Uitspraak
Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.14427 en NL24.14651
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
[eiser] en [eiseres] , eisersV-nummers: [V-nummer 1] en [V-nummer 2]
(gemachtigde: mr. E. Stap),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. J. Kaikai).
Procesverloop
Bij besluiten van 3 april 2024 is aan ieder van eisers met toepassing van artikel 6, derde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) een vrijheidsontnemende maatregel opgelegd.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld. De beroepen moet ook worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 april 2024 op zitting behandeld. Eisers hebben zich laten vertegenwoordigen door mr. J.W.F. Menick, als waarnemer voor hun gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaken ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.
Beslissing
De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond;
- beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregelen met ingang van vandaag;
- wijst de verzoeken om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 1.750,00.
Overwegingen
Eisers hebben de Turkse nationaliteit. Zij zijn geboren op [geboortedatum 1] 1997 ( [eiser] ) en op [geboortedatum 2] 1997 ( [eiseres] ).
De rechtbank constateert dat de tolkendienst (AVB Vertalingen) op 16 april 2024 om 09:54 uur, dus een aantal minuten voor aanvang van de zitting, per e-mail te kennen heeft gegeven geen tolk in de Turkse taal te kunnen leveren ten behoeve van de behandeling van de beroepen op 16 april 2024.
3. Eisers hebben op 3 april 2024 beroep ingesteld tegen de bestreden maatregelen. Ingevolge artikel 94, vierde lid, van de Vw , vindt de zitting uiterlijk op de veertiende dag na ontvangst van de beroepschriften plaats, in dit geval dus uiterlijk op 17 april 2024. De rechtbank heeft eisers opgeroepen om te worden gehoord en heeft geen signalen ontvangen dat eisers afzien van hun recht om te worden gehoord. De rechtbank moet constateren dat het horen van eisers met inachtneming van de wettelijke termijn organisatorisch niet langer haalbaar is. In de onderhavige zaken staat daarmee vast dat eisers niet binnen veertien dagen zullen worden gehoord, om redenen die niet in hun risicosfeer liggen. De rechtbank maakt daaruit de gevolgtrekking die haar geraden voorkomt en is van oordeel dat het voortduren van de bestreden maatregelen, bij afweging van alle belangen, niet langer gerechtvaardigd is.
4. De beroepen zijn gegrond en de aan eisers opgelegde vrijheidsontnemende maatregelen zijn vanaf 16 april 2024 onrechtmatig. De rechtbank beveelt de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregelen met ingang van 16 april 2024.
5. Omdat de vrijheidsontneming onrechtmatig is geworden op de dag dat ook de opheffing van de maatregelen wordt bevolen, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan eisers schadevergoeding toe te kennen. Het verzoek op dat punt wordt afgewezen.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Daarbij overweegt de rechtbank dat de beroepen van eiseres zijn behandeld als samenhangende zaken in de zin van artikel 3, tweede lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bbp). Dit heeft tot gevolg dat deze zaken ten aanzien van de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand moeten worden beschouwd als één zaak. De rechtbank verwijst naar het bepaalde in de artikel 3, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van het Bbp . Gelet op bijlage C2 bij het Bbp is de wegingsfactor 1. Deze kosten stelt de rechtbank dan ook vast op € 1.750,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschriften en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2024 door mr. A.K. Glerum, rechter, in aanwezigheid van D.P. van Middelkoop, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.