U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Naheffingsaanslag BPM voor kampeerauto. Voor de kampeerauto was ten tijde van de aangifte geen koerslijst beschikbaar. Daarom kon gebruik worden gemaakt van een taxatierapport . Er zijn geen gegevens van referentieauto’s. De belastingplichtige dient in de gelegenheid te worden gesteld zo goed mogelijk de waarde van de kampeerauto te onderbouwen. Gelet op de omstandigheden van het geval is niet aannemelijk dat eiseres een methode heeft toegepast die de waarde van deze kampeerauto goed benadert door aan te sluiten bij de afschrijving van de vergelijkbare bestelauto. De naheffingsaanslag wordt wel verminderd, omdat verweerder de afschrijvingstabel heeft toegepast en aldus geen rekening heeft gehouden met de waardevermindering als gevolg van schade.

Uitspraak



RechtbanK gelderland

Team belastingrecht

zaaknummer: AWB 16/3736

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

19 april 2017

in de zaak tussen

[X] BV, gevestigd te [Z] (Gld.), eiseres(gemachtigde: mr. [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Emmen, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 15 juni 2016 waarbij het bezwaar van eiseres tegen de naheffingsaanslag belasting van personenauto’s en motorrijtuigen (hierna: BPM) en de beschikking belastingrente ongegrond is verklaard.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 april 2017.

Namens eiseres is haar gemachtigde verschenen. Namens verweerder is [gemachtigde] verschenen.

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt de uitspraak op bezwaar;

vermindert de naheffingsaanslag BPM tot € 727;

vermindert de beschikking belastingrente dienovereenkomstig;

bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van de vernietigde uitspraak op bezwaar;

veroordeelt verweerder in de door eiseres in bezwaar en beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 1.483,50;

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 7 oktober 2015 aangifte voor de BPM gedaan voor een kampeerauto, merk en type [A] . De datum van eerste toelating van de kampeerauto is [2015] . De kampeerauto had op het moment van aangifte 27.856 kilometer gereden.

2. Eiseres heeft de aangifte gebaseerd op een taxatierapport van 4 mei 2015, opgemaakt door [B] . In het taxatierapport is voor de bepaling van het afschrijvingspercentage van de kampeerauto aangesloten bij het afschrijvingspercentage van de basisauto. Dit betreft een gesloten bestelauto met dezelfde kenmerken als de kampeerauto, behoudens de recreatieve voorzieningen. Voorts is de waarde verminderd conform een bijgevoegde schadecalculatie, na correctie in verband met gebruikssporen.

3. Verweerder heeft de naheffingsaanslag opgelegd omdat hij van mening is dat het taxatierapport niet de juiste handelsinkoopwaarde weergeeft. Verweerder heeft de afschrijving bepaald aan de hand van de tabel van artikel 8, vijfde lid, van de Uitvoeringsregeling belasting van personenauto ’s en motorrijwielen 1992 (hierna: Uitvoeringsregeling).

4. Gelet op het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 22 februari 2001, nr. C-393/98, ECLI:EU:C:2001:109 (Gomes Valente) mag de uit een andere EU-lidstaat overgebrachte auto niet worden onderworpen aan een hogere belasting dan de belasting die nog rust op de waarde van de gelijksoortige, reeds in Nederland geregistreerde gebruikte auto. Dit kan worden bewerkstelligd door de eigenaar van een ingevoerd voertuig de mogelijkheid te geven de toepassing van een forfaitaire tabel aan te vechten. Er moet, gezien het arrest van de Hoge Raad van 22 september 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY8649, een reële mogelijkheid worden geboden tot het leveren van tegenbewijs, zodat voorkomen wordt dat op de auto te veel belasting rust.

5. Nu in dit geval sprake is van een naheffingsaanslag, draagt verweerder de bewijslast van de juistheid van de naheffing, in ieder geval voor zover het de waarde van de auto in onbeschadigde staat betreft (vergelijk Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 7 juni 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:4640 r.o. 4.5). Dit brengt mee dat verweerder aannemelijk dient te maken dat door gebruikmaking van het taxatierapport te weinig BPM is voldaan.

6. Uitgangspunt van het wettelijke systeem is dat de afschrijving wordt bepaald aan de hand van een koerslijst of de forfaitaire afschrijvingstabel. Onder meer indien - zoals in dit geval - geen koerslijst voor het motorrijtuig beschikbaar is, mag voor het bepalen van de afschrijving op verzoek gebruik worden gemaakt van een taxatierapport dat voldoet aan bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat in het taxatierapport de handelsinkoopwaarden van drie tot vijf referentieauto’s worden vermeld.

7. Niet in geschil is dat ten tijde van de aangifte geen koerslijst beschikbaar was voor de kampeerauto. Dit betekent dat bij de aangifte gebruik kon worden gemaakt van een taxatierapport. Verder staat vast dat er geen gegevens van referentieauto’s zijn. Verweerder heeft deze immers ook niet gevonden en heeft daarom de afschrijvingstabel toegepast. De handelsinkoopwaarde van de kampeerauto kon door de taxateur dus niet aan de hand van vergelijking met referentieauto’s worden vastgesteld. Eiseres dient wel in de gelegenheid te worden gesteld om zo goed mogelijk de waarde van de kampeerauto te onderbouwen (vergelijk Rechtbank Gelderland 9 augustus 2016, ECLI:NL:RBGEL:2016:4386). Indien dit niet mogelijk zou zijn, zou dat feitelijk leiden tot een situatie waarin alleen de forfaitaire tabel zou kunnen worden toegepast. Een dergelijk systeem is in strijd met het Unierecht.

8. De taxateur van eiseres heeft de handelsinkoopwaarde van de kampeerauto bepaald door de nieuwprijs van de kampeerauto te verminderen met het afschrijvingspercentage van een vergelijkbare gesloten bestelauto en te corrigeren conform de schadecalculatie. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden uitgegaan van het afschrijvingspercentage van een gesloten bestelauto, omdat een bestelauto harder afschrijft dan een kampeerauto.

9. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van verweerder in dit geval. Aannemelijk is dat een bestelauto en een kampeerauto in de regel niet even snel afschrijven. Een bestelauto vervult met name een vervoers- en transportfunctie, terwijl een kampeerauto tevens een recreatieve functie heeft (inclusief overnachtingen). Daarnaast is aannemelijk dat bestelauto’s in het algemeen intensiever worden gebruikt, wat bijdraagt aan een snellere waardevermindering. Eiseres heeft terecht opgemerkt dat een kampeerauto tijdens een vakantie ook wordt gebruikt als deze stil staat, maar dat dit leidt tot een snellere afschrijving, bijvoorbeeld als gevolg van extra gebruikssporen, acht de rechtbank niet zonder meer aannemelijk. De verwijzing van eiseres naar de berekende afschrijvingen van andere getaxeerde kampeerauto’s kan aan het voorgaande niet afdoen. Het betreffen immers niet kampeerauto’s die vergelijkbaar zijn met de onderhavige kampeerauto. Bovendien is de vraagprijs het uitgangspunt geweest voor de berekening van de handelsinkoopwaarde van die andere kampeerauto’s, terwijl de gemachtigde van eiseres ter zitting heeft verklaard dat de handelsmarge bij kampeerauto’s groter is dan bij bestelauto’s en dat onduidelijk is hoe de vraagprijzen tot stand komen. De markt is ook niet goed vergelijkbaar. De rechtbank acht het aannemelijk dat een gelijksoortige gesloten bestelauto met 27.000 km op de teller intensiever is gebruikt dan een kampeerauto met eenzelfde kilometerstand. Er is geen reden daar in dit geval anders over te oordelen. Verweerder heeft daarmee aannemelijk gemaakt dat het taxatierapport van eiseres niet kan dienen ter onderbouwing van het afschrijvingspercentage.

10. Verweerder heeft voorts bestreden dat een volledige aftrek van schade dient plaats te vinden. De Uitvoeringsregeling neemt sinds 1 januari 2015 als uitgangspunt dat de waardevermindering als gevolg van schade 72% bedraagt. Eiseres heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat de waardevermindering als gevolg van schade 100% moet zijn, zelfs indien eerst rekening wordt gehouden met een correctie van € 300 wegens gebruiksschade. De rechtbank is van oordeel dat er in dit geval geen gronden zijn af te wijken van het uitgangspunt dat de waardevermindering als gevolg van schade 72% is.

11. De rechtbank stelt vast dat bij het opstellen van de forfaitaire tabel geen rekening is gehouden met schade als waardeverminderende factor. Door het (zonder meer) hanteren van de tabel waakt verweerder er in dit geval daarom niet voor dat te veel BPM wordt geheven. Ter zitting heeft verweerder voorgesteld om de schade in mindering te brengen op de waarde van de kampeerauto die voortvloeit uit toepassing van de tabel. De rechtbank acht deze methode niet geschikt, omdat er dan twee verschillende afschrijvingsmethodes worden gecombineerd. Dit is uitdrukkelijk niet de bedoeling van de wetgever geweest.

12. Gelet op het voorgaande stelt de rechtbank de waarde van de kampeerauto in goede justitie vast. Zij stelt deze schattenderwijze op € 41.000. Uitgaande van de cataloguswaarde van € 74.589 bedraagt het afschrijvingspercentage dan 45,04. De bruto BPM bedraagt € 12.418. Dit betekent dat eiseres in totaal € 6.824 verschuldigd is. Na aftrek van het op aangifte voldane bedrag van € 6.097 leidt dit tot een vermindering van de naheffingsaanslag tot € 727. Het beroep is dus gegrond.

13. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het bezwaar en het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Gelet op het feit dat verweerder de op de zaak betrekking hebbende stukken niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft ingediend, maar pas twee weken voor de zitting, en het verweerschrift pas op de elfde dag voor de zitting, is het in dit geval aannemelijk dat de gemachtigde van eiseres extra inspanningen heeft moeten verrichten die maken dat de zaak voor wat betreft de zitting voor de gemachtigde een bewerkelijke zaak is geworden. Daarbij neemt de rechtbank mede in aanmerking dat partijen in oktober 2016 door de rechtbank op de hoogte zijn gesteld van het voornemen van de rechtbank in het eerste kwartaal van 2017 veel BPM-zittingen te laten plaatsvinden. Verweerder heeft voldoende gelegenheid gehad zo nodig aan de hand daarvan de bedrijfsvoering aan te passen of een probleem eerder te melden. Ook heeft deze extra zittingsdruk gevolgen voor de mogelijkheden van de gemachtigde zaken op een laat moment voor te bereiden. De rechtbank is op grond van dit samenstel van omstandigheden van oordeel dat sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: Bpb) en kent daarom een hogere dan de forfaitaire vergoeding toe. Zij zal de vergoeding verhogen met een bedrag dat overeenkomt met 0,5 punt extra voor de zitting. De kosten zijn voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 1.483,50 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde van € 246, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 495 en een wegingsfactor 1, vermeerderd met € 247,50 voor de zitting). Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat onderhavige zaak en de zaak met kenmerk 16/1957 geen samenhangende zaken zijn als bedoeld in artikel 3 van het Bpb . De zaken verschillen inhoudelijk te veel waardoor de werkzaamheden van de gemachtigde van eiseres in elk van de zaken niet nagenoeg identiek zijn. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.A. Eskes, rechter, in aanwezigheid van mr. N.J.H. Klomp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2017.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (belastingkamer), Postbus 9030, 6800 EM Arnhem.

Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:

1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. een dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;

d. de gronden van het hoger beroep.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature