U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:

Inhoudsindicatie:

Burengeschil.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaaknummer / rolnummer: C/05/310331 / KG ZA 16-497

Vonnis in kort geding van 13 december 2016

in de zaak van

1 [eisers]

beiden wonende te [woonplaats],

eisers in conventie,

gedaagden in (voorwaardelijke) reconventie,

advocaat mr. J.J.H. van der Meijden te [woonplaats],

tegen

1 [gedaagden]

beiden wonende te [woonplaats],

gedaagden in conventie,

eisers in (voorwaardelijke) reconventie,

advocaat mr. J. van Zinderen te Utrecht.

Partijen zullen hierna [eisers] en [gedaagden]. worden genoemd.

1 De procedure

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding met producties 1 tot en met 12

de conclusie van antwoord tevens eis in (voorwaardelijke) reconventie met producties 1 tot en met 30

de nagezonden producties 13 en 14 van [eisers]

de mondelinge behandeling van 29 november 2016

de pleitnota van [eisers]

de pleitnota van [gedaagden]..

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 De feiten

in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

2.1.

[eisers] woont aan de [adres] 13 in [woonplaats] en [gedaagden]. woont aan de [adres] 15 in [woonplaats]. Sinds 2003 zijn partijen elkaars buren. De erfafscheiding tussen de percelen van partijen bestaat aan de voorzijde uit een mandelige beukenhaag. Deze haag is tot 2015 altijd ongeveer twee meter hoog geweest en reikte tot de bovenkant van de buitenlamp van [eisers] Sinds 2015 wordt de beukenhaag door of namens [gedaagden]. op een grotere hoogte gesnoeid en steekt de haag dus boven de bovenkant van de buitenlamp uit.

2.2.

Aan de achterzijde wordt de perceelsgrens gedeeltelijk afgebakend door een blinde scheidsmuur die de buitenmuur vormt van het huis van [eisers] en volledig op het perceel van [eisers] staat. Achter deze muur bevindt zich de woonkamer van [eisers] De zevenjarige zoon van [gedaagden]. gebruikt deze muur geregeld als muur om tegenaan te (voet)ballen als hij buiten in de tuin speelt. [gedaagden]. heeft in de zomer van 2012 een balk aan de blinde muur van [eisers] bevestigd. Aan deze balk hangt een schommel.

2.3.

Pal achter deze scheidsmuur staan op het erf van [gedaagden]. vier leilinden. Deze leilinden zijn geplant door de vorige bewoner van de woning van [gedaagden]., de heer [vorige bewoner]. Deze leilinden werden tot 2015 altijd zo geknot, dat alle opschot tot op de bovenste horizontale takken van de linden werd weggesneden. De leilinden staken daardoor maximaal tien à twintig centimeter boven de dakrand van het platte dak van de woning van [eisers] uit. Vanaf 2015 worden de leilinden jaarlijks geschoren in plaats van geknot, wat inhoudt dat het opschot van de leilinden boven de bovenste horizontale takken niet meer tot op de bovenste horizontale takken wordt weggesneden. De leilinden steken daarom vanaf 2015 verder boven de dakrand van het platte dak van de woning van [eisers] uit.

2.4.

[eisers] heeft in 2015 op het platte dak naast de leilinden zonnepanelen laten plaatsen.

2.5.

Naast het volgende gedeelte van de perceelsgrens bevinden zich een aantal coniferen op het perceel van [gedaagden].

2.6.

In de voortuin van [eisers] staat dicht tegen de perceelsgrens een plataan.

2.7.

Partijen hebben vanaf het moment dat de leilinden en beukenhaag op een andere wijze worden gesnoeid onenigheid over deze beplanting. Partijen hebben getracht daar samen uit te komen. Dit is niet gelukt. Op 4 januari 2016 heeft de advocaat van [eisers] [gedaagden]. aangeschreven en gesommeerd de beplanting te snoeien tot voor [eisers] aanvaardbare hoogten en de schommelbalk te verwijderen. Naar aanleiding van deze brief hebben partijen uitvoerig schriftelijk met elkaar gecorrespondeerd. Deze correspondentie heeft niet tot een oplossing van het geschil geleid.

3 Het geschil

in conventie

3.1.

[eisers] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

I [gedaagden]. te veroordelen tot, primair, het rooien althans, subsidiair het snoeien en gesnoeid houden van de leilinden als omschreven in alinea 26 van de dagvaarding;

II [gedaagden]. te veroordelen tot het snoeien en gesnoeid houden van de beukenhaag als omschreven in alinea 27 van de dagvaarding;

III [gedaagden]. te veroordelen tot het snoeien en gesnoeid houden van de coniferen en overige bomen en struiken staande binnen twee meter van de perceelsgrens met [eisers] als omschreven in alinea 28 van de dagvaarding;

IV [gedaagden]. te veroordelen tot het verwijderen van de (schommel)balk die is bevestigd aan de scheidsmuur c.q. woning van [eisers] als omschreven in alinea 29 van de dagvaarding, en ook anderszins nu en in de toekomst geen zaken aan bedoelde scheidsmuur te bevestigen of daarmee in aanraking te komen;

V [gedaagden]. te gebieden zich zodanig te gedragen dat zij en allen die zich op hun erf bevinden aan [eisers] geen hinder ex artikel 5:37 BW , zoals omschreven in alinea 30 van de dagvaarding, en /of anderszins veroorzaken en [gedaagden]. zich dus onthouden van handelingen die hinder en/of overlast veroorzaken;

VI [gedaagden]. te veroordelen tot betaling aan [eisers] van een door hem te verbeuren dwangsom van € 250,00 per overtreding van het hiervoor onder I tot en met V gevorderde, welk bedrag is verschuldigd per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, zulks met een maximum van € 50.000,00;

VII [gedaagden]. te veroordelen tot betaling van de proceskosten, waaronder mede begrepen de kosten van eventueel nog te leggen (conservatoire) beslagen of andere maatregelen, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de achtste dag na betekening van dit vonnis, alsmede tot betaling van de nakosten.

3.2.

[gedaagden]. voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

3.3.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

In (voorwaardelijke) reconventie

3.4.

[gedaagden]. vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:

Primair

I [eisers] te veroordelen tot het rooien van de boom die zich bevindt in de voortuin van [eisers] en wordt benoemd onder randnummer 32 van de dagvaarding;

II [eisers] te veroordelen tot het gedogen van het vervangen van de beukenhaag die de beide voortuinen scheidt door een bakstenen scheidsmuur van 2,90 meter hoog, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen hoogte, in het verlengde van de buitenmuur van [eisers], op zodanige wijze dat deze exact op de erfgrens komt te staan, onder veroordeling van [eisers] tot het voldoen van de helft van de daaraan verbonden kosten;

III [eisers] te veroordelen tot het verschaffen van toegang tot het perceel van [eisers] door [gedaagden]. en de zijnen, voor zover nodig, voor het aanleggen van de bakstenen scheidsmuur;

IV [eisers] te veroordelen tot betaling aan [gedaagden]. van een door hen te verbeuren dwangsom van € 250,00 per overtreding van het hiervoor onder I en II gevorderde, welk bedrag is verschuldigd per dag of dagdeel dat de overtreding voortduurt, binnen één week na betekening van dit vonnis, tot een maximum van € 50.000,00;

Subsidiair

V [eisers] te veroordelen tot het zodanig terugsnoeien van de takken van de boom die zich bevindt in de voortuin van [eisers] en wordt benoemd onder randnummer 32 van de dagvaarding, dat de takken niet meer boven het perceel van [gedaagden]. hangen en ervoor te zorgdragen dat de takken jaarlijks op zodanige wijze gesnoeid blijven dat zij niet overhangen;

VI [eisers] te veroordelen tot het gedogen van het vervangen van de beukenhaag die de beide voortuinen scheidt door een bakstenen scheidsmuur van 2,90 meter hoog, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen hoogte, in het verlengde van de buitenmuur van [eisers], op zodanige wijze dat deze exact op de erfgrens komt te staan, onder veroordeling van [eisers] tot het voldoen van de helft van de daaraan verbonden kosten;

VII [eisers] te veroordelen tot het verschaffen van toegang tot het perceel van [eisers] door [gedaagden]. en de zijnen, voor zover nodig, voor het aanleggen van de bakstenen scheidsmuur;

In conventie en in (voorwaardelijke) reconventie

VIII [eisers] te veroordelen in de proceskosten.

3.5.

[eisers] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen.

3.6.

Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover voor de beoordeling van dit geschil van belang, worden ingegaan.

4 De beoordeling van het geschil

in conventie

4.1.

Het geschil tussen partijen komt er in de kern genomen op neer dat [eisers] van mening is dat [gedaagden]. tussen partijen bestaande afspraken omtrent het snoeien van de beukenhaag en leilinden niet langer correct nakomt, dat beplanting te dicht bij de erfgrens staat, dat inbreuk is gemaakt op zijn eigendomsrechten en dat [gedaagden]. onrechtmatige hinder veroorzaakt. [eisers] is van mening dat dit handelen moet stoppen en heeft daartoe een aantal vorderingen ingesteld. De eerste vordering heeft betrekking op de leilinden. [eisers] vordert primair veroordeling van [gedaagden]. tot het rooien van de bomen. [eisers] legt aan deze vordering ten grondslag dat de linden zich gelet op het bepaalde in artikel 5:42 BW te dicht langs de perceelsgrens bevinden, zodat ze dienen te worden verwijderd. [gedaagden]. heeft op zichzelf erkend dat de bomen binnen de in artikel 5:42 lid 2 BW vermelde afstand van twee meter tot de perceelsgrens staan, maar stelt dat deze bomen daar met toestemming van [eisers] zijn geplant zodat hij ze niet hoeft te verwijderen.

4.2.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Artikel 5:42 lid 2 BW bepaalt dat het niet geoorloofd is om bomen binnen een afstand van twee meter afstand van de perceelsgrens te hebben, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven. Op basis van de in het geding gebrachte verklaring van de vorige bewoner van de woning van [gedaagden]., de heer [vorige bewoner], is voldoende aannemelijk dat de leilinden door hem destijds met toestemming van [eisers] op die plaats zijn geplant. Deze aanname vindt ook bevestiging in het feit dat [eisers] in de periode van 2003 tot 2015 nooit een probleem heeft gemaakt van de leilinden op die plek of van de hoogte van de leilinden zoals zij die tot 2015 hadden. Op grond hiervan moet worden aangenomen dat de heer [vorige bewoner] destijds een persoonlijk recht heeft gekregen om de leilinden daar in zijn tuin te hebben staan en dat dit recht op de voet van artikel 6:251 BW is overgegaan op de rechtsopvolgers van [vorige bewoner] bij de verkoop van de woning, te weten [gedaagden]. Er is geen aanwijzing dat de toestemming van [eisers] destijds uitsluitend tot de persoon van de toenmalige eigenaar [vorige bewoner] was beperkt. Dit leidt tot de conclusie dat voorshands aannemelijk is dat de leilinden zich legaal binnen twee meter van de erfgrens bevinden. De primaire vordering tot het rooien van de leilinden zal daarom worden afgewezen.

4.3.

Subsidiair vordert [eisers] veroordeling van [gedaagden]. tot het snoeien en gesnoeid houden van de leilinden tot de dakrand van de woning van [eisers] Vooropgesteld wordt dat op basis van de hoogte en omvang van de leilinden niet zonder meer kan worden aangenomen dat de bomen voor [eisers] onrechtmatige hinder opleveren. [eisers] heeft weliswaar aangevoerd dat de leilinden door hun hoogte (zon)licht voor zijn zonnepanelen wegnemen en dat in het najaar blad van de leilinden op het platte dak van zijn woning valt, maar niet kan worden vastgesteld dat dat gebeurt in een zodanige mate van ernst en duur dat dat leidt tot hinder die als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Gelet op de handelwijze van partijen in de periode van 2003 tot 2015 moet worden aangenomen dat tussen partijen in de praktijk de stilzwijgende afspraak is ontstaan dat de leilinden een aanvaardbare hoogte niet overschreden zolang ze geknot werden direct boven de bovenste horizontale takken. Dat is immers jarenlang zo gebeurd en heeft nooit tot problemen geleid, terwijl vanaf het moment dat de leilinden werden geschoren en daardoor twintig tot dertig centimeter hoger zijn geworden dan daarvoor, onenigheid tussen partijen is ontstaan. Niet in geschil is dat [gedaagden]. deze stilzwijgende afspraak vanaf 2015, door de verandering van de wijze van snoeien, niet langer nakomt. Nu gesteld noch gebleken is dat daarvoor redelijke gronden aanwezig zijn, zal [gedaagden]. worden veroordeeld om die afspraak na te leven en in dat kader de leilinden jaarlijks te knotten direct boven de bovenste horizontale takken.

4.4.

De tweede vordering van [eisers] heeft betrekking op de beukenhaag die zich aan de voorzijde van de percelen van partijen, midden op de erfgrens, bevindt. [eisers] vordert veroordeling van [gedaagden]. tot het snoeien van deze haag tot de bovenkant van de buitenlamp. [eisers] stelt dat hij de afspraak om deze hoogte als maximum hoogte aan te houden reeds met de vorige bewoner van de woning van [gedaagden]. heeft gemaakt en dat ook [gedaagden]. de haag tot 2015 altijd tot die hoogte snoeide, zodat die afspraak dient te worden voortgezet. [gedaagden]. voert verweer en stelt dat hij de haag tot 2015 uitsluitend tot de bovenkant van de buitenlamp heeft laten snoeien vanwege de door [eisers] gestelde afspraak daarover, maar dat hij daarmee is gestopt nadat hij er in 2015 is achter gekomen dat een dergelijke afspraak nimmer met de vorige bewoner is gemaakt. [gedaagden]. stelt dat hij de haag daarna vanuit esthetisch oogpunt tot de dakrand heeft laten groeien en dat hij niet voornemens is de haag terug te snoeien tot de bovenkant van de buitenlamp.

4.5.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. De beukenhaag betreft een mandelige haag die midden op de perceelsgrens van partijen staat. Kennelijk heeft gedurende lange tijd de stilzwijgende afspraak bestaan, en daar werd ook uitvoering aan gegeven, dat de haag de hoogte van de bovenkant van de buitenlamp niet zou overschrijden. Vaststaat dat [gedaagden]. zich vanaf 2015 niet langer aan deze afspraak houdt. Voorshands geoordeeld kan [eisers] daarom nakoming van die afspraak verlangen. Dat de beukenhaag zoals [gedaagden]. stelt aan de bovenzijde dikke stammen heeft, staat niet aan het snoeien van die haag in de weg. Niet aannemelijk is geworden dat de beukenhaag daartegen niet zou zijn bestand. [gedaagden]. zal daarom worden veroordeeld tot het jaarlijks snoeien en gesnoeid houden van de beukenhaag tot de bovenkant van de buitenlamp.

4.6.

Voorts vordert [eisers] veroordeling van [gedaagden]. tot het snoeien en gesnoeid houden van de coniferen en overige bomen en beplanting die binnen een afstand van twee meter tot de perceelsgrens staan, zowel in de breedte als in de hoogte, tot de hoogte van de achter de coniferen geplaatste schutting. [eisers] verwijst ter onderbouwing van deze vordering opnieuw naar artikel 5:42 BW . In dit artikel is ter zake van heesters bepaald dat het niet geoorloofd is om deze binnen een afstand van 50 centimeters tot de perceelsgrens te hebben staan, tenzij de eigenaar van het naburige erf daartoe toestemming heeft gegeven. De voorzieningenrechter acht het op basis van alle overgelegde foto’s voorshands voldoende aannemelijk dat de coniferen zich op kortere afstand tot de erfgrens bevinden dan de wettelijk vastgelegde 50 centimeter. Nu [eisers] in deze procedure echter geen verwijdering van de coniferen vordert, dient ten behoeve van dit kort geding te worden aangenomen dat de coniferen daar met toestemming van [eisers] en aldus legaal staan. De voorzieningenrechter constateert dat de wet geen voorschriften bevat over de hoogte van heesters die legaal binnen kortere afstand tot de perceelsgrens staan dan in de wet is vastgelegd. Daarom bestaat geen grond voor toewijzing van de vordering strekkende tot het snoeien en gesnoeid houden van de coniferen tot de bovenkant van de daarachter aanwezige schutting en zal deze vordering worden afgewezen. Ditzelfde geldt voor de gevorderde veroordeling tot het snoeien en gesnoeid houden van overige begroeiing die te dicht bij de perceelsgrens staat, nu dit gedeelte van de vordering onvoldoende gespecificeerd is en [gedaagden]. voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het plaatselijk gebruik is dat begroeiing dichter bij de perceelsgrens staat dan in de wet staat vermeld.

4.7.

[eisers] vordert vervolgens veroordeling van [gedaagden]. tot verwijdering van de schommelbalk die aan de buitenzijde van zijn muur is bevestigd. [eisers] stelt dat hij geen toestemming heeft gegeven om deze balk te plaatsen en dat [gedaagden]., door dit zonder zijn medeweten te doen, inbreuk heeft gemaakt op zijn eigendomsrecht. [gedaagden]. voert verweer tegen deze vordering en stelt dat [eisers] wel toestemming heeft gegeven voor het bevestigen van de balk, zodat deze niet hoeft te worden verwijderd. De voorzieningenrechter is van oordeel dat gelet op deze stellingen van partijen op dit moment niet kan worden vastgesteld of [eisers] al dan niet toestemming heeft verleend voor het bevestigen van de schommelbalk. Partijen verschillen daarover van mening, zodat een nadere onderbouwing van standpunten en wellicht bewijslevering noodzakelijk is om hierover te kunnen oordelen. Nu voor deze proceshandelingen gelet op de aard van een kort geding in deze procedure geen plaats is, zal hierover in een bodemprocedure moeten worden beslist. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat veroordeling van [gedaagden]. tot verwijdering van de schommelbalk in dit kort geding achterwege dient te blijven, nu vaststaat dat de balk (en ook de daaraan hangende schommel) op geen enkele wijze hinder voor [eisers] veroorzaakt. Daarom zal deze vordering worden afgewezen. Ter zake de balk waaraan het tuinhek van [gedaagden]. is bevestigd bestaat kennelijk ook een geschil tussen partijen. Nu deze balk echter niet in het petitum van de dagvaarding staat vermeld en evenmin wordt genoemd in alinea 29 van de dagvaarding, waarnaar [eisers] in het petitum verwijst, zal over deze balk niets worden beslist.

4.8.

Tot slot vordert [eisers] veroordeling van [gedaagden]. zich zodanig te gedragen dat hij, alsmede zijn bezoek, geen hinder als bedoeld in artikel 5:37 BW of anderszins aan [eisers] veroorzaakt. [eisers] legt aan deze vordering ten grondslag dat [gedaagden]. de blinde muur van zijn woning, die mede als scheidsmuur heeft te gelden, veelvuldig als muur gebruikt om tegenaan te ballen, waardoor hij ernstige geluidshinder ondervindt. [gedaagden]. voert verweer en stelt zich op het standpunt dat zijn zevenjarige zoontje moet kunnen buiten spelen in de tuin en dat van onrechtmatige hinder geen sprake is.

4.9.

De voorzieningenrechter overweegt als volgt. Op zichzelf is juist dat [eisers] als buur geen rechtens te respecteren bezwaar kan hebben tegen het buiten spelen van het zoontje van [gedaagden]. met een bal. Voor zover dat enige mate van overlast met zich brengt, zal [eisers] dat als buur moeten dulden. Dat wordt echter anders op het moment dat met de bal doelgericht op de muur van [eisers] wordt gericht. In deze zaak is de situatie zo dat de blinde muur, die tevens (een deel van) de scheidsmuur vormt, eigendom is van [eisers] Deze muur staat volledig op zijn perceel en achter de muur bevindt zich de woonkamer van [eisers] De vraag of in dat geval het gericht met een bal tegen die muur gooien of schieten onrechtmatig is, dient niet te worden beoordeeld aan de hand van artikel 5:37 BW en de criteria voor onrechtmatige hinder. [eisers] hoeft als eigenaar van die muur eenvoudigweg niet te dulden dat derden bonkende geluiden daartegen maken. Het maken van dergelijke bonkende geluiden is op zichzelf al onrechtmatig, ongeacht de ernst, mate en duur van die geluiden. Het gaat in dit geval immers niet om hinder die wordt veroorzaakt op het eigen erf van een buur, maar een inbreuk op het eigendom van [eisers] en dat hoeft hij niet te dulden. De voorzieningenrechter zal aan [gedaagden]. dan ook een verbod opleggen om met ballen te gooien, schieten of anderszins bonkende geluiden op de muur van [eisers] te maken. Het overige deel van deze vordering van [eisers] zal worden afgewezen, nu geluid dat buren in hun eigen tuin maken dient te worden geduld zolang dit niet de grens van onrechtmatige hinder overschrijd en niet uit de verf is gekomen dat dat het geval is. Ditzelfde geldt voor de stelling van [eisers] dat [gedaagden]. vaak luide muziek afspelen.

4.10.

De dwangsom zal op de voet van artikel 611a Rv worden toegewezen als na te melden.

4.11.

[gedaagden]. zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Deze kosten bedragen in conventie aan de zijde van [eisers] tot op heden:

explootkosten € 100,44

griffierecht € 288,00

salaris advocaat € 816,00

Totaal € 1.204,44

De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten alsmede de gevorderde nakosten zullen op na te melden wijze worden toegewezen. De gevorderde veroordeling van [gedaagden]. in de kosten van eventueel in de toekomst te leggen (conservatoire) beslagen en overige maatregelen zal worden afgewezen, nu deze kosten op dit moment nog niet zijn gemaakt. Op het moment dat dergelijke kosten wel worden gemaakt, kan [eisers] deze kosten in een afzonderlijke procedure van [gedaagden]. terugvorderen.

in (voorwaardelijke) reconventie

4.12.

[gedaagden]. heeft een voorwaardelijke reconventionele vordering ingesteld. Nu aan de voorwaarde is voldaan, namelijk toewijzing van een aantal vorderingen in conventie, ontvalt het voorwaardelijke karakter aan de reconventie en zullen ook deze vorderingen hierna worden beoordeeld.

4.13.

[gedaagden]. vordert allereerst verwijdering van de boom die in de voortuin van [eisers] staat. [gedaagden]. legt aan deze vordering ten grondslag dat de boom te dicht bij de perceelsgrens staat zonder dat hij daarvoor toestemming heeft verleend, zodat de boom dient te worden gerooid. De voorzieningenrechter overweegt dat [gedaagden]. in conventie ten aanzien van de begroeiing op haar eigen perceel heeft aangevoerd dat het hebben van bomen en planten dichterbij de perceelsgrens dan in artikel 5:42 BW staat vermeld, plaatselijk gebruik is. Deze stelling is in conventie ook aannemelijk geacht. Gelet daarop kan er in dit kort geding niet vanuit worden gegaan dat de boom die zich op het perceel van [eisers] bevindt illegaal te dicht bij de perceelsgrens staat. Nu daarnaast niet aannemelijk is dat de boom voor [gedaagden]. voor onrechtmatige hinder zorgt, enkel omdat van de boom soms bloesem of bessen op het perceel van [gedaagden]. vallen, zal de vordering strekkende tot verwijdering van de boom worden afgewezen.

4.14.

Subsidiair stelt [gedaagden]. dat takken van de boven overhangen op zijn perceel en dat deze overhangende takken dienen te worden gesnoeid. [eisers] heeft niet weersproken dat sprake is van overhangende takken. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagden]. dit gezien het bepaalde in artikel 5:44 BW niet hoeft te dulden. Daarom zal deze subsidiaire vordering van [gedaagden]. worden toegewezen, in die zin dat [eisers] zal worden veroordeeld tot het snoeien en gesnoeid houden van de boom in zijn voortuin, zodanig dat geen takken boven het perceel van [gedaagden]. hangen. De gevorderde dwangsom zal op de voet van artikel 611a Rv worden toegewezen als na te melden.

4.15.

Voorts vordert [gedaagden]. veroordeling van [eisers] tot het gedogen van het vervangen van de mandelige beukenhaag van partijen die de voortuinen scheidt door een bakstenen scheidsmuur van 2,90 meter hoog en tot het voldoen van de helft van de daaraan verbonden kosten. [gedaagden]. legt aan deze vordering ten grondslag dat hij discussies over de beukenhaag in de toekomst wil voorkomen en dat dit kan worden bereikt door de buitenmuur van de woning van [eisers] door te trekken tot de openbare weg. [eisers] voert verweer tegen deze vordering. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het gezien de feitelijke situatie vanaf 2003 tot heden aannemelijk is dat tussen partijen kennelijk een stilzwijgende afspraak bestaat dat de erfafscheiding van de percelen van partijen op dat deel van de perceelsgrens wordt gevormd door de mandelige beukenhaag. Niet valt in te zien op grond waarvan [gedaagden]. zomaar verandering in die afspraak zou kunnen brengen en in strijd met die afspraak van [eisers] kan verlangen dat er een scheidsmuur van 2,90 meter hoog wordt geplaatst. Dit nog afgezien van de vraag welk belang [gedaagden]. daarbij heeft. Daarom zal deze vordering van [gedaagden]. worden afgewezen. De nevenvordering strekkende tot het verschaffen van toegang voor de aanleg van die muur volgt datzelfde lot.

4.16.

Nu partijen over en weer zowel in het gelijk als in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten in reconventie worden gecompenseerd als na te melden.

5. De beslissing

De voorzieningenrechter:

in conventie

5.1.

veroordeelt [gedaagden]. tot het jaarlijks (laten) knotten van de leilinden direct boven de bovenste horizontale takken, op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [eisers] van € 250,00 per overtreding en per dagdeel dat deze voortduurt na de uiterste datum waarop de jaarlijkse snoeibeurt redelijkerwijs uitgevoerd dient te zijn, tot een maximum van

€ 10.000,00,

5.2.

veroordeelt [gedaagden]. tot het jaarlijks (laten) snoeien en gesnoeid houden van de beukenhaag tot aan de bovenzijde van de buitenlamp, op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [eisers] van € 250,00 per overtreding en per dagdeel dat deze voortduurt na de uiterste datum waarop de jaarlijkse snoeibeurt redelijkerwijs uitgevoerd dient te zijn, tot een maximum van € 10.000,00,

5.3.

verbiedt [gedaagden]. om met ballen te gooien, schieten of anderszins bonkende geluiden te maken op de muur van [eisers], op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [eisers] van € 250,00 per overtreding, tot een maximum van € 10.000,00,

5.4.

veroordeelt [gedaagden]. tot betaling van de proceskosten, in conventie aan de zijde van [eisers] tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.204,44, waarin begrepen

€ 816,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis,

5.5.

veroordeelt [gedaagden]., onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eisers] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op: - € 131,00 aan salaris advocaat, - te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van het vonnis,

5.6.

verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.7.

wijst het meer of anders in conventie gevorderde af,

in reconventie

5.8.

veroordeelt Glas c.s om de boom in zijn voortuin jaarlijks te (laten) snoeien en gesnoeid te houden, zodanig dat geen takken overhangen boven het perceel van [gedaagden]., op straffe van verbeurte van een dwangsom aan [gedaagden]. van € 250,00 per overtreding en per dagdeel dat deze voortduurt na de uiterste datum waarop de jaarlijkse snoeibeurt redelijkerwijs uitgevoerd dient te zijn, tot een maximum van € 10.000,00,

5.9.

compenseert de proceskosten in reconventie in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt,

5.10.

verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad,

5.11.

wijst het meer of anders in reconventie gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.B. Boonekamp en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier E.H.J. Krijnen op 13 december 2016.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature