Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Benadiri Ashraf. Ongegrond

Uitspraak



uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.17600

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R.J.J. Flantua),

en

de Minister van Asiel en Migratie1, de minister (gemachtigde: mr. M.F. van der Lubbe).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Somalische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1995. Hij heeft op 24 december 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 28 maart 2024 deze aanvraag in de verlengde asielprocedure afgewezen als ongegrond.

De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

3. De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Mahed als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas

4. Eiser heeft problemen ondervonden in Somalië vanwege de clan waartoe hij behoort. Toen eiser op de basisschool zat heeft hij gevochten met een kind van een andere clan. Deze andere clan is vervolgens met een menigte naar eiser toegekomen en eiser is hierbij geslagen. Verder is het gezin van eiser in de problemen gekomen toen vader eind 2007 of begin 2008 grond kocht. Vader bouwde op deze grond een huis en begon een winkel. De [naam] -clan die daar woonde, wilde eiser en zijn gezin daar niet hebben. Vader moest geld betalen om niet in de problemen te komen. Vijf maanden nadat vader het land gekocht had, had hij geen geld meer. Een lid van de [naam] -clan genaamd [A] heeft vervolgens de vader en een zus van eiser doodgeschoten. Eiser is na dit incident in 2008 met zijn moeder naar Jemen gevlucht. Eiser is sindsdien niet meer in Somalië geweest.

1. Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid..

Het bestreden besluit

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister twee asielmotieven die allebei geloofwaardig worden geacht:

Identiteit, nationaliteit en herkomst;

Problemen vanwege etniciteit/stam.

Hoewel beide relevante elementen geloofwaardig worden geacht, kan eiser volgens de minister niet als verdragsvluchteling worden aangemerkt. Eiser behoort namelijk niet tot een risicogroep of een kwetsbare minderheidsgroep. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat de discriminatie in Somalië zo ernstig is dat hij ernstig in zijn bestaansmogelijkheden wordt beperkt en zowel maatschappelijk als sociaal niet kan functioneren.2

De minister stelt zich voorts op het standpunt dat eiser geen risico loopt op ernstige schade omdat het schietincident al vijftien jaar geleden is en niet is gebleken dat eiser zelf (nog) in de negatieve belangstelling van de dader(s) staat. Dat eiser in Somalië als nieuwkomer zal worden beschouwd of ( mogelijk ) de voormalige ouderlijke woning zal opeisen toont onvoldoende aan dat eiser bij terugkeer heeft te vrezen voor ernstige schade.

Gronden van beroep en beoordeling daarvan

6. Eiser voert, zakelijk weergegeven, in beroep aan dat hij behoort tot de [naam stam] en daarmee onderdeel uitmaakt van een kwetsbare minderheidsgroep in Somalië. Reeds omwille van deze kwetsbaarheid moet eiser als verdragsvluchteling worden aangemerkt of moet in ieder geval worden aangenomen dat eiser risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Somalië. Daarnaast heeft de minister geloofwaardig geacht dat zijn vader en zuster zijn gedood en eiser en zijn moeder gewond zijn geraakt bij een aanval van een lid van de [naam] clan, genaamd [A] , vanwege hun etnische afkomst, waarbij de familie ook hun woning en grond zijn kwijtgeraakt en zij hebben moeten vluchten. Daarmee erkent de minister volgens eiser dat hij eerder slachtoffer is geworden van een daad van vervolging of ernstige schade als gevolg van zijn etnische afkomst. Uit recente informatie volgt volgens eiser ook dat zijn clan kwetsbaar is en structureel wordt gemarginaliseerd. Verder stelt eiser dat de minister er ten onrechte van uit gaat dat eiser niet langer voor [A] te vrezen heeft. Zijn naam is bij [A] bekend en [A] zal willen voorkomen dat eiser zijn ouderlijk huis terug zal willen krijgen. Al deze omstandigheden gezamenlijk zouden in elk geval aanleiding moeten zijn om eiser het voordeel van de twijfel te geven.

7. De rechtbank stelt vast dat de afkomst van eiser tussen partijen niet in geschil is. Tijdens de zitting is vastgesteld dat eiser behoort tot de [naam stam] . Wat partijen verdeeld houdt, is of aannemelijk is dat eiser op grond van deze etniciteit en op basis van gebeurtenissen in het verleden een gegronde vrees heeft voor vervolging of ernstige schade.

Vrees uitsluitend op basis van etniciteit

8. De rechtbank zal allereerst ingaan op de vraag of eiser uitsluitend vanwege zijn afkomst heeft te vrezen voor vervolging of ernstige schade. De rechtbank is van oordeel dat

2 Onderdeel C2/3.2 Vreemdelingencirculaire (Vc).

de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat (enkel) de etniciteit van eiser onvoldoende zwaarwegend is om een gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade aan te nemen en te concluderen dat eiser vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming. De minister merkt terecht op dat uit openbare bronnen niet blijkt dat eisers’ stam structureel wordt vervolgd. Niet is gebleken dat er sprake is van grootschalige of systematische blootstelling aan discriminatie waardoor eiser onmogelijk op maatschappelijk of sociaal gebied kan functioneren. De minister heeft hierbij mogen betrekken dat eiser onder meer toegang had tot onderwijs, medische zorg en woonruimte. Ook heeft de minister tijdens de zitting niet ten onrechte verwezen naar het landenbeleid waarin is neergelegd dat voor sommige groepen binnen de Somalische clanstructuur risico op groepsvervolging kon bestaan, maar dat in deze situatie verbetering is opgetreden.3 Ook uit het specifieke beleid ten aanzien van Somalië volgt niet dat eiser als lid van de [naam stam] behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep.4 Voor zover eiser heeft betoogd dat hij enkel door zijn clanlidmaatschap moet vrezen voor vervolging of ernstige schade, slaagt de beroepsgrond niet.

Vrees op basis van individuele ervaringen

9. Eiser heeft verder gesteld dat hij te vrezen heeft voor vervolging of ernstige schade vanwege de individuele omstandigheden die hij in het verleden in Somalië heeft meegemaakt. De rechtbank stelt vast dat de minister het geloofwaardig acht dat eiser slachtoffer is geworden van het schietincident dat vijftien jaar geleden heeft plaatsgevonden en waarbij zijn vader en zus zijn omgekomen. De rechtbank begrijpt op basis van wat tijdens de zitting is besproken, dat de minister zich op het standpunt stelt dat niet is gebleken dat eiser in het verleden is blootgesteld aan vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag, maar dat de minister wel erkent dat eiser is blootgesteld aan ernstige schade.

10. Uit artikel 31, vijfde lid, van de Vreemdelingenwet ( Vw ) volgt dat het feit dat een vreemdeling in het verleden reeds is blootgesteld aan vervolging of ernstige schade of dat hij hiermee rechtstreeks is bedreigd, een duidelijke aanwijzing is dat de vrees van de vreemdeling voor die vervolging gegrond is en het risico op die ernstige schade reëel is, tenzij er goede redenen zijn om aan te nemen dat die vervolging of die ernstige schade zich niet opnieuw zal voordoen. De bewijslast om aan te nemen dat die vervolging of die schending van artikel 3 van het EVRM zich niet opnieuw zal voordoen ligt in dat geval bij de minister.5

11. De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de door eiser geuite vrees, bij een terugkeer naar Somalië, niet (meer) bestaat. Hierbij kon de minister betrekken dat het schietincident zich vijftien jaar geleden heeft voltrokken. Niet valt in te zien dat de dader(s) eiser nog zullen herkennen en/of er blijk van hebben gegeven nog altijd naar hem op zoek te zijn. Eiser heeft geen verklaringen afgelegd waaruit blijkt dat hij nog iets vernomen heeft van de dader(s) of op een andere manier ervan blijk is gegeven dat eiser nog altijd wordt gezocht. De minister mocht er in dit verband ook op

3 Algemeen Ambtsbericht Somalië juni 2023, pagina 53.

4 WBV 2022/9, paragraaf 27.4.4.

5 Zie ook de uitspraak van de Afdeling van 15 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3464.

wijzen dat eiser ten tijde van het incident een kind was. In zijn toelichting ter zitting is namens de minister niet ten onrechte naar voren gebracht dat eiser, wanneer hij nu terugkeert, niet over een profiel beschikt waarmee hij gelijk de aandacht van de meerderheidsclans trekt. Eiser zal in Mogadishu, een miljoenenstad, terugkeren en van daaruit een nieuw bestaan moeten opbouwen. De minister merkt naar het oordeel van de rechtbank terecht op dat deze situatie van eiser niet vergelijkbaar is met die van zijn vader ten tijde van het schietincident. De minister mocht het schietincident in de context van het moment plaatsen en niet beschouwen als een uiting van voortdurende discriminatie van (de clan van) eiser. Omdat de minister voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat vervolging of ernstige schade zich in geval van eiser niet opnieuw zal voordoen, slaagt deze beroepsgrond niet.

Voordeel van de twijfel

12. Eiser heeft in beroep naar voren gebracht dat de minister hem, gelet op de geloofwaardig geachte problemen, zijn etniciteit en de kwetsbare positie van de [naam stam] het voordeel van de twijfel had moeten toekennen. De rechtbank heeft op de zitting besproken dat dit beroep betrekking heeft op artikel 31, zesde lid, van de Vw . Dat artikel is aan de orde als het relaas niet geloofwaardig wordt geacht. In het geval eiser heeft de minister het relaas juist wel geloofwaardig geacht. De vraag of al dan niet voordeel van de twijfel in de zin van artikel 31, zesde lid, moet worden gegeven, is dan een gepasseerd station. Om die reden kan deze grond niet slagen.

Conclusie en gevolgen

13. De minister heeft de asielaanvraag van eiser terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. P.J. Blok, rechter, in aanwezigheid van mr. M.M.A.F.C. Lienaerts, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

07 januari 2025

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature