U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Hypotheekfraude. Veroordeling voor oplichting, valsheid in geschrift en het gebruik maken van een vals geschrift.

Uitspraak



RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht

Zittingsplaats Arnhem

Parketnummer : 05/881821-15

Datum uitspraak : 9 mei 2019

Tegenspraak

vonnis van de meervoudige kamer

in de zaak van

de officier van justitie bij het arrondissementsparket Oost-Nederland

tegen

[verdachte] ,

geboren op [geboortedatum] 1959 te [geboorteplaats] ,

wonende te [adres 1] , [woonplaats] ,

raadsvrouw: mr. P.M. Breukink, advocaat te Arnhem.

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting

van 25 april 2019.

1 De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:

1.

hij, handelend onder de naam [bedrijf 1] , op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 31 december 2014, in Arnhem en/of Renkum, althans (telkens) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van

verdichtsels, hypotheekverstrekker(s) [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of

andere hypotheek/geldverstrekkers, (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van in totaal een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 1.360.422,00 Euro en/of tot het verlenen van een dienst, te weten het verstrekken van (een) hypothecaire lening(en) aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of [naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10] ,

immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk, -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:

- als bemiddelaar/tussenpersoon voor klanten hypothecaire leningen aangevraagd of laten aanvragen bij [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of

- werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten en/of loonafrekeningen valselijk opgemaakt en/of laten opmaken en doen toekomen aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of andere hypotheek/geldverstrekkers en/of een tussenpersoon en/of

-in deze werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten aangegeven dat [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 9] werkzaam zijn bij [bedrijf 1] en/of

- valse werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten en/of loonafrekeningen doen toekomen aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of andere hypotheek/geldverstrekkers, waarbij in deze werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten werd aangegeven dat [naam 1] en/of [naam 5] en/of [naam 7] werkzaam zijn bij [bedrijf 5] en/of dat [naam 3] werkzaam is bij [bedrijf 6] en/of dat [naam 6] werkzaam is bij [bedrijf 7] en/of

- gebruik gemaakt van zogenaamde looncarrousels (waarbij loonbetalingen feitelijk niet ten laste kwamen van het vermogen van betrokken werkgever(s)),

waardoor voornoemde Hypotheekverstrekker(s) [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of andere hypotheek/geldverstrekkers (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) of het verlenen van diensten;

2.

hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 31 december 2014, in Arnhem en/of Renkum, althans (telkens) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een (of meer) geschrift(en), namelijk (een of meer) werkgeversverklaring (en) en/of arbeidsovereenkomst(en) en/of loonafrekeningen van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 9] en/of [naam 5] en/of [naam 7] en/of [naam 3] en/of [naam 6] ,

zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, valselijk en/of in strijd met de waarheid heeft opgemaakt en/of heeft doen

opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin, dat valselijk, immers in strijd met de waarheid,

-is in die werkgeversverklaring (en) en/of arbeidsovereenkomst(en), opgenomen dat genoemde [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 9] als werkne(e)mer(s) in dienst was/waren van [bedrijf 1] en/of

-dat [naam 1] en/of [naam 5] en/of [naam 7] als werkne(e)mer(s) in dienst was/waren bij [bedrijf 5] en/of

-dat [naam 3] als werknemer in dienst was bij [bedrijf 6] en/of

-dat [naam 6] als werknemer in dienst was bij [bedrijf 7] en/of

-voornoemde perso(o)n(en) arbeid verrichtten en/of

-op die loonafrekeningen aan te geven dat die [naam 1] en/of die [naam 3] en/of die [naam 5] en/of die [naam 7] en/of die [naam 6] en/of die [naam 2] en/of die [naam 4] en/of die [naam 9] een aantal uren had(den) gewerkt en/of

-dat er daarvoor salaris was uitbetaald en/of

-onder de werkgeversverklaring van [naam 9] een handtekening en/of stempel gezet, welke moest doorgaan van die van de accountant [naam 11]

en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, voornoemde valse werkgeversverklaring(en) en/of arbeidsovereenkomst(en) en/of die loonafrekeningen heeft overlegd / doen toekomen aan aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of andere hypotheek/geldverstrekkers, ten behoeve van een aanvraag voor een hypothecaire lening.

2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. Hij acht te weinig bewijs aanwezig voor zover het de zaken [naam 6] en [naam 7] betreft. De officier van justitie heeft in zoverre tot vrijspraak gerekwireerd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft betoogd dat wat betreft de zaken [naam 6] en [naam 7] vrijspraak dient te volgen. Ten aanzien van de zaak [naam 3] heeft zij opgemerkt dat onvoldoende naar voren komt wat de rol van verdachte was. Voor het overige refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.

Beoordeling door de rechtbank

De rechtbank zal de feiten 1 en 2 gelijk behandelen, gelet op hun onderlinge samenhang. De inhoud van de bewijsmiddelen wordt steeds gebruikt voor het bewijs van het feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft.

Kamer van Koophandel

[bedrijf 1] betreft een eenmanszaak, waarvan verdachte de eigenaar is. De activiteiten zijn omschreven als een assurantiekantoor.

Verdachte is bestuurder van de [bedrijf 8] en, samen met zijn vrouw, bestuurder van [bedrijf 9]

Hypotheekaanvragen

[naam 2] en [naam 1]

Op 2 september 2013 heeft [bedrijf 10] een hypothecaire geldlening verstrekt aan [naam 2] en [naam 1] ter hoogte van € 141.000,- voor de financiering van de woning aan de [adres 2] te [plaats 1] . Kort na de verstrekking heeft [naam 1] de woning aan de [adres 3] in [plaats 2] aangekocht. Verzwegen is dat er twee aankooptrajecten naast elkaar liepen. In beide gevallen was [bedrijf 1] tussenpersoon.

Op 2 augustus 2013 heeft [bedrijf 2] een hypotheekaanvraag ontvangen van [naam 2] en [naam 1] . [naam 2] had een dienstverband opgegeven bij [bedrijf 1] . Hij zou vanaf 1 juli 2013 in dienst zijn getreden als administratief medewerker met een jaarinkomen van € 15.098,- op basis van 38 uur per week. [bedrijf 1] heeft een werkgeversverklaring, een loonspecificatie met betrekking tot juli 2013 en een kopie van een arbeidsovereenkomst overgelegd. [naam 2] heeft telefonisch verklaard dat hij van juli 2013 tot oktober 2013 werkzaam is geweest bij [verdachte] .

[naam 1] heeft verklaard dat zij per 1 juni 2013 werkzaam was bij [bedrijf 5] in Renkum. Zij zou in dienst zijn als administratief medewerker voor een bruto jaarsalaris van € 24.423,- op basis van 38 uur per week.

Als één van beide inkomens er niet was geweest, zou [bedrijf 2] de lening niet hebben verstrekt.

Op 15 augustus 2013 is bij [bedrijf 3] een hypotheekofferte aangevraagd voor de financiering van de woning aan de [adres 3] te [plaats 2] . De bemiddeling verliep via een serviceprovider [bedrijf 11] , gevestigd te Dongen. Kandidaathypotheekgever was [naam 1] . Op 19 augustus 2013 heeft [bedrijf 3] een offerte uitgebracht voor een hypothecaire geldlening van € 114.443,-. Op 21 augustus is de offerte retour ontvangen, waarna [bedrijf 3] op 27 augustus 2013 en op 3 september 2013 aanvullende stukken heeft ontvangen.

Op 1 november 2013 is de hypotheek gepasseerd. Gebleken is dat, toen [naam 1] de laatste stukken bij [bedrijf 3] inleverde, zij een ander onderpand in eigendom had, gefinancierd door [bedrijf 10] met een hypotheek met Nationale Hypotheek Garantie . Als [naam 1] dit had meegedeeld, zou [bedrijf 3] geen lening hebben verstrekt. Het inkomen was verre van afdoende voor het dragen van beide financieringen. Daarnaast zou [bedrijf 3] geen lening hebben verstrekt voor een tweede woning als [bedrijf 3] had geweten dat de eerste woning zo kort daarvoor gefinancierd was. Uit het door [bedrijf 12] opgestuurde dossier blijkt dat de zaak is begeleid door verdachte.

Op 25 juni 2013, 26 juli 2013 en 27 augustus 2013 is op de rekening van [bedrijf 5] steeds een bedrag van € 1.750,- bijgeschreven, afkomstig van de Derdengeldenrekening van [verdachte] met als omschrijving “aflossing lening” dan wel “conform afspraak”. Op dezelfde dagen is steeds een bedrag van € 1.409,- betaald aan [naam 1] , op 25 juni 2013 met als omschrijving “SALARIS”, op 26 juli 2013 zonder omschrijving en op 27 augustus 2013 met als omschrijving “08-2013”.

Op 26 juli 2013 is op de rekening van verdachte en/of [naam 12] een bedrag van € 1.300,- bijgeschreven, afkomstig van de Derdengeldenrekening van [verdachte] . Op 28 juli 2013 is van de ABN-rekening van verdachte en/of [naam 12] een bedrag van € 999,34 overgemaakt naar [naam 2] onder vermelding van “maand juli 2013”.

[naam 13] heeft verklaard dat de arbeidsovereenkomst, het eerste loonstrookje en de werkgeversverklaring van [naam 1] tegelijk zijn opgesteld. Het handschrift en de handtekening op de werkgeversverklaring zijn van hem. De hoogte van het salaris is bepaald aan de hand van het hypotheekbedrag dat [naam 1] nodig had. Volgens [naam 13] heeft hij [verdachte] een factuur gestuurd voor de loonkosten.

[verdachte] heeft verklaard dat het handschrift op de werkgeversverklaring van [naam 2] van hem is. Hij heeft de aanvragen voor de hypotheken van [naam 1] gedaan. Hij heeft ook gezorgd voor de loonstrookjes en dergelijke. Met betrekking tot [bedrijf 3] heeft hij het dossier van zijn dochter aan een andere hypotheekadviseur , genaamd [bedrijf 12] , gegeven. Alle gevraagde stukken heeft hij aan [bedrijf 12] aangeleverd: koopcontract, loonstroken, werkgeversverklaring e.d. De getoonde werkgeversverklaring, loonstrook en arbeidsovereenkomst van [naam 1] heeft hij gebruikt voor de aanvragen voor de woningen in [plaats 1] en [plaats 2] . De stukken zijn gebruikt om aan te tonen dat zij over inkomsten beschikte. Het klopt dat de werkgeversverklaring gelijk met de arbeidsovereenkomst en het eerste loonstrookje is opgesteld. [verdachte] heeft [naam 13] drie keer € 1.750,- betaald.

[verdachte] heeft verder verklaard dat de loonstrook van [naam 2] door derden is opgesteld. De werkgeversverklaring en arbeidsovereenkomst van [naam 2] heeft hij opgesteld. Op de werkgeversverklaring staat zijn handtekening.

[verdachte] heeft ter terechtzitting van 25 april 2019 als getuige verklaard dat de dienstverbanden van [naam 1] en van [naam 2] fictief waren. Hij heeft documenten opgesteld en [naam 1] en [naam 2] de documenten laten ondertekenen. Volgens [verdachte] heeft hij zijn dochter en [naam 2] meegetrokken in zijn plannen.

De rechtbank overweegt dat uit de bewijsmiddelen volgt dat [naam 2] en [naam 1] op papier een fictief dienstverband zijn aangegaan. De dienstverbanden zijn aangevangen per juni 2013 dan wel juli 2013 en hebben niet lang geduurd. Zo heeft [naam 2] verklaard dat hij tot oktober 2013 zou hebben gewerkt en is uit de bankafschriften van [bedrijf 5] af te leiden dat slechts drie salarisbetalingen hebben plaatsgevonden aan [naam 1] , de laatste over de maand augustus 2013. De hypothecaire geldlening voor de [adres 2] [plaats 1] is verstrekt op 2 september 2013. De hypotheek voor de [adres 3] te [plaats 2] is op

1 november 2013 gepasseerd. De dienstverbanden van [naam 2] en [naam 1] waren op die data al beëindigd. Voor de dienstverbanden zijn valse arbeidsovereenkomsten, valse loonafschriften en valse werkgeversverklaringen opgesteld en gebruikt. Volgens [bedrijf 2] zou de hypothecaire geldlening niet zijn verstrekt als een van beide inkomens er niet was geweest. De rechtbank leidt uit het voorgaande en uit de verklaring van verdachte -dat de dienstverbanden van [naam 2] en [naam 1] fictief waren en dat hij naar [naam 13] ging om een fictief dienstverband te regelen als hij dat nodig had voor een hypotheekaanvraag- af, dat het inkomen van [naam 2] en [naam 1] niet voldoende was om een hypotheek te kunnen afsluiten. Uit de bewijsmiddelen kan verder worden afgeleid dat [naam 13] het salaris afstemde op het inkomen dat [naam 1] nodig had om de hypotheek te kunnen krijgen. De salarissen van [naam 2] en [naam 1] waren vastgesteld op een bedrag dat ruim boven het van toepassing zijnde minimumloon lag. Zij ontvingen gelet op hun jonge leeftijd, beperkte werkervaring en opleiding een onverklaarbaar hoog salaris salaris. De rechtbank is verder van oordeel dat uit de bankafschriften kan worden afgeleid dat sprake is geweest van een looncarrousel.

[naam 4]

Op 4 juni 2014 heeft [bedrijf 2] een hypotheekaanvraag ontvangen van [naam 4] . [naam 4] had daarbij opgegeven per 1 mei 2014 werkzaam te zijn als administratief medewerkster bij [bedrijf 1] in Arnhem voor een jaarsalaris van € 45.378,-. Op 24 april 2014 zou haar contract per 1 mei 2014 zijn omgezet naar een contract voor onbepaalde tijd. Daarvoor had ze een contract voor bepaalde tijd, ingaande augustus 2013. Ter bevestiging is een werkgeversverklaring, loonspecificatie van juni 2014 en een kopie van een arbeidsovereenkomst overgelegd.

Op 29 juli 2014 heeft [bedrijf 10] een hypothecaire geldlening verstrekt ter hoogte van € 134.160,- voor financiering van de [adres 4] te [plaats 3] . De lening is verstrekt inclusief bouwdepot van € 30.000,-.

Op 29 mei 2014 en op 30 juni 2014 is op de rekening van [bedrijf 9] , een bedrijf van verdachte, steeds een bijschrijving te zien van € 3.250,-, afkomstig van [naam 14] (partner van [naam 4] ), met als omschrijving “zoals afgesproken”.

Op 29 mei 2014 en op 30 juni 2014 is vanaf de rekening van [bedrijf 1] steeds een bedrag van € 2.300,- overgeschreven naar [naam 4] met als omschrijving “periode 5 2014” respectievelijk “periode 6”.

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat sprake was van een fictief dienstverband en dat valse gegevens zijn verstrekt aan de hypotheekverstrekker om een hypotheek te krijgen. Volgens verdachte wilde hij mensen helpen die de hypotheek niet rond kregen.

De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat sprake was van een fictief dienstverband. [naam 4] had, zo volgt uit het dossier, op papier een dienstverband bij [bedrijf 1] dat per 24 april 2014 van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd zou zijn omgezet in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Uit de bankafschriften kan worden opgemaakt dat slechts twee keer een salarisbetaling is gedaan. Hieruit kan worden afgeleid dat kennelijk na juni 2014 geen werkzaamheden meer zijn verricht en dat het dienstverband ten tijde van het verstrekken van de hypothecaire geldlening niet meer bestond. Het salaris van [naam 4] lag ruim boven het van toepassing zijnde minimumloon. Zij ontving gelet op haar beperkte werkervaring een opvallend hoog salaris. Ook in het geval van [naam 4] kan uit de bankafschriften worden afgeleid dat sprake is van een looncarrousel.

[naam 3]

Op 8 september 2014 heeft [bedrijf 13] namens [bedrijf 14] een offerte uitgebracht met betrekking tot een hypotheekaanvraag ten behoeve van [naam 3] .

Op 6 november 2014 heeft [bedrijf 10] een hypothecaire geldlening verstrekt ter hoogte van € 150.000,-. De lening is verstrekt met een bouwdepot van € 5.000,-. [naam 3] heeft opgegeven vanaf 1 augustus 2014 als administratief medewerkster werkzaam te zijn bij [bedrijf 6] te Renkum voor een jaarsalaris van € 36.288,-. Het opgegeven inkomen is vrijwel geheel benodigd om de lening te krijgen. Zonder het opgegeven inkomen zou geen lening zijn verstrekt.

[bedrijf 6] is een onderneming waarvan [naam 13] maart 2014 enig aandeelhouder en bestuurder is.

Uit banktransacties blijkt dat [bedrijf 6] voorafgaand aan de salarisbetalingen aan [naam 3] contante stortingen op de rekening heeft gedaan. Op 29 augustus 2014 is een contante storting gedaan van € 2.500,-. Op dezelfde dag is een bedrag van € 2.041,58 uitbetaald aan [naam 3] met de omschrijving “08-2014”. Op

30 september 2014 is een contante storting gedaan van € 2.000,-. Op dezelfde dag is een betaling van € 2.042,58 gedaan aan [naam 3] onder vermelding van “09-2014”.

[naam 13] heeft verklaard dat hij de werkgeversverklaring en de arbeidsovereenkomst van [naam 3] kent en dat de handtekening op deze documenten van hem is.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de aanvraag van [naam 3] heeft afgewikkeld. Op het moment dat de hypotheekaanvraag werd ingediend, kwam hij erachter dat sprake was van een fictief dienstverband.

De rechtbank overweegt dat, gelet op de aangifte en de bankafschriften met daarop de salarisbetalingen, kan worden vastgesteld dat het dienstverband van [naam 3] bij [bedrijf 6] slechts twee maanden heeft geduurd. Het dienstverband is beëindigd nog voor de hypotheek was gepasseerd. Het salaris van [naam 3] lag ruim boven het van toepassing zijnde minimumloon, wat opmerkelijk is gezien haar (gebrek aan) opleiding en werkervaring.

[naam 5]

Op 20 november 2013 is bij [bedrijf 2] een hypotheekaanvraag ingediend. Op 14 februari 2014 heeft [bedrijf 10] een hypothecaire geldlening van € 132.600,- verstrekt aan [naam 5] voor financiering van de woning aan de [adres 5] te [plaats 4] . De lening is verstrekt inclusief een bouwdepot van € 25.000,-. [naam 5] heeft twee dienstverbanden opgegeven, waaronder een dienstverband bij [bedrijf 5] Ze zou daar werkzaam zijn als schuldhulpverlener/budgetcoach voor een jaarinkomen van

€ 17.260,- op basis van 24 uur per week. Dit dienstverband zou zijn ingegaan op 1 juli 2013. Ter bevestiging is een werkgeversverklaring en een loonspecificatie van januari 2014 overgelegd. Op de werkgeversverklaring staat Renkum als vestigingsadres van [bedrijf 5] De bedrijfsactiviteit van [bedrijf 5] is beheer van vermogen. [naam 5] heeft daarnaast een dienstverband opgegeven bij de [bedrijf 15] als assistent begeleider voor € 18.621,-.

[bedrijf 1] heeft opgetreden als tussenpersoon.

Zonder het dienstverband bij [bedrijf 5] zou geen lening zijn verstrekt.

Op 1 augustus 2013 is op de rekening van [bedrijf 5] een bedrag bijgeschreven van € 1.650,-, afkomstig van de Derdengeldenrekening van [verdachte] met als omschrijving “conform afspraak”. Op dezelfde dag is een bedrag van € 993,21 betaald aan [naam 5] met als omschrijving “JULY”.

Verdachte heeft verklaard dat het klopt dat hij in de aanvraag van [naam 5] heeft aangegeven dat [naam 5] bij de [bedrijf 15] en bij [bedrijf 5] werkte en dat bij de aanvraag een werkgeversverklaring en loonafrekening van [bedrijf 5] was gevoegd. De loonstrook heeft hij van [naam 5] gekregen en de verklaring waarschijnlijk van de werkgever.

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het dienstverband van [naam 5] bij [bedrijf 5] fictief was. [naam 5] kwam net geld te kort om een hypotheek af te kunnen sluiten. Hij heeft toen naar [naam 13] gebeld of gemaild om te vragen of hij kon helpen. Volgens verdachte zijn de ten behoeve van de aanvraag overgelegde stukken vals. Ook bij [naam 5] was sprake van een looncarrousel.

De rechtbank overweegt dat verdachte ter terechtzitting heeft bekend dat sprake was van een fictief dienstverband. [naam 5] had, zo volgt uit het dossier, op papier een dienstverband bij [bedrijf 5] dat zou zijn ingegaan per 1 juli 2013. Uit de bankafschriften kan worden opgemaakt dat slechts één keer een salarisbetaling is gedaan, te weten juli 2013, terwijl een loonspecificatie is overgelegd over de maand januari 2014. Het dienstverband bestond ten tijde van het verstrekken van de hypothecaire geldlening niet meer. Het salaris van [naam 5] lag ruim boven het van toepassing zijnde minimumloon. Zij ontving gelet op haar opleiding en werkervaring een opvallend hoog salaris. Ook in het geval van [naam 5] kan uit de bankafschriften worden afgeleid dat sprake is van een looncarrousel.

[naam 7]

Op 5 december 2013 heeft [bedrijf 2] een hypotheekaanvraag ontvangen van [naam 7] . Tussenpersoon was [bedrijf 1] . Op 11 maart 2014 heeft [bedrijf 10] een hypothecaire geldlening verstrekt van € 196.112,- aan [naam 7] voor financiering van de woning aan de [adres 6] te [plaats 5] . De lening is verstrekt inclusief bouwdepot van € 7.500,-. [naam 7] gaf aan werkzaam te zijn bij [bedrijf 5] te Renkum. Ze was op 1 november 2013 in dienst getreden als accountmanager voor een bruto jaarinkomen van € 34.900,-. Ter bevestiging is een werkgeversverklaring en loonspecificatie van januari 2014 overgelegd.

Op 26 november 2013 is van de rekening van [bedrijf 5] een bedrag van € 1.872,58 betaald aan [naam 7] onder vermelding van “november”. Op 29 november 2013 is een bedrag van € 5.950,- op de rekening van [bedrijf 5] gestort en op 19 december 2013 een bedrag van € 2.000,-. Op 19 december 2013 is van de rekening van [bedrijf 5] een bedrag van € 1.872,58 betaald aan [naam 7] onder vermelding van “DECEMBER”. Op 6 februari 2014 is op de rekening van [bedrijf 5] een bedrag gestort van € 1.100,-. Op dezelfde datum is van de rekening van [bedrijf 5] een bedrag van € 1.872,58 betaald aan [naam 7] onder vermelding van “november01-2014”.

[naam 13] heeft verklaard dat hij de werkgeversverklaring kent en dat de handtekening en bedrijfstempel van hem zijn. Het klopt dat hij de salarisbetalingen aan [naam 7] heeft gedaan.

Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich de aanvraag niet kan herinneren. Hij vermoedt dat sprake was van een fictief dienstverband, maar weet dat niet zeker.

De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat [naam 7] op papier een dienstverband had bij [bedrijf 5] per 1 november 2013. Uit de bankafschriften kan worden opgemaakt dat slechts drie keer een salarisbetaling is gedaan, de laatste betaling over de eerste maand van 2014. Hieruit kan worden afgeleid dat kennelijk na januari 2014 geen werkzaamheden meer zijn verricht en dat het dienstverband ten tijde van het verstrekken van de hypothecaire geldlening niet meer bestond. [naam 7] heeft verklaard dat het werk niet veel voorstelde, dat iedereen het kon doen en dat je voor het op volgorde leggen van dossier en het halen van koffie niet echt een opleiding hoefde te hebben. Het salaris van [naam 7] lag ruim boven het van toepassing zijnde minimumloon. Gelet op haar opleidingsniveau en het gebrek aan werkervaring was het salaris opvallend hoog.

[naam 9] en [naam 10]

Op 27 oktober 2014 hebben verdachte en [naam 10] een hypotheekaanvraag bij [bedrijf 4] ingediend voor een bedrag van € 202.400,-. Er werd een werkgeversverklaring ingediend, volgens welke verdachte als administratief medewerkster in loondienst was en een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd had. Volgens de werkgeversverklaring bedroeg het bruto jaarsalaris € 38.350,- en de vakantietoeslag € 3.068,-. De verklaring was op

27 oktober 2014 ondertekend door [verdachte] . Volgens een salarisspecificatie verdiende verdachte € 2.950,- bruto en was een bedrag van € 2.300,- netto aan haar betaald. Als cumulatief was vermeld € 13.800,- met als datum indiensttreding 14 april 2014. Volgens de aangever was het cumulatief te hoog.

Op 2 december 2014 is een hypothecaire geldlening aangevraagd voor financiering van de aankoop van een pand aan de [adres 7] te [plaats 6] bij [bedrijf 2] . Verdachte heeft bij de aanvraag opgegeven werkzaam te zijn bij [bedrijf 1] in de functie van administratief medewerkster voor een jaarsalaris van € 41.418,-.

Verdachte heeft verklaard dat hij op de werkgeversverklaring van [naam 10] , naar de rechtbank begrijpt ( [naam 10] -) [naam 9] , een valse handtekening heeft gezet. De bank wilde een tweede handtekening van zijn accountant omdat hij, verdachte, zelf de werkgever was. Verdachte heeft toen getekend voor [naam 11] . Hij heeft ook een stempel laten maken met naam en adres van [naam 11] . Hij heeft een hypotheekaanvraag voor [naam 9] en [naam 10] gedaan bij [bedrijf 4] en bij [bedrijf 13] . Bij de aanvraag bij [bedrijf 4] heeft hij gebruik gemaakt van de vervalste werkgeversverklaring.

Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat sprake was van een fictief dienstverband tussen [bedrijf 1] en [naam 9] en dat hij valse formulieren heeft opgemaakt om de hypotheek te kunnen krijgen.

De rechtbank overweegt dat ook het dienstverband van [naam 9] bij [bedrijf 1] fictief was en dat de in dat verband opgemaakte documenten vals zijn. Ook heeft verdachte de handtekening en het bedrijfsstempel van [naam 11] vervalst.

Overweging en conclusie

De rechtbank overweegt dat, zoals ook uit de bewijsmiddelen blijkt, de hypotheekaanvragen in het onderzoek Bandoneon allemaal volgens eenzelfde patroon zijn verlopen. Aanvragers van een hypotheek blijken over te weinig inkomen te beschikken om een hypotheek aan te vragen. Verdachte wilde die aanvragers helpen. Ter terechtzitting heeft verdachte in dit verband verklaard, dat als hij een dienstverband nodig had, hij naar [naam 13] ging om een fictief dienstverband te regelen. De aanvrager kreeg vervolgens een (fictief) dienstverband bij [bedrijf 1] , [bedrijf 5] dan wel [bedrijf 6] .

Verdachte en/of [naam 13] maakten vervolgens valse arbeidsovereenkomsten en valse werkgeversverklaringen op en zorgden voor loonspecificaties. Opvallend is dat het bruto- en netto loon bij alle (fictieve) dienstverbanden ver boven het minimumloon lag en niet paste bij de functie die werd bekleed. Zoals uit de bewijsmiddelen blijkt heeft [naam 13] verklaard dat de hoogte van het salaris van [naam 1] is bepaald aan de hand van het hypotheekbedrag dat zij nodig had. De rechtbank neemt aan dat de hoogte van het salaris ook bij de andere fictieve dienstverbanden op deze wijze is bepaald.

De diverse valse stukken werden ter onderbouwing van de aanvraag overgelegd aan de hypotheekverstrekker(s). Ten tijde van het passeren van de hypotheek waren de dienstverbanden al beëindigd. De duur van de dienstverbanden was veelal twee à drie maanden, de periode die nodig was om de hypotheekaanvraag af te ronden.

Het indienen van de valse geschriften dient te worden aangemerkt als het aanwenden van listige kunstgrepen op grond waarvan de hypotheekverstrekkers in een aantal gevallen zijn bewogen tot de afgifte van geld en diensten.

Om de dienstverbanden en de inkomsten daaruit echt te doen lijken, vonden transacties plaats alsof sprake was van een loonbetaling. In werkelijkheid was echter steeds sprake van een looncarrousel en werden gelden, al dan niet van de aanvragers zelf, over verschillende rekeningen van verdachte en [naam 13] rondgepompt om vervolgens als “salaris” te worden overgeschreven naar de hypotheekaanvrager.

Verdachte heeft ter terechtzitting deze gang van zaken bevestigd ten aanzien van de hypotheekaanvragen van [naam 2] en [naam 1] voor de [adres 2] in [plaats 1] , [naam 1] voor de [adres 3] in [plaats 2] , [naam 4] voor de [adres 4] te [plaats 3] en [naam 5] voor [adres 5] te [plaats 4] .

De rechtbank overweegt dat de ten laste gelegde feiten ten aanzien van [naam 2] , [naam 1] , [naam 4] en [naam 5] gelet op het voorgaande kunnen worden bewezen.

De rechtbank acht de ten laste gelegde feiten ook bewezen voor zover dit [naam 3] en

[naam 7] en [naam 8] betreft.

Ten aanzien van [naam 3] heeft verdachte verklaard dat hij ten tijde van het indienen van de hypotheekaanvraag wist dat het dienstverband fictief was. Van [naam 7] kan hij zich niet herinneren, maar vermoedt hij dat het fictief was.

De rechtbank overweegt dat ook de zaak van [naam 3] op essentiële punten voldoet aan het bovenbeschreven patroon. De duur van het dienstverband van [naam 3] is kort geweest, minder dan twee maanden en is beëindigd voordat de hypotheek was gepasseerd. [naam 3] heeft doen voorkomen dat zij vanwege het door of namens haar gestelde vaste dienstverband kapitaalkrachtig was, maar zij had niet de intentie een langdurig dienstverband aan te gaan. Ook is sprake geweest van een looncarrousel. Wat betreft de opmerking van de raadsvrouw dat onvoldoende naar voren komt wat de rol van verdachte is geweest, overweegt de rechtbank dat verdachte de hypotheekaanvraag van [naam 3] heeft ingediend. Blijkens zijn verklaring wist hij toen dat sprake was van een fictief dienstverband. Door niettemin bij het indienen van de offerte gebruik te maken van de valse geschriften, waarmee hij beoogde dat [naam 3] een hypotheek zou krijgen, heeft hij zich schuldig gemaakt aan de ten laste gelegde oplichting en het gebruik van valse geschriften.

Ook de zaak [naam 7] voldoet op essentiële punten aan het hiervoor geschetste patroon.

[naam 7] zou een dienstverband bij [bedrijf 5] hebben gehad. Zij zou fulltime hebben gewerkt en mappen op alfabetische volgorde hebben gesorteerd

(p. 003057). Volgens haar arbeidsovereenkomst was zij echter accountmanager. De rechtbank stelt vast dat de werkzaamheden die [naam 7] verrichtte niet passen bij de functie accountmanager en dat het inkomen dat zij daarvoor ontving niet in verhouding staat tot het niveau van de werkzaamheden. Vóór de datum waarop de hypotheek is gepasseerd, is [naam 7] met de werkzaamheden gestopt en was het dienstverband beëindigd.

De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat ook bij deze hypotheekaanvraag sprake is geweest van een fictief dienstverband en het opmaken en gebruik maken van valse documenten.

Wat betreft de hypotheekaanvraag van [naam 9] en [naam 10] kan oplichting naar het oordeel van de rechtbank niet worden bewezen. Uit de aangiftes van [bedrijf 4] en [bedrijf 2] komt naar voren dat de hypotheek uiteindelijk niet is gepasseerd. De hypotheekbanken zijn dus niet bewogen tot afgifte van geld of een dienst. De rechtbank zal verdachte in zoverre vrijspreken. Wel acht de rechtbank het opmaken van valse geschriften en het -ten behoeve van het verkrijgen van een hypotheek voor [naam 9] en [naam 10] - gebruikmaken van die geschriften bewezen. Verdachte heeft de valsheid van de geschriften en het gebruik daarvan ook bekend.

De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking. Verdachte benaderde [naam 13] als hij ten behoeve van een hypotheekaanvraag een fictief dienstverband nodig had en [naam 13] stelde de voor dat dienstverband benodigde papieren op. Daarnaast moeten de diverse aanvragers ervan op de hoogte zijn geweest dat zij een fictief dienstverband aangingen. Zij werkten immers mee met de looncarrousel.

De rechtbank acht betrokkenheid van verdachte bij het (doen) opmaken van valse geschriften ten behoeve van de hypotheekaanvraag van [naam 6] niet bewezen. Er is hier geen sprake van een dienstverband met één van de bedrijven van verdachte of [naam 13] . Ook blijkt niet van een looncarrousel. De zaak van [naam 6] voldoet daarmee niet aan het eerder omschreven patroon. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte wist dat de formulieren die hem door of namens [naam 6] ter hand waren gesteld vals waren. De rechtbank acht dan ook niet bewezen dat verdachte opzettelijk gebruik heeft gemaakt van de valse geschriften om een hypotheek te krijgen voor [naam 6] . Verdachte wordt in zoverre vrijgesproken.

3 Bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:

1.

hij, handelend onder de naam [bedrijf 1] , op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 31 december 2014, in Arnhem en/of Renkum, althans (telkens) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van

verdichtsels, hypotheekverstrekker(s) [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of

andere hypotheek/geldverstrekkers, (telkens) heeft bewogen tot de afgifte van in totaal een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 1.360.422,00 Euro en/of tot het verlenen van een dienst, te weten het verstrekken van (een) hypothecaire lening(en) aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of

[naam 7] en/of [naam 8] en/of [naam 9] en/of [naam 10],

immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk, -zakelijk weergegeven- valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:

- als bemiddelaar/tussenpersoon voor klanten hypothecaire leningen aangevraagd of laten aanvragen bij [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of

- werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten en/of loonafrekeningen valselijk opgemaakt en/of laten opmaken en doen toekomen aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of andere hypotheek/geldverstrekkers en/of een tussenpersoon en/of

-in deze werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten aangegeven dat [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 9] werkzaam zijn bij [bedrijf 1] en/of

- valse werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten en/of loonafrekeningen doen toekomen aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of andere hypotheek/geldverstrekkers, waarbij in deze werkgeversverklaringen en/of arbeidsovereenkomsten werd aangegeven dat [naam 1] en/of [naam 5] en/of

[naam 7] werkzaam zijn bij [bedrijf 5] en/of dat [naam 3] werkzaam is bij [bedrijf 6] en/of dat [naam 6] werkzaam is bij [bedrijf 7] en/of

- gebruik gemaakt van zogenaamde looncarrousels (waarbij loonbetalingen feitelijk niet ten laste kwamen van het vermogen van betrokken werkgever(s)),

waardoor voornoemde Hypotheekverstrekker(s) [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of andere hypotheek/geldverstrekkers (telkens) werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte(n) of het verlenen van diensten;

2.

hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2013 tot en met 31 december 2014, in Arnhem en/of Renkum, althans (telkens) (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) een (of meer) geschrift(en), namelijk (een of meer) werkgeversverklaring(en) en/of arbeidsovereenkomst(en) en/of loonafrekeningen van [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 9] en/of [naam 5] en/of [naam 7] en/of [naam 3] en/of [naam 6],

zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen - met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken, valselijk en/of in strijd met de waarheid heeft opgemaakt en/of heeft doen

opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen en daarvan opzettelijk gebruik heeft gemaakt als ware het echt en onvervalst, bestaande die valsheid hierin, dat valselijk, immers in strijd met de waarheid,

-in die werkgeversverklaring(en) en/of arbeidsovereenkomst(en), is opgenomen dat genoemde [naam 2] en/of [naam 4] en/of [naam 9] als werkne(e)mer(s) in dienst was/waren van [bedrijf 1] en/of

-dat [naam 1] en/of [naam 5] en/of [naam 7] als werkne(e)mer(s) in dienst was/waren bij [bedrijf 5] en/of

-dat [naam 3] als werknemer in dienst was bij [bedrijf 6] en/of

-dat [naam 6] als werknemer in dienst was bij [bedrijf 7] en/of

-voornoemde perso(o)n(en) arbeid verrichtten en/of

-op die loonafrekeningen aan te geven dat die [naam 1] en/of die [naam 3] en/of die [naam 5] en/of die [naam 7] en/of die [naam 6] en/of die [naam 2] en/of die [naam 4] en/of die [naam 9] een aantal uren had(den) gewerkt en/of

-dat er daarvoor salaris was uitbetaald en/of

-onder de werkgeversverklaring van [naam 9] een handtekening en/of stempel gezet, welke moest doorgaan voor die van de accountant [naam 11]

en bestaande dat gebruik maken hierin dat hij, verdachte, voornoemde valse werkgeversverklaring(en) en/of arbeidsovereenkomst(en) en/of die loonafrekeningen heeft overlegd / doen toekomen aan aan [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3] en/of [bedrijf 4] en/of andere hypotheek/geldverstrekkers, ten behoeve van een aanvraag voor een hypothecaire lening.

Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.

Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

4 De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:

Feit 1:

Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;

Feit 2:

Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, en

Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, meermalen gepleegd.

5 De strafbaarheid van het feit

De feiten zijn strafbaar.

6 De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7 Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist dat verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, te vervangen door 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering gesteld is geweest. De officier van justitie heeft daarnaast een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk geëist met een proeftijd van twee jaren.

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de redelijke termijn is overschreden. Verdachte wilde mensen helpen die geen hypotheek konden krijgen, maar de hypotheek wel konden betalen. Het is dus niet zo dat hij hypotheekaanvragen heeft verzorgd voor kwetsbare mensen. Hij heeft zijn AFM-vergunning ingeleverd en is gestopt als hypotheekadviseur. Hij heeft moeite een baan te vinden, omdat hem als gevolg van de strafzaak geen ‘Verklaring omtrent het Gedrag’ (VOG) wordt verstrekt. De zaak heeft veel impact op verdachte en heeft ook grote gevolgen. Hij en zijn vrouw gaan scheiden en het contact met zijn stiefdochter verloopt moeizaam. Volgens de raadsvrouw is de eis van de officier van justitie redelijk, kijkend naar de persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn.

Beoordeling door de rechtbank

Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan oplichting, het (doen) opmaken van valse geschriften en het gebruik maken van die valse geschriften. Verdachte wilde mensen van wie het inkomen te laag was om in aanmerking te komen voor een hypotheek helpen. Hij gaf hen op papier een dienstverband of regelde bij mededader [naam 13] een dienstverband. Het salaris werd zo vastgesteld dat de betrokkene in aanmerking kwam voor een hypotheek. Ter ondersteuning van het (fictieve) dienstverband werden arbeidsovereenkomsten, loonspecificatie(s) en werkgeversverklaringen opgemaakt en bij de hypotheekverstrekkers, dan wel tussenpersoon ingeleverd. Verdachte en zijn mededaders maakten in bijna alle gevallen gebruik van looncarrousels om de dienstverbanden echt te doen lijken. Op basis van de fictieve dienstverbanden, de valse documenten en de gefingeerde loonbetalingen is door [bedrijf 2] en door [bedrijf 3] een hypothecaire geldlening verstrekt aan [naam 2] en [naam 1] samen, aan [naam 1] alleen, en verder aan [naam 4] , [naam 3] , [naam 5] en [naam 7] . De rechtbank vindt de handelwijze van verdachte en de mededaders kwalijk. Hypotheekbanken moeten kunnen vertrouwen op de echtheid van de door de aanvrager(s) en de tussenpersoon verstrekte documenten. Verdachte en zijn mededaders hebben dat vertrouwen beschaamd. Door toedoen van verdachte en zijn mededaders hebben de hypotheekbanken geldleningen verstrekt van in totaal ongeveer € 800.000,-, de bouwdepots die aan een aantal aanvragers zijn verstrekt daarbij niet inbegrepen. Dat de banken uiteindelijk geen financiële schade hebben opgelopen, maakt een en ander niet minder erg. Verdachte heeft een initiërende rol in het geheel gespeeld. Hij was steeds degene die contact had met de aanvrager, constateerde dat het inkomen te laag was en vervolgens zorgde voor fictieve dienstverbanden en gefingeerde loonbetalingen via zijn eigen bedrijf dan wel via een van de bedrijven van mededader [naam 13] . Verdachte zorgde zelf voor arbeidscontracten, loonafrekeningen en werkgeversverklaringen, of vroeg [naam 13] deze documenten op te maken. Daarna legde hij die documenten aan de hypotheekbanken en/of tussenpersoon over ter ondersteuning van de door de aanvrager(s) ondertekende offerte. Zo handelend heeft hij de aanvragers meegetrokken in zijn plannen.

De rechtbank heeft de justitiële documentatie van verdachte in aanmerking genomen. Daaruit komt naar voren dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest.

De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat de redelijke termijn is overschreden.

Alles in aanmerking nemend acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde werkstraf passend en geboden. De rechtbank zal aan verdachte, conform de eis van de officier van justitie, een werkstraf van 240 uur opleggen, en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden, teneinde te voorkomen dat verdachte opnieuw strafbare feiten pleegt. De hieraan te koppelen proeftijd zal de rechtbank, gezien de sinds de pleegperiode reeds verstreken tijd zonder dat verdachte nog bij justitie in beeld is gekomen, stellen op één jaar.

8 De toegepaste wettelijke bepalingen

De beslissing is gegrond op de artikelen 14a, 14 b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

9 De beslissing

De rechtbank:

 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder punt 3, heeft begaan;

 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;

 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder punt 4;

 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;

 veroordeelt verdachte wegens het bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;

bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, wegens niet nakoming van na te melden voorwaarde voor het einde van de proeftijd die op één jaar wordt bepaald;

stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;

veroordeelt verdachte tot een werkstraf gedurende 240 (tweehonderdveertig) uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;

beveelt dat voor de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van de werkstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.

Dit vonnis is gewezen door mr. K.A.M. van Hoof (voorzitter), mr. J.M. Hamaker enmr. M.W. Stoet, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.C.M. Althoff, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 mei 2019.

Mr. Hamaker en mr. Stoet zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] , operationeel specialist B en buitengewoon opsporingsambtenaar, BOA domein Opsporing, van de politie Oost- Nederland, opgemaakte proces-verbaal, BVH-nummer 2015306939 (onderzoek ONRBB15009 BANDONEON), gesloten op 13 oktober 2016, en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.

Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 001042.

Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 001531.

Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 000335.

Aangifte door [bedrijf 2] , p. 000162-000164.

Proces-verbaal van bevindingen van ontvangst email [bedrijf 2] , p. 002659.

Aangifte door [aangever] , namens [bedrijf 3] , p. 001057-001073.

Rekening afschrift [bedrijf 5] , p. 002121, 002123, 002125.

Rekeningafschrift [verdachte] en/of [naam 12] , p. 001837-001838.

Proces-verbaal van verhoor van [naam 13] , p. 003002-003004.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 002947-002948.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 002950-002951.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 002955-002956.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 002958.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 002961.

Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2019.

Overzichtsproces-verbaal, p. 000026-000027.

Aangifte door [bedrijf 2] , p. 000165.

Overzicht bankrekening [bedrijf 9] , p. 000349, 000351.

Overzicht bankrekening van [bedrijf 1] , p. 000362-000363.

Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2019.

Overzichtsproces-verbaal, p. 000039.

Offerte geldlening, p. 000471.

Aangifte door [bedrijf 2] , p. 000169.

Proces-verbaal van bevindingen van ontvangst email [bedrijf 2] . P. 002660.

Uittreksel Kamer van Koophandel, p. 000554.

Overzicht bankrekening [bedrijf 6] , p. 000537, 000539.

Proces-verbaal van verhoor van [naam 13] , p. 002982.

Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2019.

Overzichtsproces-verbaal, p. 000061.

Aangifte door [bedrijf 2] , p. 000172-000173.

Proces-verbaal van bevindingen van ontvangst email [bedrijf 2] . P. 002661.

Rekeningafschrift van [bedrijf 5] , p. 002123.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 002942-002944.

Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2019.

Overzichtsproces-verbaal, p. 000076.

Aangifte door [bedrijf 2] , p. 000174.

Rekeningafschrift van [bedrijf 5] , p. 002134, 002136, 002141.

Proces-verbaal van verhoor van [naam 13] , p. 002988-002989.

Proces-verbaal van verhoor van [naam 7] , p. 003066.

Overzichtsproces-verbaal, p. 000089.

Aangifte door [bedrijf 4] , p. 001357-001358.

Aangifte door [bedrijf 2] , p. 000181.

Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 002887.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 0002912.

Proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 002909-002910.

Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2019.

Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 25 april 2019.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature