Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Jeugdstrafrecht. Veroordeling voor poging tot doodslag en openlijke geweldpleging. Vier dagen jeugddetentie, met aftrek, en 130 uur werkstraf. Vordering BP deels toegewezen, inkomensschade niet-ontvankelijk, en voor het overige afgewezen

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken

Parketnummer: 09/000559-22

Datum uitspraak: 30 maart 2023

Tegenspraak

Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte] ,

geboren op [geboortedag] 2004 te [geboorteplaats] ,

[adres] .

1 Het onderzoek ter zitting

De strafzaak tegen de verdachte is inhoudelijk behandeld op de besloten zitting van 16 maart 2023.

De officier van justitie in deze zaak is mr. N. Bakker en de advocaat van de verdachte is mr. R.S.J. Hoogstraaten te Naaldwijk. De verdachte is op de zitting verschenen.

2 De tenlastelegging

De verdachte wordt er van beschuldigd dat

1

hij, op of omstreeks 1 januari 2022 te 's-Gravenzande, gemeente Westland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, rennend een aanloop heeft genomen, (vervolgens) in de lucht is gesprongen en/of (vervolgens) met geschoeide voet met kracht een trap en/of schop in het gezicht, althans tegen het lichaam, van [slachtoffer] heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij, op of omstreeks 1 januari 2022 te 's-Gravenzande, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten meerdere gebroken tanden, heeft toegebracht door rennend een aanloop te nemen, (vervolgens) in de lucht te springen en/of (vervolgens) met geschoeide voet met kracht een trap en/of schop in het gezicht, althans tegen het lichaam, van [slachtoffer] te geven;

meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:

hij, op of omstreeks 1 januari 2022 te 's-Gravenzande, gemeente Westland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen rennend een aanloop heeft genomen, (vervolgens) in de lucht is gesprongen en/of (vervolgens) met geschoeide voet met kracht een trap en/of schop in het gezicht, althans tegen het lichaam, van [slachtoffer] heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2

hij, op of omstreeks 1 januari 2022 te 's-Gravenzande, gemeente Westland openlijk, te weten, de Boerenlaan, in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door [slachtoffer] over de grond te slepen en/of meermalen in het gezicht, althans tegen het lichaam, te slaan en/of te schoppen.

3 Waardering van het bewijs

3.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag. Door aan te komen rennen en vervolgens een stamp op het hoofd te geven, terwijl het slachtoffer in een kwetsbare positie op de grond lag, heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden. Ook de onder feit 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging kan wettig en overtuigend worden bewezen, met uitzondering van het meesleuren van het slachtoffer. De verdachte heeft samen met de medeverdachte de confrontatie gezocht met het slachtoffer. Hij was erbij toen de medeverdachte het slachtoffer tegen de grond sloeg, en heeft daarna besloten het slachtoffer nog een trap te geven. Vervolgens zijn zij samen weggegaan.

3.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de poging tot doodslag en heeft daartoe het volgende aangedragen. Weliswaar is voldaan is aan de vereisten voor wettig bewijs dat de verdachte het slachtoffer met zijn trap het gezicht heeft geraakt, maar er ligt onvoldoende om daaraan ook de vereiste overtuiging te ontlenen. De getuigen hebben verschillend verklaard en hebben het bovendien over een trap tegen het hoofd, niet tegen het gezicht. Ook is op het filmpje te zien dat de verdachte, terwijl hij ter hoogte van de heup van het slachtoffer staat, zijn been in een hoek van negentig graden houdt, waardoor hij onmogelijk het gezicht van het slachtoffer heeft kunnen raken. Dat de verdachte een sprong maakte, verandert dat niet. Daarnaast kan het opgelopen letsel niet uitsluitend veroorzaakt zijn door een trap tegen het hoofd en is het onwaarschijnlijk dat door een dergelijke trap drie tanden zijn afgebroken. Bovendien is het slachtoffer diezelfde avond bij meerdere vechtpartijen betrokken geweest. Indien de rechtbank wel de overtuiging heeft dat de verdachte het slachtoffer in het gezicht geraakt heeft, wordt bepleit dat door deze trap niet de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel is ontstaan. Immers gaat het om één trap, en niet om voetbalschop maar om een stampende beweging, droeg de verdachte sportschoenen, is het niet duidelijk waar de voet terecht is gekomen en of de voet het hoofd van het slachtoffer vol heeft geraakt of slechts heeft geschampt. Evenmin is op de beelden te zien dat het hoofd van het slachtoffer door deze trap beweegt.

De verdediging heeft ook vrijspraak bepleit van het medeplegen van poging tot zware mishandeling. Van medeplegen is geen sprake, nu er geen gezamenlijke uitvoering was, maar twee losse situaties waarin de verdachte en de medeverdachte aparte geweldshandelingen hebben uitgevoerd. Daarnaast kan niet worden vastgesteld dat de afgebroken tanden een gevolg zijn van de trap en zijn afgebroken tanden bovendien geen zwaar lichamelijk letsel.

De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de onder feit 1 meer subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling en de onder feit 2 ten laste gelegde openlijke geweldpleging.

3.3

De beoordeling

Feit 1 – poging tot doodslag

De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast. Toen de verdachte en de medeverdachte ter plaatse kwamen, heeft het slachtoffer een klap tegen het achterhoofd gekregen van de medeverdachte. Hierna is het slachtoffer op de grond gevallen, waar hij op zijn buik is blijven liggen met zijn hoofd naar rechts gedraaid en dus met de linkerkant van zijn gezicht op straat. Vervolgens is de verdachte aan komen rennen, in de lucht gesprongen en heeft hij, terwijl hij landde, het slachtoffer tegen het hoofd getrapt.

Het slachtoffer heeft als gevolg van het op hem toegepaste geweld een hersenschudding, een gekneusde schouder en gebroken tanden opgelopen. De rechtbank kan niet vaststellen aan welke geweldshandeling welk letsel verbonden kan worden.

De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd moet worden.

Voor een bewezenverklaring van de als feit 1 primair ten laste gelegde poging tot doodslag is vereist dat het opzet van de verdachte, al dan niet in voorwaardelijke vorm, gericht was op de dood van het slachtoffer. Voorwaardelijke opzet op een bepaald gevolg, zoals hier op dodelijk letsel, is aanwezig indien de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit gevolg zal intreden.

De beantwoording van de vraag of het handelen van de verdachte de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij gekeken moet worden naar de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht. Daarbij zal het moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aannemelijk is te achten. Onder de naar ervaringsregels aanmerkelijke kans dient te worden verstaan de in de gegeven omstandigheden reële, niet onwaarschijnlijke mogelijkheid.

De handelingen van de verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm bezien, kunnen niet anders worden uitgelegd dan als te zijn gericht op het toebrengen van dodelijk letsel. Immers, de verdachte heeft eerst een aanloop genomen en een sprong gemaakt, om vervolgens met geschoeide voet op het hoofd van het slachtoffer te landen. Door deze aanloop en de vliegende beweging heeft de verdachte het slachtoffer met nog meer kracht op het hoofd geraakt dan wanneer hij een ‘gewone’ trap zou hebben gegeven. Het hoofd is een bijzonder kwetsbaar gedeelte van het lichaam. Bovendien lag het slachtoffer op dat moment in een weerloze houding op de straatstenen met het hoofd naar rechts gedraaid, zodat de stampende beweging gemakkelijk op de slaap van het slachtoffer had kunnen landen. Door deze houding werd ook het risico op een nekbreuk door de trap aanzienlijk vergroot. Gelet op de aard van deze gedragingen en de omstandigheden waaronder de gedraging is begaan was de kans op het intreden van de dood aanmerkelijk. Het kan onder deze omstandigheden niet anders dan dat de verdachte de kans op het raken van het hoofd en daarmee op dodelijk letsel bewust heeft aanvaard.

De rechtbank concludeert op grond van het voorgaande dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op de dood van het slachtoffer en komt tot het oordeel dat de verdachte schuldig is aan poging tot doodslag.

Feit 2 – openlijk geweld

Het onder feit 2 ten laste gelegde kan zonder nadere motivering wettig en overtuigend worden bewezen, nu de verdachte dit feit heeft bekend en door de verdediging geen vrijspraak is bepleit.

In bijlage II heeft de rechtbank de bewijsmiddelen opgenomen.

4 De bewezenverklaring

Op grond van de bewijsmiddelen en op grond van de conclusies hierboven, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan.

Bewezenverklaard wordt dat:

1

hij, op 1 januari 2022 te ‘s-Gravenzande, gemeente Westland ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, rennend een aanloop heeft genomen, vervolgens in de lucht is gesprongen en vervolgens met geschoeide voet met kracht een trap in het gezicht van [slachtoffer] heeft gegeven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

2

hij, op 1 januari 2022 te ‘s-Gravenzande, gemeente Westland openlijk, te weten op de Boerenlaan, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door [slachtoffer] tegen het lichaam te slaan en te schoppen.

Het meer of anders tenlastegelegde is niet bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

De rechtbank heeft taal- en/of schrijffouten in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet benadeeld.

5 De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte

De feiten en de verdachte zijn strafbaar.

6 De straf en/of maatregel

6.1

Standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft geëist een straf op te leggen in de vorm van jeugddetentie voor de duur van 30 dagen, waarvan 26 dagen voorwaardelijk, met aftrek van het voorarrest en een proeftijd van één jaar, en een werkstraf voor de duur van 150 uur.

6.2

Standpunt van de verdediging

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat een onvoorwaardelijke werkstraf opgelegd zal moeten worden.

6.3

Het oordeel van de rechtbank

Ernst van het feit

De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag en aan openlijke geweldpleging. De verdachte is met zijn medeverdachte doelgericht naar de plaats van het geweld gegaan, in de wetenschap dat daar al gevochten werd en naar zijn zeggen om de broer van de medeverdachte te beschermen. Ter plaatse aangekomen heeft hij het slachtoffer, nadat deze als gevolg van de klap van de medeverdachte op de grond was gevallen, met een sprong een trap op het hoofd gegeven. De verdachte heeft daarmee buitensporig agressief gehandeld, jegens een slachtoffer dat op het moment van die trap weerloos op de grond lag. Het slachtoffer heeft onder andere kneuzingen, blauwe plekken en schaafwonden op het hoofd en in het gezicht opgelopen, een hersenschudding, meerdere gebroken tanden en een gekneusde schouder. Naast de fysieke gevolgen voor het slachtoffer, heeft het handelen van de verdachte ook een mentale impact op hem gehad.

Het voorgaande rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan. Daarnaast vindt de rechtbank het zorgelijk dat de verdachte ogenschijnlijk uit het niets in staat is tot zulk explosief geweld. Het geweld heeft nota bene plaatsgevonden op een feestje in de nieuwjaarsnacht. Bovendien had verdachte die avond flink gedronken.

Samenloop

De rechtbank merkt de feiten 1 primair en 2 aan als gepleegd in een eendaadse samenloop, nu de gedragingen een samenhangend feitencomplex opleveren dat zich in dezelfde tijdsperiode en op dezelfde plaats heeft afgespeeld, zodat de verdachte daarvan in wezen één verwijt kan worden gemaakt.

Strafblad

De rechtbank stelt aan de hand van het strafblad vast dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Nu een blanco strafblad de norm is, weegt dit niet zwaar mee in de strafoplegging.

Persoon van de verdachte

De rechtbank heeft kennis genomen van de rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) van 5 september 2022 en het plan van aanpak van de jeugdreclassering van 3 februari 2023.

Mevrouw [naam 1] heeft namens de Raad als deskundige ter zitting, onder verwijzing naar het rapport, het volgende toegelicht. Het is een goed teken dat er geen nieuwe zaken met betrekking tot de verdachte zijn binnengekomen bij de Raad. Daardoor is er geen aanleiding geweest om opnieuw te informeren hoe het met de verdachte gaat. Hierdoor is de informatie uit het rapport verouderd. Het is wel belangrijk dat de verdachte beseft dat alcohol een ontremmende werking heeft, waardoor dit soort situaties sneller ontstaan en oude trauma’s getriggerd kunnen worden. Het is goed dat de verdachte zich daar nu meer bewust van is en dat hij daar goed mee bezig is. Dat maakt de kans op herhaling klein.

Mevrouw [naam 2] heeft namens de jeugdreclassering als deskundige ter zitting het volgende verklaard. De verdachte heeft zich goed gehouden aan het alcoholverbod, hoewel hij daar soms wel gefrustreerd over was. Wat zich in die nieuwjaarsnacht heeft afgespeeld, heeft mogelijk te maken met een ernstig incident dat de verdachte eerder met een vriend van hem heeft meegemaakt en dat wellicht een trigger is geweest. Het is te hopen dat hij dergelijke situaties niet nogmaals meemaakt. Er is geen meerwaarde in verdere begeleiding door de jeugdreclassering. De verdachte heeft een goed steunend netwerk van ouders en vrienden. Bovendien hebben zich inmiddels situaties voorgedaan waarin de verdachte opnieuw getriggerd zou kunnen worden en waarin hij heeft laten zien dat hij zich daar dan juist aan onttrekt.

Op te leggen straf of maatregel

De rechtbank heeft gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.

Gelet op de ernst van de feiten en het aandeel van de verdachte hierin, zoals hierboven besproken, is de rechtbank van oordeel dat in beginsel geen andere straf dan een jeugddetentie en een werkstraf van zeer substantiële duur op hun plaats zouden zijn. Daartegenover staat het tijdsverloop. In de periode tussen het gebeurde en de terechtzitting heeft de verdachte een traject doorlopen bij een psychotherapeut en ook EMDR-therapie gevolgd. Daarnaast heeft de verdachte ter terechtzitting berouw getoond en heeft hij zijn verantwoordelijkheid genomen voor wat hij heeft gedaan. Daar komt bij dat de verdachte werk heeft en een stabiele thuissituatie. Al deze omstandigheden hebben een matigende werking op de duur van de op te leggen straf.

Verder houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte een first offender is en dat uit de rapportages blijkt dat het recidiverisico nihil is. Ook heeft de verdachte een jaar en drie maanden in een schorsing van zijn voorarrest gelopen, waarbij hij zich goed heeft gehouden aan de voorwaarden. De rechtbank ziet in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen grond om een voorwaardelijke straf, ook niet met een relatief korte proeftijd, op te leggen. Dit leidt er toe dat de rechtbank, anders dan door de officier van justitie geëist, aanleiding ziet om een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen naast een werkstraf voor de duur van 130 uur. Op deze manier wordt enerzijds recht gedaan aan de ernst van het gepleegde feit en wordt anderzijds rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

7 De vordering van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

[slachtoffer] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. L.A.M.G. Wellen, heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en heeft een schadevergoeding van € 3.669,59, te vermeerderen met de wettelijke rente, gevorderd. Dit bedrag bestaat uit € 1.1.69,59 aan materiële schade en € 2.500,00 aan immateriële schade en dient hoofdelijk opgelegd te worden. Ter terechtzitting heeft mr. Wellen meegedeeld dat het eigen risico voor de ziektekostenverzekering ten onrechte als schadepost is opgenomen, omdat het slachtoffer ten tijde van het feit nog minderjarig was en daarom geen eigen risico hoefde te betalen. Op de vordering moet daarom € 385,00 in mindering worden gebracht.

7.1

Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, voor zover deze ziet op het materiële deel, geheel kan worden toegewezen. Voor zover de vordering ziet op de immateriële schade, kan deze worden toegewezen voor een bedrag van €1.000,00. De vordering dient voor het overige niet-ontvankelijk verklaard te worden. Daarnaast wordt verzocht om de verdachte niet hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de vordering.

7.2

Het standpunt van de verdediging

De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet is aangetoond dat het overhemd van het slachtoffer € 75,00 heeft gekost en wanneer het is aangeschaft. Daarom zal het daartoe gevorderde bedrag gematigd tot een bedrag tussen de € 20,00 en € 30,00. De kosten voor de taxi van het ziekenhuis zijn onvoldoende onderbouwd, waardoor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Daarnaast zal het verlies van het verdienvermogen moeten worden berekend aan de hand van het gemiddeld aantal uren dat het slachtoffer in het voorgaande jaar per maand heeft verdiend; dit bedrag moet daarom worden gematigd tot een bedrag van € 338,39. De vordering, voor zover deze ziet op de immateriële schade, wordt redelijk en passend bevonden. Ten slotte wordt verzocht de verdachte hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de vordering.

7.3

Het oordeel van de rechtbank

Materiële schade

De vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘diclofenac, paracetamol etc.’ en de reiskosten van en naar het politiebureau en de advocaat, is namens de verdachte niet betwist en is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten.

De vordering is, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘taxi ziekenhuis’ ter zitting nader toegelicht en daarmee voldoende onderbouwd door de benadeelde partij. Daarnaast is uit het onderzoek ter terechtzitting vast komen te staan dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden als gevolg van de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde feiten.

Voor zover de vordering betrekking heeft op de post ‘overhemd’, vindt de rechtbank een bedrag van € 50,00 in redelijkheid toewijsbaar. Het overige deel zal worden afgewezen.

De rechtbank acht de vordering, voor zover deze betrekking heeft op de post ‘verlies verdienvermogen januari 2022’ toewijsbaar voor een bedrag van € 338,39. Onbetwist is gebleven dat de benadeelde partij sinds zijn indiensttreding gemiddeld 83,19 uur per maand heeft gewerkt. In januari 2022 heeft hij 38 uur gewerkt, hetgeen een verschil oplevert van 45,19 uur. Of de benadeelde partij in januari 2022 daadwerkelijk zoveel minder uren werk is misgelopen als is aangevoerd, is op grond van de aangedragen stukken niet vast te stellen terwijl nader onderzoek en bewijslevering daartoe een onevenredige belasting van het strafgeding betekent. Het vast te stellen verschil voor de maand januari, vermenigvuldigd met het uurloon, levert op een bedrag van € 338,39, en dit bedrag zal worden toegewezen. De benadeelde partij zal in het overige deel van deze vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.

Immateriële schade

Gelet op het door verdachte toegebrachte letsel bestaat er een grond voor immateriële schadevergoeding. Voor de bepaling van de hoogte hiervan heeft de rechtbank gekeken naar de ernst van het feit en de (medische) gevolgen hiervan voor de benadeelde partij. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de hoogte van het smartengeld dat in vergelijkbare zaken is vastgesteld. Aldus acht de rechtbank een vergoeding van € 1.000,00 billijk. Het overige deel van de vordering zal de rechtbank afwijzen.

Gelet op de hiervoor benoemde rol van de medeverdachte en het onder feit 2 bewezenverklaarde openlijk geweld, ziet de rechtbank aanleiding om de verdachte hoofdelijk te veroordelen tot betaling van de toegewezen vordering.

De rechtbank zal derhalve de vordering hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van € 1.484,86, bestaande uit € 1.000,00 aan immateriële schade en €484,86 aan materiële schade, inclusief de gevorderde wettelijke rente met ingang van 1 januari 2022.

Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.

Schadevergoedingsmaatregel

Nu verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.484,86, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] .

De rechtbank stelt vast dat gijzeling kan worden toegepast met een maximum van 0 dagen.

8 De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:

36f, 45, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 141, 287 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9 Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

10 De beslissing

De rechtbank:

bewezenverklaring

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 4 is omschreven en kwalificeert dit als de eendaadse samenloop van

poging tot doodslag;

en

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;

verklaart niet wettig en overtuigend bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;

straf

veroordeelt de verdachte tot

een jeugddetentie voor de duur van VIER (4) DAGEN;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;

een werkstraf voor de tijd van honderddertig (130) uur;

beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van vijfenzestig (65) dagen;

schadevergoeding

wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , toe en veroordeelt de verdachte hoofdelijk tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen een bedrag van € 1.484,86, bestaande uit € 1.000,00 aan immateriële schade en € 484,86 aan materiële schade, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, met hoofdelijke veroordeling van de verdachte in de kosten van de benadeelde partij gemaakt - tot op heden begroot op nihil - en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;

bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;

bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering tot vergoeding van inkomensschade niet ontvankelijk is in die vordering;

wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij voor het overige af;

legt aan de verdachte op de hoofdelijke verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.484,86, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2022 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] ;

bepaalt dat indien volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting – gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 0 dagen;

bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;

voorlopige hechtenis

heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.

Dit vonnis is gewezen door

mr. M.H. Rochat, kinderrechter, voorzitter,

mr. E.C.M. Bouman, kinderrechter,

en mr. M. Diepenhorst, kinderrechter,

in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier.

Het is uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank van 30 maart 2023.

Bijlage I

Bewijsmiddelen

Ten aanzien van de feiten 1 primair en 2

1.

Het proces-verbaal van politie [nummer 1] (pagina 139-142 van het dossier), inhoudende als verklaring van de verdachte:

V; wat zie je nog meer op het filmpje

A; ik zie iemand liggen en dat iemand een schop krijgt, of die schop raak is zie je

niet

V; herken jij jezelf op dat filmpje

A; ja

V; wie herken jij op dat filmpje

A; degene die een schoppende beweging maakt

V; dus jij bent degene die een schoppende beweging maakt

A; ja

2.

Het proces-verbaal van politie [nummer 2] (pagina 59-60 van het dossier), inhoudende als verklaring van [getuige 1] :

Ik was op 1 januari 2022 vanaf 1:00 uur op een feestje aan Boerenlaan in ‘s-Gravenzande. Ik zag dat er drie personen op de fiets aankwamen en afstapte. Ik zag dat zij richting [slachtoffer] liepen. Eén van die personen gaf [slachtoffer] een klap op zijn achterhoofd. [slachtoffer] viel voorover. Ik zag dat hij vervolgens op zijn hoofd werd getrapt. [slachtoffer] bleef stil op de grond liggen. Ik zag dat [naam 3] de persoon was die [slachtoffer] als eerste sloeg.

3.

Het proces-verbaal van politie [nummer 3] (pagina 123-125 van het dossier), inhoudende als verklaring van [gemeente] :

Ik zag dat [slachtoffer] een klap op zijn hoofd kreeg van achter. [slachtoffer] viel hierdoor op de grond. Hij lag hierbij op zijn buik met zijn hoofd opzij gedraaid. Ik zag toen een jongen hem een keiharde schop geven tegen zijn hoofd. Hij maakte zeg maar een sprongetje op zijn hoofd. De jongen met die muts deed dit. Ik heb gehoord dat hij [naam 4] heet.

4.

Het proces-verbaal van politie [nummer 4] (pagina 145-147 van het dossier), inhoudende als verklaring van [getuige 2] :

Ik zag dat [slachtoffer] een klap op zijn achterhoofd kreeg en naast mij neer viel. Ik zag dat [slachtoffer] nog een trap op zijn achterhoofd kreeg. Ik heb gezien dat de persoon in de zwarte jas met de capuchon of muts op hem een trap tegen zijn hoofd gaf. Hij kwam van achter aangerend en toen lande hij met zijn voet op zijn hoofd.

5.

Een geschrift, bevattende medische informatie betreffende [slachtoffer] van 1 januari 2023, opgemaakt door de arts [naam 5] (pagina 160-163 van het dossier), inhoudende:

Bovengenoemde patiënt werd opgenomen voor de neurologie op de kinderafdeling met een

licht traumatisch schedelhersenletsel bij een mishandeling. Tevens was sprake van een contusie van de rechterschouder. Het advies is om op korte termijn contact op te nemen met de spoedtandarts bij gebroken tanden.

Alle hierboven genoemde processen-verbaal zijn, voor zover niet anders vermeld, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en de voor het bewijs gebezigde inhoud daarvan is telkens zakelijk weergegeven.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature