Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.29804
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussende minister van Asiel en Migratie, verweerder,
(gemachtigde: mr. H.J. Metselaar).
Inleiding
Met het besluit van 23 juli 2024 (hierna: bestreden besluit) heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Tegen eiser zijn ook een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 oktober 2024 op zitting behandeld in Breda. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. R.E.J.M. van den Toorn, kantoorgenoot van de gemachtigde van eiser, en de gemachtigde van verweerder.
Beoordeling door de rechtbank
1. De rechtbank beoordeelt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit. Dit doet zij aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank oordeelt dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
3. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1992 en de Guinese nationaliteit te hebben. Op 7 april 2022 heeft eiser een asielaanvraag ingediend. Als redenen voor zijn asielaanvraag heeft eiser opgegeven dat hij werkzaam was bij het ministerie van Milieu onder begeleiding van [naam] (hierna: [naam]). Nadat hij samen met [naam] is aangehouden en opgepakt, heeft hij zes maanden in de [gevangenis] vastgezeten tot hij in februari 2022 is ontsnapt. Vervolgens heeft hij een week in de haven verbleven, waarna een kapitein hem heeft geholpen met het verlaten van Guinee.
Het bestreden besluit
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond. Daarbij heeft verweerder overwogen dat de inhoud van het voornemen deel uit maakt van het bestreden besluit. Anders dan in het voornemen, is de geloofwaardigheid van eisers asielmotieven in het bestreden besluit beoordeeld op basis van de Werkinstructie 2024/6 Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel). De Werkinstructie 2014/10 is namelijk komen te vervallen.
5. Verweerder acht eisers nationaliteit en herkomst geloofwaardig, maar eisers identiteit ongeloofwaardig. Eiser heeft geen originele officiële documenten overgelegd om zijn identiteit aan te tonen en hij heeft ongeloofwaardige verklaringen afgelegd over zijn identiteit. Uit het visuminformatiesysteem is namelijk gebleken dat een visum is aangevraagd met eisers vingerafdrukken op basis van een paspoort met andere persoonsgegevens dan de persoonsgegevens die eiser stelt te hebben. Verweerder overweegt verder dat eiser zijn gestelde asielmotief niet met documenten heeft onderbouwd en vage, summiere en oppervlakkige verklaringen heeft afgelegd over zijn gestelde werkzaamheden. Ook heeft eiser onvoldoende verklaard over zijn detentie en heeft hij tegenstrijdig verklaard over de gestelde ontsnapping. Eisers verklaringen zijn niet samenhangend en aannemelijk en in strijd met beschikbare algemene en specifieke informatie die relevant is voor eisers asielaanvraag (voorwaarde c). Eiser heeft ook niet alle relevante elementen waarover hij beschikt overgelegd en hij heeft geen bevredigende verklaring gegeven voor het ontbreken van deze relevante elementen (voorwaarde b).
Standpunt eiser
6. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Eiser verzoekt de inhoud van de eerder gewisselde stukken als herhaald en ingelast te beschouwen. Verweerder heeft ten onrechte eisers werkzaamheden niet geloofwaardig geacht. Eiser is wel degelijk duidelijk over het werk dat hij deed. Hij is duidelijk over zijn salaris en hoe hij op zijn werk kwam. Vanuit het basisministerie ging hij met [naam] naar andere ministeries om te werken en tijdens zijn werk kwam hij in aanraking met gevoelige informatie over de Guinese overheid. Eiser is verder duidelijk over het werk dat hij deed. Dat eiser een dag na de staatsgreep is gearresteerd, is niet verwonderlijk nu [naam] contacten had met de president en hij en eiser door hun werkzaamheden goed ingevoerd waren in de activiteiten van de overheid. Bij het aanvullende beroepschrift van 5 oktober 2024 heeft eiser daarnaast aangevoerd dat het in strijd is met de goede procesorde en juridisch niet toelaatbaar is dat in één en dezelfde procedure wisselende toetsingscriteria worden toegepast. Verweerder had het eerdere voornemen in dienen te trekken en alsnog een nieuw voornemen uit moeten brengen met toepassing van de criteria zoals voorzien in de nieuwe Werkinstructie 2024/6.
Verweerschrift
7. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat hij de voorwaarde in artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw niet meer tegenwerpt. Verder handhaaft verweerder zijn standpunt zoals dat is verwoord in het bestreden besluit.
Beoordeling van de beroepsgronden
8. Voor zover eiser in algemene zin heeft verwezen naar zijn zienswijze, stelt de rechtbank vast dat verweerder daarop gemotiveerd heeft gereageerd in het bestreden besluit. Eiser heeft niet toegelicht waarom deze motivering niet zou volstaan. De stelling in beroep dat eiser wel duidelijk heeft verklaard over zijn werk houdt geen gemotiveerde betwisting van het bestreden besluit in. Verweerder heeft zijn conclusie dat eiser vaag, summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn werk voldoende gemotiveerd. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat van iemand die stelt jarenlang ergens te hebben gewerkt mag worden verwacht dat hij meer kan verklaren dan eiser heeft gedaan. Dit heeft eiser in beroep niet weten te weerleggen.
9. De rechtbank volgt verder niet eisers standpunt dat verweerder gehouden was een nieuw voornemen uit te brengen vanwege de toepassing van de WI 2024/6 vanaf 1 juli 2024. Deze werkinstructie gaat namelijk net als de eerdere WI 2014/10 uit van hetzelfde wettelijke kader: artikel 4 van de Kwalificatierichtlijn en artikel 31 van de Vw . In dit geval is de conclusie dat de verklaringen van eiser ongeloofwaardig zijn volledig gebaseerd op de tegenwerping van voorwaarde c, namelijk dat eisers verklaringen geen samenhangend aannemelijk geheel vormen. De argumenten van verweerder voor deze conclusie zijn ook in het voornemen opgenomen. Verweerders beoordeling in het bestreden besluit is dan ook niet gewijzigd ten opzichte van die in het voornemen.
Conclusie en gevolgen
10. Verweerder heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Het bestreden besluit blijft in stand. Verweerder hoeft daarom aan eiser geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 november 2024 door mr. J.F.I. Sinack, voorzitter, en mr. B.F.Th. de Roos en mr. S.E. van de Merbel, leden, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c en d, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ).
Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder c, van de Vw .
Artikel 31, zesde lid, aanhef en onder b, van de Vw .
Eiser verwijst in dit verband naar pagina 10 van het rapport van nader gehoor.
Eiser verwijst in dit verband naar pagina 16 van het rapport van nader gehoor.
Zie specifiek pagina’s 4 en 5 van het voornemen en 6 van het bestreden besluit.
Richtlijn 2011/95/EU.