Uitspraak
beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Team familierecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/234422 / FA RK 12-12188
Datum uitspraak: 17 juli 2013
beschikking
in de zaak van
[naam] (nader te noemen: de verzoekster),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. A.P. van Stralen te Utrecht
tegen
[naam] (nader te noemen: de man),
wonende te [woonplaats],
advocaat mr. L. Leenders te Den Haag.
Belanghebbende is:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats];
de officier van justitie.
Het verloop van de procedure
Dit verloop blijkt uit:
het verzoekschrift, ingekomen op 24 september 2012;
het verweerschrift, ingekomen op 30 november 2012;
een aanvullend verzoek namens verzoekster, ingekomen op 27 december 2012;
een brief met bijlagen van de gemeente [plaats], ingekomen op 24 januari 2013;
een brief met bijlage namens de vrouw, ingekomen op 29 maart 2013;
een brief met bijlagen namens de man, ingekomen op 8 april 2013;
Gehoord ter terechtzitting van deze rechtbank van 16 januari 2013:
verzoekster, bijgestaan door mr. Van Stralen voornoemd;
verweerder, bijgestaan door mr. Leenders voornoemd.
De feiten
Partijen zijn op [datum] 2003 te [plaats] met elkaar gehuwd.
Bij beschikking van deze rechtbank van [datum] 2012 is op verzoek van de man de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.
De vrouw is in voormelde echtscheidingsprocedure niet verschenen.
Door de man is in deze procedure een referteverklaring namens de vrouw ingebracht. Deze referteverklaring is gelegaliseerd door mr. A. Orhan, kantoorgenoot van mr. Leenders voornoemd.
Verzoekster heeft op [datum] 2012 aangifte gedaan bij de politie Gelderland-Zuid van mishandeling, bedreiging en verduistering door de man.
Naar aanleiding van een akte van berusting die is gelegaliseerd door mr. Leenders, is de echtscheidingsbeschikking op[datum] 2012 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats].
Bij bief van [datum] 2012 heeft de gemeente [plaats] verzoekster bericht dat zij niet zullen overgaan tot doorhaling van de echtscheiding tussen partijen zoals door verzoekster verzocht.
Het verzoek
Verzoekster verzoekt de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair, de doorhaling te gelasten van de akte van inschrijving van voormelde
echtscheidingsbeschikking, ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats], betreffende partijen en
- subsidiair te bepalen dat de akte van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking op[datum] 2012 in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats] nietig is.
Ter onderbouwing van haar verzoek heeft de vrouw het volgende aangevoerd.
Bij brief van [datum]2012 heeft zij van de gemeente [plaats] vernomen dat haar huwelijk met de man op [datum] 2012 is ontbonden. Van een daaraan voorafgaande echtscheidingsprocedure bij de rechtbank was de vrouw niet op de hoogte. Verzoekster ontkent ten stelligste dat op de ondertekende referteverklaring alsmede op de akte van berusting haar handtekening staat vermeld. De echtscheiding komt daarmee voor de vrouw vanuit het niets.
Verweerder is van mening dat het verzoek dient te worden afgewezen. Hij stelt zich op het standpunt dat het onjuist is dat verzoekster niet bekend zou zijn met de echtscheidingsprocedure. Zij was op de hoogte van de echtscheidingsprocedure, aldus de man, omdat zij is meegeweest naar het gemeentehuis voor een uittreksel GBA.
De officier van justitie adviseert de rechtbank om tot doorhaling van de akte van inschrijving van voormelde echtscheidingsbeschikking over te gaan.
De beoordeling
Verzoekster verzoekt primair de doorhaling te gelasten van akte van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van deze rechtbank van [datum] 2012 in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats].
De rechtbank stelt voorop dat het tot stand komen van een echtscheiding zowel voor partijen als ook voor de rechtspositie van derden ingrijpende rechtsgevolgen heeft.
Met het oog op deze gevolgen voor beide partijen dient bij het bepalen van het tijdstip waarop de echtscheiding tot stand komt, grote betekenis aan de eisen van de rechtszekerheid worden toegekend. In dit licht moeten dan ook de voorschriften worden gezien die voor de vaststelling van dit tijdstip van belang kunnen zijn, te weten:
dat de echtscheiding op grond van artikel 1:163 van het Burgerlijk Wetboek (BW) eerst tot stand komt door de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand;
dat de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking niet kan geschieden dan nadat deze beschikking in kracht van gewijsde is gegaan (artikel 1:21 BW);
dat de echtscheidingsbeschikking in kracht van gewijsde gaat nadat de wederpartij in deze beschikking heeft berust (artikel 334 Rv) dan wel nadat de termijn voor het instellen van hoger beroep is verstreken;
at naar vaste jurisprudentie geldt dat van berusting slecht sprake kan zijn ingeval een partijen een houding heeft aangenomen waaruit in het licht van de omstandigheden van het geval ondubbelzinnig blijkt dat hij of zij zich bij de uitspraak neerlegt;
dat hoger beroep tegen een echtscheidingsbeschikking door een echtgenoot die in eerste aanleg niet in de echtscheidingsprocedure is verschenen op grond van artikel 820 lid 1 Rv kan worden ingesteld binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking aan haar in persoon dan wel binnen drie maanden nadat zij op andere wijze is betekend en overeenkomstig het tweede lid openlijk bekend is gemaakt.
Uit het verklaarde ter zitting en uit de overgelegde stukken blijkt het volgende. De advocaat van verweerder mr. Leenders heeft verklaard dat de vrouw niet bij haar op kantoor is geweest. Zowel de autorisatie van de handtekening van verzoekster bij de referteverklaring als bij de akte van berusting is gebeurd buiten het bijzijn van verzoekster. Bij de referteverklaring had de man een kopie van het paspoort van de vrouw bij zich en gaf de man te kennen dat de vrouw geen verweer wenste te voeren tegen de verzochte echtscheiding. Bij beide keren is niet gecheckt of de vrouw begreep wat zij zou hebben ondertekend en of het inderdaad ook haar handtekening was.
Deze handelwijze is naar het oordeel van de rechtbank niet correct en in strijd met art. 5.5 en bijlage 2 van het Procesreglement scheiding. Uit deze bepalingen blijkt immers dat de autoriserende advocaat zich persoonlijk dient te overtuigen van de wens van de belanghebbende zich te refereren aan het echtscheidingsverzoek. Daarvan is geen sprake geweest. Dit klemt des te meer omdat ingevolge genoemd art. 5.5 bij een referteverklaring die geautoriseerd is door een andere advocaat dan die van verzoeker, hetgeen hier het geval is nu de kantoorgenoot van mr. Leenders, mr. Orhan, de autorisatie heeft verricht, het verzoekschrift tot echtscheiding niet hoeft te worden betekend, hetgeen in dit geval ook niet is gebeurd. Aangezien partijen voorts tegenstrijdige verklaringen hebben afgelegd met betrekking tot de op referteverklaring en de akte van berusting voorkomende handtekeningen, staat niet vast dat de handtekeningen op beide documenten daadwerkelijk afkomstig zijn van verzoekster.
Nu voormeld vereiste van ondubbelzinnigheid meebrengt dat de rechter zich terughoudend moet opstellen bij het aannemen van berusting in verband met de ingrijpende gevolgen die daaraan verbonden zijn, kan daarom niet worden aangenomen dat verzoekster daadwerkelijk in de echtscheidingsbeschikking heeft berust. De echtscheidingsbeschikking is derhalve niet in kracht van gewijsde gegaan en had niet ingeschreven mogen worden in de registers van de burgerlijke stand. Reeds op grond hiervan behoort het verzoek van verzoekster tot doorhaling van de akte van inschrijving te worden ingewilligd. Voorts moet – gelet op het bovenstaande – worden geoordeeld dat verzoekster er een rechtmatig belang bij heeft dat de registers van de burgerlijke stand geen onjuiste gegevens bevatten met betrekking tot het moment van de ontbinding van haar huwelijk met verweerder. De rechtbank zal het verzoek van verzoekster derhalve toewijzen.
De beslissing
De rechtbank
gelast de doorhaling van de akte van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de zaak [naam] - [naam] van deze rechtbank van [datum] 2012 in de registers van de burgerlijke stand van de gemeente [plaats];
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.J.M. van Engelen (voorzitter), J.C.E. Ackermans-Wijn en A.I. van Amsterdam, rechters, in tegenwoordigheid van R. van den Berg als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 juli 2013
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof te Arnhem.