Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

Jeugdstrafrecht – art 6 Wvw. Bewezenverklaring aanmerkelijke onvoorzichtigheid van destijds 13-jarige verdachte door door rood licht te fietsen, als gevolg waarvan een bus een noodstop moest maken en een passagier zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen. Toepassing artikel 9 a.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer: 09-081777-23

Datum uitspraak: 16 mei 2024

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] (hierna: de verdachte),

geboren op [geboortedag] 2008 te [geboorteplaats] ,

BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1 Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 2 mei 2024.

De officier van justitie in deze zaak is mr. D. Kortekaas en de advocaat van de verdachte is mr. R.G. Jagesar, waarnemend voor mr. A. Fakiri, beiden advocaat te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2 De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

hij op of omstreeks 14 juni 2022 te Rijswijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een fiets, daarmede rijdende over de weg, het Generaal Eisenhowerplein zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, op het wegdek aangebrachte haaientanden te negeren en/of een rood uitstralend verkeerslicht te negeren en/of een busbaan over te steken, als gevolg waarvan een aankomende bus een noodstop moest maken, waardoor een ander (genaamd [naam] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken in het hoornvlies van het rechteroog en/of vreemde

lichamen in het rechteroog, of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou

kunnen leiden:

hij op of omstreeks 14 juni 2022 te Rijswijk op de weg, het Generaal Eisenhowerplein, rijdende op een fiets, aldaar op het wegdek aangebrachte haaientanden heeft genegeerd en/of een rood uitstralend verkeerslicht heeft genegeerd en/of een busbaan over heeft gestoken, als gevolg waarvan een aankomende bus een noodstop moest maken, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3 De bewijsbeslissing

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft namens de verdachte vrijspraak van de tenlastegelegde feiten bepleit.

Zij heeft daartoe aangevoerd dat het handelen van de verdachte niet is aan te merken als roekeloos, of zeer dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend, omdat de verdachte maar één verkeersovertreding heeft begaan, namelijk het door rood licht rijden. Daarnaast heeft hij wel opgelet op het verkeer, door meerdere keren te kijken of er een bus aankwam voordat hij de busbaan overstak. Ook kon de verdachte, gelet op de breedte van de busbaan, niet vermoeden dat er nog een bus langs de geparkeerde bus kon rijden.

3.3

Gebruikte bewijsmiddelen

De rechtbank heeft in de bijlage de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden opgenomen.

3.4

Bewijsoverwegingen

Vaststaande feiten

De verdachte is betrokken geweest bij een verkeersongeval op 14 juni 2022 op het Generaal Eisenhowerplein te Rijswijk, waarbij hij als fietser door rood licht is gereden bij een busbaan en is overgestoken. Op de busbaan vóór de fietsersoversteekplaats stond een bus geparkeerd. De verdachte is bij het oversteken van de busbaan voor de geparkeerde bus langs gereden. Een aankomende bus, die langs de geparkeerde bus reed, heeft een noodstop moeten maken om niet in botsing te komen met de verdachte. Het slachtoffer, [naam] , stond in deze bus en is door de noodstop met haar gezicht tegen een paal aan geslagen. De bril die zij op had is daardoor gebroken, met als gevolg dat zij oogletsel heeft opgelopen. Zij heeft een litteken in het hoornvlies van het rechteroog en vreemde lichamen in het rechteroog, en heeft daardoor zeer beperkt zicht vanuit dat oog.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de verdachte schuld heeft in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW).

Schuld

Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat de verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld en de mate van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. De Hoge Raad heeft overwogen dat niet in zijn algemeenheid kan worden aangegeven of een enkele verkeersfout voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW .

De rechtbank overweegt hierover het volgende. De verdachte heeft verklaard dat hij dagelijks deze route naar school fietste, waaruit volgens de rechtbank blijkt dat hij bekend was met de verkeerssituatie rondom de busbaanovergang. Door de positie van de geparkeerde bus had de verdachte, zoals hij zelf ook heeft verklaard, geen (vrij) zicht op de busbaan en daarmee op eventueel naderende bussen. Ondanks dat zijn zicht op de busbaan geblokkeerd werd door de geparkeerde bus, heeft de verdachte besloten door het rode licht te fietsen en de busbaan over te steken zonder te stoppen en zich ervan te vergewissen dat er geen (andere) bus over de busbaan reed. Het standpunt van de verdediging dat de verdachte niet kon vermoeden dat er naast de geparkeerde bus nog een andere bus langs zou kunnen, vindt geen steun in het dossier. De verdachte was immers bekend met de omgeving rondom de busbaanovergang. Bovendien heeft hij verklaard dat hij op meerdere momenten vóór, tijdens en na het passeren van de geparkeerde bus heeft gekeken of er iets aankwam, waaruit blijkt dat de verdachte wel degelijk wist dat er een bus zou kunnen rijden. De gedragingen van de verdachte, in samenhang bezien, zijn naar hun aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte met zijn gevaarlijke rijgedrag een te groot risico heeft genomen, waardoor het aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Voor de tenlastegelegde roekeloosheid ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten in het dossier.

Zwaar lichamelijk letsel

De rechtbank is van oordeel dat het oogletsel van het slachtoffer moet worden gekwalificeerd als zwaar lichamelijk letsel. Het letsel heeft geleid tot een blijvende daling van het gezichtsvermogen en een permanent litteken in het hoornvlies. Het zicht van het rechteroog zou enkel door medisch ingrijpen, te weten een hoornvliestransplantatie kunnen worden hersteld, en kent ook dan een herstelperiode van maanden tot jaren.

Conclusie

Het door de verdachte veroorzaakte verkeersongeval, waarbij bij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is gelet op het voorgaande aan zijn schuld als bedoeld in artikel 6 WVW te wijten. Het primair ten laste gelegde is daarom wettig en overtuigend bewezen.

3.5

De bewezenverklaring

De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:

hij op 14 juni 2022 te Rijswijk als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een fiets, daarmede rijdende over de weg, het Generaal Eisenhowerplein zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door aanmerkelijk onvoorzichtig een rood uitstralend verkeerslicht te negeren en een busbaan over te steken, als gevolg waarvan een aankomende bus een noodstop moest maken, waardoor een ander (genaamd [naam] ) zwaar lichamelijk letsel, te weten een litteken in het hoornvlies van het rechteroog en vreemde lichamen in het rechteroog, werd toegebracht.

4 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5 De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6 De op te leggen straf

6.1

De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen jeugddetentie, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

6.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn, de enorme impact van het ongeval op de verdachte en wijze waarop de buschauffeur de verdachte heeft benaderd. Zij heeft verzocht de op te leggen straf te beperken tot een voorwaardelijke straf.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.

De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.

Ernst van het feit De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval. Hij is met zijn fiets door rood licht gereden en is een busbaan overgestoken, zonder te stoppen en goed te kijken of er een bus aankwam. Hierdoor heeft een bus vol met passagiers een noodstop moeten maken. Door zo te handelen, heeft de verdachte zijn eigen leven in gevaar gebracht en de buschauffeur en de passagiers grote schrik aangejaagd. Het slachtoffer heeft ernstig fysiek letsel aan het incident overgehouden. Zij heeft blijvend gezichtsverlies aan haar rechteroog en het is niet duidelijk of dit zal herstellen. Uit het dossier blijkt dat dit voor haar ook psychisch leed heeft veroorzaakt. Hoewel het rijden met de fiets door rood licht een veelgemaakte overtreding is, blijkt uit het bewezenverklaarde dat dit een gevaarlijke overtreding is en de gevolgen enorm kunnen zijn. De rechtbank rekent de verdachte zijn onvoorzichtige gedrag aan.

Strafblad

De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 25 maart 2024 en constateert dat de verdachte niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld.

Persoon van de verdachte

De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van 25 januari 2024 van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de mondelinge toelichting die daarop door de zittingsvertegenwoordiger van de Raad ter zitting is gegeven. Daaruit volgt – kort samengevat – dat het strafbare feit de verdachte destijds heeft aangegrepen, maar dat hij de gebeurtenis inmiddels een plekje heeft gegeven en dat hij zijn leven positief heeft vervolgd. Thuis en op school gaat het goed en de verdachte heeft een positief sociaal netwerk. De verdachte is verder niet meer in aanraking gekomen met de politie en het recidiverisico is (heel) laag.. De Raad is van mening dat een leerstraf niet passend is voor de verdachte, omdat er geen sprake is van vaardigheidstekorten. De verdachte heeft in het verleden problemen gehad met zijn agressie, maar daar lijkt nu geen sprake meer van te zijn. Gelet op dit alles vindt de Raad bij een veroordeling een onvoorwaardelijke werkstaf het meest passend. Een boete is van minder pedagogische waarde dan een werkstraf en voor een jeugdreclasseringsmaatregel zijn er onvoldoende criminogene factoren waaraan gewerkt moet worden.

Strafmodaliteit en strafmaat Voor het bepalen van de straf acht de rechtbank voorts de volgende omstandigheden van belang. De verdachte is direct teruggereden naar de plaats van het incident en heeft meteen spijt betuigd. De verdachte is toen door de buschauffeur voorin de bus gezet, zodat de verdachte gelijk werd geconfronteerd met de gevolgen van zijn handelen voor de mensen in de bus. De verdachte is daarbij ook geconfronteerd met het letsel van het slachtoffer en het feit dat er een baby bij het ongeluk was betrokken. Dit heeft flinke indruk gemaakt op de verdachte, die op dat moment dertien jaar was. Zonder afbreuk te willen doen aan de ernst van het handelen van de verdachte, zijn de ernstige gevolgen ook het resultaat van een ongelukkige samenloop van omstandigheden ten tijde van het ongeluk. Het strafbare feit is daarbij twee jaar geleden gepleegd, zodat de verdachte lang op de behandeling van zijn strafzaak heeft moeten wachten. In die periode is hij niet meer met de politie in aanraking gekomen. De verdachte heeft zijn leven op orde, zodat er geen vrees voor recidive is. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de verdachte voldoende gestraft is voor zijn handelen en dat het nu nog opleggen van een straf in welke vorm dan ook geen strafrechtelijk doel meer dient. De rechtbank acht een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel het meest op zijn plaats en zal dan ook zo beslissen.

7 Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

8 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 , terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;

bepaalt dat aan de verdachte geen straf of maatregel zal worden opgelegd.

Dit vonnis is gewezen door:

mr. M.P. Meeuwisse, kinderrechter, voorzitter,

mr. J.J. Peters, kinderrechter,

en mr. T.E.F. Reijnders, kinderrechter,

in tegenwoordigheid van mr. R. van Warners, griffier,

en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2024.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature