Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Kort geding. Eiseres vordert afgifte van twee kistjes met inhoud en geld uit de portemonnee van haar dochter. Gedaagde wordt veroordeeld tot afgifte van de kistjes met inhoud aan eiseres. De vordering tot afgifte van het geld uit de portemonnee wordt afgewezen.

Uitspraak



Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/673284 / KG ZA 24-897

Vonnis in kort geding van 18 november 2024

in de zaak van

[eiseres] te [woonplaats] ,

eiseres,

advocaat mr. M.R. van Leeuwen te Zoetermeer,

tegen:

[gedaagde] te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. D.W.L. Cloots te Halsteren, gemeente Bergen op Zoom.

Partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 8 oktober 2024 met producties 1 tot en met 10;

- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 8;

- de namens [eiseres] ingediende aanvullende producties, genummerd 10 tot en met 16; en

- de op 4 november 2024 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door de advocaat van [eiseres] pleitnotities zijn overgelegd.

1.2.

Tijdens de zitting is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

Op grond van de stukken en op grond van wat er tijdens de zitting is besproken, wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

[eiseres] en [gedaagde] zijn zussen. Zij zijn, samen met hun broer [naam broer] , kinderen van mevrouw [naam moeder] , die op 15 augustus 2024 is overleden (hierna: moeder). Moeder heeft geen testament opgesteld.

2.2.

Moeder was de laatste periode van haar leven hulpbehoevend en aan huis gebonden. [eiseres] verleende in die periode in de woning van moeder zorg aan haar moeder, samen met haar dochter [naam dochter] . [eiseres] ontving in dat kader een uitkering uit het persoonlijk gebonden budget (pgb) van moeder.

2.3.

Op 21 juli 2024 heeft [eiseres] de volgende WhatsApp-berichten aan [gedaagde] gestuurd over de zorg die moeder wekelijks ontving:

“Ze heeft pgb… Ik werk 36 uur voor haar. [naam 1] komt 2x per week schoonmaken. [naam 2] komt donderdag middag en zaterdag.

Ik ben er in de ochtend, middag en avond en slaap er regelmatig

[naam 1] 2,5 uur maandag en vrijdag 1,5 uur

Ik in de ochtend ontbijt, middag lunch en avond eten… En tussendoor douchen en vd ze naar bed gaat. 1x per week fysio

Slaap er soms 3x per week.”

2.4.

Na het overlijden van moeder, op 19 augustus 2024, is [eiseres] op vakantie gegaan. Voorafgaand aan haar vertrek heeft zij de sleutel van de woning van moeder aan [gedaagde] gegeven, zodat een zuurstoftank uit de woning kon worden opgehaald.

2.5.

Op 23 augustus 2024 heeft [gedaagde] de woning van moeder met haar zoon bezocht. In de kast van de hobbykamer stonden kerstspullen opgeslagen. Tussen deze kerstspullen bevonden zich twee kistjes: een blauw kistje met sleutel en een zwart kistje met sleutel (hierna: de kistjes). [gedaagde] heeft deze kistjes meegenomen naar haar eigen woning.

2.6.

Na terugkomst van haar vakantie omstreeks 26 augustus 2024 heeft [eiseres] [gedaagde] via WhatsApp benaderd en verzocht om de kistjes, evenals de inhoud van de portemonnee van haar dochter [naam dochter] terug te geven.

2.7.

Op 13 september 2024 heeft [eiseres] , mede namens [naam dochter] , aangifte gedaan tegen [gedaagde] wegens diefstal.

2.8.

In een brief van 17 september 2024 heeft de advocaat van [eiseres] namens haar aan [gedaagde] verzocht om de geldkistjes af te geven. [gedaagde] heeft aan dat verzoek geen gehoor gegeven.

2.9.

Op 9 oktober 2024 heeft [gedaagde] de kistjes in bewaring gesteld bij De Nederlandse Kluis.

3 Het geschil

3.1.

[eiseres] vordert, samengevat, dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot afgifte van de twee kistjes met inhoud ter waarde van € 54.000,-- en het uit de roze portemonnee van [naam dochter] weggenomen (zak) geld , op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50.000,-- en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.

3.2.

Aan deze vordering legt [eiseres] het volgende ten grondslag. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de kistjes met een inhoud ter waarde van € 54.000,-- aan haar toebehoren. Volgens [eiseres] houdt [gedaagde] de kistjes ten onrechte onder zich en moet zij de kistjes aan [eiseres] teruggeven. Verder stelt [eiseres] dat [gedaagde] geld uit de portemonnee van haar dochter [naam dochter] heeft weggenomen en dat [gedaagde] dat geld moet teruggeven. Volgens [eiseres] heeft zij ook een spoedeisend belang bij teruggave van de kistjes. [eiseres] heeft op dit moment geen inkomen. De inhoud van deze kistjes is haar voornaamste vermogen en dat heeft zij nodig om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. Daarnaast vreest [eiseres] dat [gedaagde] de kistjes niet vrijwillig zal teruggeven en dat zij de zaken uit de kistjes zal vervreemden.

3.3.

[gedaagde] voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

Kernvraag en toetsingsmaatstaf

4.1.

De kernvraag die in dit kort geding moet worden beantwoord, is of [gedaagde] moet worden veroordeeld om de kistjes met inhoud en het geld uit de portemonnee van [naam dochter] aan [eiseres] af te geven. De voorzieningenrechter wijst de vordering van [eiseres] grotendeels toe en zal dit oordeel hieronder toelichten.

4.2.

De vordering in kort geding kan alleen worden toegewezen als [eiseres] daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat is het geval nu zij stelt dat de kistjes van haar zijn en dat zij voor haar levensonderhoud afhankelijk is van de inhoud daarvan. Het spoedeisend belang ten aanzien van de teruggave van het geld uit de portemonnee wordt beoordeeld onder 4.18.

4.3.

In dit kort geding, waarin in spoedeisende gevallen een ordemaatregel kan worden getroffen, moet onder meer worden beoordeeld hoe aannemelijk het is dat de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure zal worden toegewezen. De voorzieningenrechter moet beoordelen of op basis van de door partijen aangevoerde feiten en omstandigheden de vordering van [eiseres] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat, vooruitlopend daarop, toewijzing in kort geding gerechtvaardigd is. Voor nader onderzoek naar bepaalde feiten en omstandigheden of voor bewijslevering door bijvoorbeeld het horen van getuigen is in dit kort geding geen plaats. Dat moet gebeuren in een eventuele bodemprocedure. De beoordeling in dit kort geding is dan ook niet meer dan een voorlopig oordeel over het geschil tussen partijen.

Ten aanzien van de kistjes

4.4.

Tussen partijen is ten eerste in geschil aan wie de kistjes met inhoud toebehoren. [eiseres] stelt zich op het standpunt dat de kistjes met inhoud van haar zijn, maar volgens [gedaagde] waren de kistjes met inhoud van moeder en zijn de kistjes na haar overlijden onderdeel geworden van de nalatenschap van moeder.

4.5.

Om te kunnen beoordelen aan wie de kistjes met inhoud toebehoren, moet worden vastgesteld wie de bezitter van de kistjes was op het moment dat [gedaagde] deze in de woning aantrof. Op grond van artikel 3:107 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bezit het houden van een goed voor zichzelf. Of iemand een goed houdt (en of hij dit voor zichzelf of voor een ander doet) wordt op grond van art. 3:108 BW beoordeeld naar verkeersopvatting, met inachtneming van de in de artikelen 3:109 e.v. BW neergelegde regels en overigens op grond van uiterlijke feiten.

4.6.

Niet in geschil is dat de kistjes zich in de woning van moeder bevonden toen [gedaagde] deze meenam. De kistjes stonden achterin een kast in de hobbykamer, tussen (dozen met) kerstspullen. Op grond van die uiterlijke feiten zal de voorzieningen als uitgangspunt voor zijn oordeel nemen dat moeder tot haar overlijden de feitelijke macht uit over de kistjes uitoefende en dat zij daarvan houder was. De vervolgvraag is of moeder de kistjes voor zichzelf hield, of dat zij dit voor een ander deed. Uitgangspunt is dat degene die een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden en daarmee bezitter van dat goed te zijn (artikel 3:109 BW). De bezitter van dat goed wordt daarnaast vermoed rechthebbende te zijn (artikel 3:119 BW). Dit wettelijk vermoeden kan evenwel worden weerlegd door de wederpartij (de partij die niet de houder is) door aan te tonen dat er bij de andere partij slechts sprake is van houderschap voor een ander. Het is dus aan [eiseres] , die afgifte van de kistjes vordert, om het vermoeden dat moeder houder was van de kistjes te weerleggen. De voorzieningenrechter oordeelt dat [eiseres] daarin is geslaagd door voldoende aannemelijk te maken dat zij, en niet moeder, bezitter was van de kistjes.

4.7.

Zo heeft [eiseres] verklaard dat de kistjes, een zwarte en een blauwe, beide met daarin een sleuteltje, afkomstig zijn van de winkelketen Action en dat zij deze kistjes al een aantal jaren in haar bezit heeft. Ook heeft zij een verklaring gegeven over de herkomst van de inhoud van de kistjes. [eiseres] heeft toegelicht dat zij in 2006 een ongeval heeft gehad en dat zij in dat kader een uitkering van € 88.500,-- van schadeverzekeraar Achmea heeft ontvangen. Dat zij een dergelijke uitkering heeft ontvangen, blijkt ook uit de vaststellingsovereenkomst van 13 juni 2014 die zij ter onderbouwing heeft overgelegd. [eiseres] stelt dat zij deze uitkering – die door Achmea op haar bankrekening is gestort – contant heeft opgenomen een gedeeltelijk heeft omgezet in gouden plakken en munten. Een deel van dat contante geld en de gouden plakken en munten heeft zij naar eigen zeggen in de kistjes gestopt. [gedaagde] heeft die stelling betwist door erop te wijzen dat [eiseres] geen bewijs heeft overgelegd van het feit dat zij contant geld van haar bankrekening zou hebben opgenomen en goud zou hebben aangekocht. [eiseres] heeft daar echter tegenover gesteld dat de ING Bank haar geen bankafschriften uit die periode meer kan verstrekken.

4.8.

Verder heeft [eiseres] verklaard dat zij de kistjes uit veiligheidsoverwegingen naar de woning van moeder heeft verplaatst. Dat was volgens [eiseres] noodzakelijk, omdat zij de maanden voorafgaand aan het overlijden van moeder bij haar in huis woonde en zij de kistjes niet wilde achterlaten in haar eigen benedenwoning. Of [eiseres] in de maanden voor het overlijden daadwerkelijk de hele week bij moeder woonde, kan de voorzieningenrechter in het kader van dit kort geding niet vaststellen. [gedaagde] heeft dat gemotiveerd weersproken door erop te wijzen dat [eiseres] in een recent WhatsApp-bericht van 21 juli 2024 (zie 2.3), enkele weken voor het overlijden van moeder, heeft verklaard dat zij soms drie keer per week bij moeder sliep. De inhoud van dit WhatsApp-bericht is niet te verenigen met de stelling van [eiseres] dat zij in de maanden voor haar overlijden de hele week bij moeder woonde. De verklaring van [eiseres] ter zitting dat zij dit bericht aan [gedaagde] gestuurd heeft omdat zij aan [gedaagde] niet inzichtelijk wilde maken hoe vaak zij bij moeder verbleef, overtuigt niet, mede gezien de gedetailleerde inhoud van de WhatsApp-berichten. Dit laat echter onverlet dat in het geval het WhatsApp-bericht het verblijf van [eiseres] in de woning van moeder correct weergeeft, in dat geval kan worden afgeleid dat [eiseres] een aanzienlijk deel van haar tijd bij moeder doorbracht om voor haar te zorgen. Ook tegen die achtergrond acht de voorzieningenrechter de verklaring dat [eiseres] de kistjes vanuit veiligheidsoverwegingen naar de woning van moeder zou hebben meegenomen, niet ongeloofwaardig. Dat [eiseres] de kistjes daadwerkelijk naar de woning van moeder heeft verplaatst, is bovendien bevestigd door mevrouw [naam 3] , zorgmedewerker, die op 5 september 2024 schriftelijk heeft verklaard dat de kistjes van [eiseres] zijn en dat zij [eiseres] tijdens de verhuizing heeft geholpen om de kistjes naar het huis van moeder te brengen.

4.9.

Tot slot heeft [eiseres] er nog op gewezen dat moeder een laag inkomen en een klein vermogen had en dat het feitelijk onmogelijk is dat de inhoud van de kistjes aan moeder toebehoorde. Ter onderbouwing van deze stelling heeft [eiseres] diverse aanslagen van de Belastingdienst en jaaropgaven van de Sociale Verzekeringsbank overgelegd. Daarnaast heeft verklaring van moeder en een WhatsApp-bericht van broer [naam broer] overgelegd waarin zij verklaren dat moeder over weinig vermogen beschikte. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat de overgelegde aanslagen niets zeggen over het box 3-vermogen van moeder en zij de echtheid van de verklaring van moeder betwist, maar de stellingen van [eiseres] vinden ook steun in de verklaring van de boekhouder van de ouders van partijen, de heer [naam 4] . Die verklaart dat op basis van de schuldenlast en het gemiddelde verzamelinkomen van de ouders van partijen “onrealistisch, zo niet onmogelijk” is dat de ouders een groot bedrag aan partijen zouden nalaten. Die verklaring heeft [gedaagde] niet gemotiveerd weersproken.

4.10.

[gedaagde] heeft nog naar voren gebracht dat zij bankafschriften van de rekening van moeder heeft opgevraagd en dat zij heeft geconstateerd dat er in de afgelopen jaren een bedrag van bijna € 250.000,-- zou zijn opgemaakt. Volgens haar blijkt uit die afschriften dat er via de rekening van moeder grote bedragen in crypto zijn geïnvesteerd, vakanties zijn geboekt en persoonlijke uitgaven van [eiseres] en dochter [naam dochter] zijn betaald. Ook stelt zij dat er in de afgelopen drie jaar voor een totaalbedrag van € 17.045,-- aan contanten van de rekening van moeder is opgenomen en dat het voor de hand ligt dat dit contante geld aan moeder toebehoorde. Dit alles terwijl moeder volgens [gedaagde] amper geld uitgaf, vrijwel altijd thuis was en niet aan internetbankieren deed, aldus [gedaagde] . Deze stellingen van [gedaagde] komen er feitelijk op neer dat [eiseres] zich geld van moeder heeft toegeëigend via bankoverschrijvingen en opnames van contant geld. De voorzieningenrechter overweegt dat ook in het geval dat [gedaagde] in die stellingen zou worden gevolgd, dat zou betekenen dat [eiseres] bezitter is geworden van het contante geld en de gouden munten, met als gevolg dat niet moeder, maar [eiseres] bezitter is van de inhoud van de kistjes.

4.11.

Al het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de conclusie dat [eiseres] voldoende concrete aanknopingspunten heeft geboden voor de stelling dat zij de (middellijk) bezitter was van de kistjes met inhoud.

4.12.

Dat bezit heeft [eiseres] echter verloren op het moment dat [gedaagde] de kistjes uit de woning van moeder heeft weggenomen. In artikel 3:125 lid 1 BW is bepaald dat een bezitter op grond van een ingetreden bezitsverlies tegen derden dezelfde rechtsvordering tot terug verkrijging van het goed kan instellen die de rechthebbenden op het goed toekomen. Dit betekent dat een bezitter het goed dat hij in bezit had mag terugvorderen en dat is ook wat [eiseres] met deze procedure beoogt.

4.13.

Een vordering op de voet van art. 3:125 lid 1 BW is in beginsel toewijsbaar, tenzij de derde die het goed heeft toegeëigend een beter recht heeft (artikel 3:125 lid 2 BW). Dat [gedaagde] een beter recht heeft, is niet gebleken. Zij heeft weliswaar aangevoerd dat [eiseres] bedragen van de bankrekening van moeder heeft toegeëigend en dat het geld in de kistjes aan de nalatenschap toebehoort (zie hiervoor bij 4.10), maar de voorzieningenrechter kan in dit kort geding geen uitspraken doen over de precieze herkomst van de inhoud van de kistjes en of [gedaagde] en/of de boedel mogelijk nog een vorderingsrecht op [eiseres] hebben. Daarvoor is nader onderzoek nodig en daar leent dit kort geding niet voor. Dat zal in een eventuele bodemprocedure moeten worden uitgezocht of, en dat heeft in algemene zin de voorkeur, in een minnelijk overleg tussen de erfgenamen worden vastgesteld. Op voorhand valt niet uit te sluiten dat de uitkomst in die procedure is dat de inhoud van de kistjes aan de nalatenschap behoort en dat die inhoud aan de nalatenschap zal moeten worden geretourneerd. Die mogelijkheid geeft [gedaagde] echter nog niet het recht om de kistjes heimelijk uit de woning van moeder mee te nemen. Een dergelijke vorm van eigenrichting is niet toelaatbaar (vgl. artikel 3:125 lid 2 BW). Als [gedaagde] meent dat de inhoud van de kistjes aan de nalatenschap toebehoren, staan haar wettelijke middelen ten dienste om de rechten die zij – als erfgenaam van de nalatenschap – pretendeert te hebben, veilig te stellen.

4.14.

[gedaagde] zal de kistjes met inhoud dus aan [eiseres] moeten afgeven en de voorzieningenrechter zal [gedaagde] daar ook toe veroordelen. [gedaagde] moet de kistjes met inhoud, zoals zij deze op 23 augustus 2024 heeft aangetroffen, binnen drie dagen na betekening van het vonnis aan [eiseres] afgeven. Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.

4.15.

Hoewel de precieze inhoud van de kistjes in deze procedure niet is komen vast te staan, zijn partijen het erover eens dat de kistjes in ieder geval de volgende zaken bevatten:

een witte envelop met daarin een hoeveelheid contant geld;

twee ING -enveloppen met daarin een hoeveelheid contant geld;

een envelop met daarop ‘Antonio’ en daarin een hoeveelheid contant geld; en

een hoeveelheid gouden en zilveren munten.

4.16.

Onduidelijk is gebleven hoeveel contant geld er op dit moment in totaal in de kistjes zit. De verklaringen van partijen daarover lopen uiteen. Volgens [eiseres] vertegenwoordigt de inhoud van de kistjes, inclusief de gouden en zilveren munten, een totale waarde van € 54.000,--. [gedaagde] stelt daarentegen dat zij in de kistjes een bedrag van € 20.400,-- aan contant geld en een hoeveelheid gouden en zilveren munten ter waarde van € 17.000,-- heeft aangetroffen. Ook zijn partijen het niet eens over de kleur en het aantal zakjes fluwelen zakjes waarin de munten zouden zijn opgeborgen. [eiseres] stelt dat het zou gaan om twee grijze zakjes met gouden plakken en munten, terwijl [gedaagde] zegt dat zij vier zwarte zakjes met goud en zilver heeft aangetroffen.

4.17.

De voorzieningenrechter geeft partijen daarom nadrukkelijk in overweging om, direct na het openen van de kluis bij De Nederlandse Kluis en voorafgaand en de daaropvolgende afgifte van de kistjes aan [eiseres] , gezamenlijk en in het bijzijn van een onafhankelijke derde persoon, de inhoud van de kistjes te (laten) inventariseren en op schrift vast te (laten) leggen. Duidelijk is immers dat de nalatenschap van moeder nog moet worden afgewikkeld en het is niet ondenkbaar dat partijen over de eigendom van de inhoud van de kistjes nog een bodemprocedure zullen voeren. Door de inhoud van de kistjes voorafgaand aan de afgifte daarvan aan [eiseres] vast te laten stellen, worden eventuele verdere discussies daarover voorkomen.

Ten aanzien van het geld uit de portemonnee van [naam dochter]

4.18.

[eiseres] heeft tot slot nog gevorderd dat [gedaagde] wordt veroordeeld tot afgifte van het weggenomen (zak)geld uit de portemonnee van [naam dochter] . [gedaagde] heeft betwist dat zij geld heeft meegenomen uit de portemonnee van [naam dochter] en [eiseres] heeft haar stellingen op dit punt niet van enige nadere onderbouwing voorzien. De voorzieningenrechter concludeert dat niet voldoende aannemelijk is geworden dat [gedaagde] geld uit de portemonnee van [naam dochter] heeft weggenomen. Ook heeft [eiseres] onvoldoende toegelicht wat haar spoedeisend belang is bij afgifte van dit – niet nader gespecificeerde – bedrag. De vordering tot afgifte van dit geld zal daarom worden afgewezen.

Proceskosten

4.19.

[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:

- dagvaarding (verschotten) € 0,75

- griffierecht € 87,--

- salaris advocaat € 1.107,--

- nakosten € 178,00 (plus de verhoging zoals vermeld in de

beslissing)

Totaal € 1.372,75

4.20.

Ter nadere toelichting op voormelde begroting wordt overwogen dat [eiseres] heeft geprocedeerd op basis van een toevoeging. Eisers met een toevoeging betalen een lager griffierecht. Verder worden in dat geval de kosten van de deurwaarder voor het uitbrengen van het exploot en/of advertentiekosten van rijkswege vergoed. Die kosten zijn dus niet voor rekening van de eisende partij. Deze partij heeft aan de deurwaarder slechts de in het exploot opgenomen kosten voor verschotten hoeven voldoen (artikel 40 lid 1 van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000). Gelet op het voorgaande wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het lagere griffierecht, de verschotten en vergoeding van het salaris van de advocaat. Deze vergoeding voor het salaris moet door de advocaat worden verrekend met de op grond van de Wet op de rechtsbijstand aan de advocaat toegekende vergoeding. Ten slotte vallen onder de proceskosten ook de nakosten. De nakosten worden begroot op het bedrag genoemd in het liquidatietarief civiel. In geval van betekening van het vonnis wordt een extra bedrag aan salaris toegekend. De explootkosten van de betekening van het vonnis komen in dit geval niet voor vergoeding in aanmerking.

5 De beslissing

De voorzieningenrechter:

5.1.

veroordeelt [gedaagde] om binnen drie dagen na betekening van het vonnis, de twee kistjes met inhoud zoals zij die aantrof op 23 augustus 2024 aan [eiseres] af te geven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,-- voor iedere dag dat [gedaagde] zulks nalaat, een dagdeel daaronder begrepen, met een maximum van € 30.000,--;

5.2.

veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.372,75, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [gedaagde] € 92,-- extra betalen;

5.3.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.4.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. R.C. Hartendorp en in het openbaar uitgesproken op

18 november 2024.

fjs


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature