeting in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van ernstig uitgaansgeweld.

[slachtoffer 2] is geslagen en geduwd, en vervolgens vanuit meerdere kanten geschopt terwijl hij op de grond lag. De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij hieraan heeft bijgedragen door zich tegen [slachtoffer 2] te richten.

Naast de impact van dit geweld op de daadwerkelijke slachtoffers is dit soort uitgaansgeweld ook van invloed op het algemene gevoel van veiligheid in het uitgaansleven in Doetinchem.

Daarnaast heeft hij zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een poging tot afpersing.

Dit is eveneens een ernstig feit. Het slachtoffer was gezien zijn kwetsbare achtergrond extra vatbaar voor mentale druk; iets waarvan verdachte en zijn medeverdachten schaamteloos “gebruik” probeerden te maken. Verdachte is als medepleger medeverantwoordelijk voor de volledige poging tot afpersing, ook al kan niet van alle momenten worden vastgesteld dat verdachte daarbij aanwezig was. De rechtbank weegt als enigszins matigend mee dat niet is komen vast te staan dat verdachte één van de drie gemaskerde personen was die in het bijzijn van [slachtoffer 3] wapens heeft getoond.

Verdachte heeft verder een niet geringe hoeveelheid harddrugs in zijn bezit gehad. Het is een feit van algemene bekendheid dat het gebruik van drugs een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid vormt.

Uit het uittreksel uit het justitieel documentatieregister van verdachte blijkt dat hij in 2017 is veroordeeld voor een mishandeling. Dat verdachte binnen de daarbij opgelegde proeftijd opnieuw betrokken is bij een geweldsmisdrijf, verontrust de rechtbank zeer. Ook is het naar de beoordeling van de rechtbank zorgelijk dat verdachte niet heeft meegewerkt aan een reclasseringsadvies, en dat hij in zijn situatie geen aanleiding ziet voor reclasseringscontact of behandeling.

Gelet op de ernst van de feiten, het gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef bij verdachte, het strafblad en het feit dat hij nog in de proeftijd liep, is de rechtbank van oordeel dat alleen een gevangenisstraf en dan voor de duur van vijf maanden waarvan twee maanden voorwaardelijk passend is, met aftrek van voorarrest. De proeftijd wordt op 3 jaar gesteld.

De opgelegde straf is hoger dan de eis van de officier van justitie. Naar het oordeel van de rechtbank wordt in de eis van de officier van justitie de ernst van de feiten in relatie tot de eerdere veroordeling, onvoldoende tot uitdrukking gebracht.

De rechtbank heeft bij alle verdachten niet meegewogen dat sprake zou zijn geweest van een jeugdbende. Door het OM is immers niet deelname aan een criminele organisatie tenlastegelegd. Ook overigens biedt het dossier geen aanleiding om de conclusie te trekken dat de afzonderlijke feiten plaatsvonden in de context van een groter, georganiseerd en aangestuurd geheel.

7a. De beoordeling van de civiele vorderingen, alsmede de gevorderde oplegging van de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. Gevorderd wordt een bedrag van €1.988,28, bestaande uit €488,28 aan materiële schade en €1.500,- aan immateriële schade.

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot niet-ontvankelijkheid van de benadeelde partij.

Het standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat de vordering afgewezen dient te worden.

Beoordeling door de rechtbank

De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte wordt vrijgesproken van het ten laste gelegde feit.

Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

7b. De beoordeling van de vordering na voorwaardelijke veroordeling

Standpunt van de officier van justitie

Ten aanzien van de vordering na voorwaardelijke veroordeling vordert de officier van justitie de tenuitvoerlegging van 20 uren werkstraf die door de politierechter te Gelderland op 2 juni 2017 voorwaardelijk is opgelegd.

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft gesteld dat de vordering na voorwaardelijke veroordeling afgewezen dient te worden.

Beoordeling door de rechtbank

Nu is bewezen dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit, dient de bij vonnis van politierechter te Gelderland van 2 juni 2017 onder parketnummer 05-265345-16 voorwaardelijk opgelegde werkstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis ten uitvoer gelegd te worden.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 45, 47, 302 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet .

9 De beslissing

De rechtbank:

 spreekt verdachte vrij van de onder feit 1 en feit 4 tenlastegelegde feiten.

 verklaart bewezen dat verdachte de overige tenlastegelegde feiten, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 (vijf) maanden;

 bepaalt, dat een gedeelte van de gevangenisstraf groot 2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde(n) voor het einde van de proeftijd die op drie jaren wordt bepaald;

- dat de veroordeelde zich voor het einde daarvan niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

 beveelt dat de tijd, door veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;

De beslissing op de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in haar vordering.

 veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;

De beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling

 gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van politierechter te Gelderland van 2 juni 2017, onder parketnummer 05/265345-16,

te weten: een werkstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis.

Dit vonnis is gewezen door mr. P.J.C. Cremers (voorzitter),

mr. M.C. van der Mei en mr. B.F. Schuver, rechters,

in tegenwoordigheid van L.J.M. Visser, griffier,

en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 mei 2019.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost Nederland, district Noord en Oost Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2018121837, onderzoek REUS, gesloten op 7 september 2018 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 1445 en proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] ,

p. 1466

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 1445

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 1446

Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , p. 1502

proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 1551

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 1538

Proces-verbaal van bevindingen, p. 1481

Proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] , p. 1502

Proces-verbaal van bevindingen, p. 2291

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 2285-2286

Proces-verbaal ontvangst klacht, p. 2289

Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 2286

Proces-verbaal van bevindingen, p. 2291

De als bijlage gevoegde foto’s van 2 verdachten, p. 2295 en 2296

Proces-verbaal van verhoor getuige R.M. [slachtoffer 3] , p. 2293

Proces-verbaal van bevindingen, p. 2316 en proces-verbaal van bevindingen, p. 2318 en proces-verbaal van bevindingen, p. 2320

Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 2297-2298

Proces-verbaal van bevindingen, p. 2291


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature