Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de termijn om op de asielaanvraag van eiser te beslissen overschreden. WBV 2022/22, waarin de initiële beslistermijn van zes maanden met negen maanden is verlengd, is namelijk niet rechtsgeldig. De staatssecretaris heeft niet deugdelijk gemotiveerd dat sprake is van een situatie waarbij een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. De staatssecretaris moet binnen zestien weken alsnog een beslissing nemen op de asielaanvraag van eiser, op laste van een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 7.500,-.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

Zaaknummer: NL22.21969

V-nummer: [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Turkse nationaliteit, eiser

(gemachtigde: mr. M.F. Wijngaarden),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigden: mr. M.R. Botman en M.A.A. Traousis).

Procesverloop

Eiser heeft op 10 april 2022 een aanvraag ingediend voor de verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 28 van de Vw .

Bij brief van 13 oktober 2022 heeft eiser, in verband met het uitblijven van een beslissing op zijn asielaanvraag, verweerder in gebreke gesteld.

Op 28 oktober 2022 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op zijn aanvraag. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

De rechtbank heeft het beroep op 8 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigden. Ook was A. Elliyasa , tolk in de Turkse taal, op de zitting aanwezig. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Achtergrond

1. Eiser heeft op 10 april 2022 een asielaanvraag ingediend. Hij heeft verweerder op 13 oktober 2022 in gebreke gesteld omdat verweerder nog geen beslissing op deze aanvraag had genomen. Op 28 oktober 2022 heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag.

2. Tegen het niet tijdig beslissen op een asielaanvraag kan beroep bij de rechtbank worden ingesteld. Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk in gebreke heeft gesteld.

3. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat de initiële beslistermijn van zes maanden in deze zaak verstreek op 10 oktober 2022. Ook is niet in geschil dat verweerder geen beslissing op de aanvraag heeft genomen.

4. Op 27 september 2022 is WBV 2022/22 in werking getreden. Met WBV 2022/22 beoogt verweerder de beslistermijn van alle asielaanvragen met negen maanden te verlengen als de beslistermijn van een aanvraag niet is verstreken op de datum van inwerkingtreding van WBV 2022/22 en voor aanvragen die worden ingediend tot 1 januari 2023. Hieronder valt ook de aanvraag van eiser.

5. Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of de initiële beslistermijn van zes maanden op grond van WBV 2022/22 op rechtsgeldige wijze is verlengd, zodat de beslistermijn van de asielaanvraag van eiser pas op 10 juli 2023 verstrijkt. Als sprake is van een rechtsgeldige verlenging van de beslistermijn, dan is het beroep niet-ontvankelijk omdat het is ingediend voor het verstrijken van de beslistermijn.

Standpunt verweerder

6. Verweerder betoogt dat sprake is van een rechtsgeldige verlenging van de beslistermijn. Verweerder heeft deze verlenging gebaseerd op artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw . Op grond van deze bepaling kan verweerder de beslistermijn in asielzaken met ten hoogste negen maanden verlengen als een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Deze bepaling is een letterlijke implementatie van artikel 31, derde lid, derde zin en onder b, van de Procedurerichtlijn.

7. Verweerder heeft in WBV 2022/22 en in de kamerbrief van 26 augustus 2022 toegelicht dat zich momenteel een situatie als bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw voordoet. Verweerder kampt met achterstanden bij de behandeling van eerste asielaanvragen waardoor op een belangrijk deel van deze aanvragen buiten de beslistermijn van zes maanden wordt beslist. Daar komt bij dat vanaf de tweede helft van 2021 sprake is een onverwachte hoge(re) instroom van asielaanvragen dan was geraamd en waar verweerder op was ingesteld. Dit is mede het gevolg van de komst van vreemdelingen uit Oekraïne en Afghanistan, maar er was ook sprake van een relatief grote stijging van het aantal asielaanvragen van andere nationaliteiten. Daarnaast kon tijdens de coronacrisis een groot aantal Dublinclaimanten niet worden overgedragen, zodat zij moesten worden opgenomen in de nationale asielprocedure.

Beoordeling rechtbank

Heeft verweerder de beslistermijn met WBV 2022/22 rechtsgeldig verlengd?

8. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan verweerder de beslistermijn in asielzaken met ten hoogste negen maanden verlengen wanneer een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de asielprocedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. Verweerder wordt niet gevolgd in zijn standpunt dat hij op grond van deze bepaling de beslistermijn ook kan verlengen als sprake is van een meer graduele verhoging van het aantal asielaanvragen die ertoe leiden dat niet langer binnen zes maanden kan worden beslist. Uit de bewoordingen van deze bepaling volgt namelijk dat er voor de verlenging van de beslistermijn sprake moet zijn van een dusdanige stijging van het aantal tegelijk gedane asielaanvragen dat verweerder niet langer in staat is om binnen de beslistermijn op deze asielaanvragen te beslissen. Dit betekent dat sprake moet zijn van een piek in het aantal tegelijk ingediende asielaanvragen waardoor de besliscapaciteit van verweerder niet langer toereikend is om zorgvuldig op de ingediende aanvragen te kunnen beslissen. Een dergelijke situatie doet zich niet voor wanneer sprake is van een meer graduele verhoging van het aantal asielaanvragen. In dat geval bestaat immers de mogelijkheid om de besliscapaciteit in de tussentijd te verhogen om zorg te dragen dat tijdig en zorgvuldig op asielaanvragen kan worden beslist. De Procedurerichtlijn biedt naar het oordeel van de rechtbank geen ruimte om de beslistermijn met negen maanden te verlengen vanwege een stijging van het aantal asielaanvragen wanneer verweerder voldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om de besliscapaciteit te verhogen. De rechtbank overweegt dat deze uitleg ook aansluit bij het doel van de Procedurerichtlijn dat zo spoedig mogelijk , maar wel op zorgvuldige wijze op verzoeken om internationale bescherming moet worden beslist.

9. De rechtbank is van oordeel dat er, mede gelet op het in de bijlage genoemde cijfermateriaal, weliswaar sprake is van een stijging van het aantal asielaanvragen vanaf de tweede helft van 2021, maar dat geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw . De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.

9.1.

Verweerder heeft in de eerste plaats het standpunt ingenomen dat sprake is van een onverwacht hoge instroom van het aantal vreemdelingen uit Oekraïne. De rechtbank is echter van oordeel dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd dat dit impact heeft gehad op zijn besliscapaciteit. Eiser stelt in dit kader terecht dat de meeste vreemdelingen uit Oekraïne binnen de reikwijdte van de Richtlijn tijdelijke bescherming vallen en op grond daarvan al bescherming in Nederland genieten. Daar komt bij dat voor vreemdelingen uit Oekraïne die desalniettemin een asielaanvraag hebben ingediend op dit moment een besluit- en vertrekmoratorium geldt, waardoor verweerder voorlopig niet op deze asielaanvragen hoeft te beslissen. Dat verweerder in de toekomst alsnog op deze asielaanvragen zal moeten beslissen, kan geen basis vormen om de beslistermijn nu al te verlengen.

9.2.

Verweerder heeft zich verder op het standpunt gesteld dat hoewel de behandeling van asielaanvragen van vreemdelingen uit Oekraïne als gevolg van het besluit- en vertrekmoratorium is opgeschort, de komst van deze vreemdelingen wel degelijk effect heeft gehad op zijn besliscapaciteit. Zo moeten de aanvragen worden geregistreerd, moet een ‘openbare orde-toets’ worden uitgevoerd, hebben een aantal vreemdelingen zich toch bij het aanmeldcentrum in Ter Apel gemeld en moest een proces worden ingericht om verblijfsstickers of andersoortige documenten aan vreemdelingen uit Oekraïne af te geven. Eiser heeft daartegen ingebracht dat de medewerkers van verweerder die op asielaanvragen beslissen niet zijn betrokken bij de komst van deze vreemdelingen. De beslismedewerkers zijn namelijk niet de medewerkers van verweerder die zich bezighouden met bijvoorbeeld de afgifte van verblijfsstickers aan vreemdelingen uit Oekraïne. Verweerder heeft dit onvoldoende weersproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder niet heeft onderbouwd dat hierbij wel degelijk capaciteit van beslismedewerkers wordt ingenomen en zij daardoor niet op asielaanvragen kunnen beslissen.

9.3.

Volgens verweerder is er daarnaast ook sprake van een sterke stijging van het aantal Afghaanse asielzoekers. Verweerder heeft naar het oordeel van de rechtbank ook voor deze groep asielzoekers onvoldoende onderbouwd dat deze een significant gedeelte van zijn besliscapaciteit inneemt. In de eerste plaats is het de rechtbank niet duidelijk waar het in het aanvullende verweerschrift genoemde aantal asielprocedures van Afghaanse evacués (ongeveer 4.400) tot 10 oktober 2022 op is gebaseerd. In de door eiser aangehaalde kamerbrief van 6 december 2022 staat namelijk dat er van 26 augustus 2021 tot 17 oktober 2022 in totaal 2.551 Afghaanse evacués naar Nederland zijn overgebracht. Daarnaast stelt eiser terecht dat Afghaanse evacués een versnelde asielprocedure doorlopen. Hierbij is sprake van slechts één relatief kort gehoor en worden bovendien vaak familieleden gelijktijdig gehoord. Deze asielaanvragen nemen daardoor beduidend minder besliscapaciteit in beslag dan andere asielaanvragen. Dat betekent dat ongeveer 10% van de aanvragen tot en met augustus 2022 in de praktijk minder vragen van de besliscapaciteit van verweerder dan de cijfers doen vermoeden.

9.4.

Daarnaast heeft verweerder in de toelichting van WBV 2022/22 opgenomen dat hij genoodzaakt was om veel asielaanvragen van Dublinclaimanten inhoudelijk in behandeling te nemen. Vanwege de coronamaatregelen kon verweerder deze vreemdelingen niet voor het verstrijken van de overdrachtstermijn overdragen aan andere lidstaten. Dit heeft tot een extra belasting van de besliscapaciteit geleid. Eiser voert echter terecht aan dat om dezelfde reden andere lidstaten niet in staat zijn geweest Dublinclaimanten aan Nederland over te dragen. Verweerder heeft niet met cijfers of anderszins onderbouwd dat sprake is van een aanzienlijk groter aantal Dublinclaimanten wiens asielaanvraag noodgedwongen door Nederland in behandeling is genomen, vergeleken met het aantal Dublinclaimanten dat door andere lidstaten wegens de coronamaatregelen niet aan Nederland kon worden overgedragen.

9.5.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de hogere instroom van vreemdelingen uit Oekraïne en Afghanistan en het niet kunnen overdragen van Dublinclaimanten, op zichzelf onvoldoende grondslag biedt voor de verlenging van de beslistermijn.

10. Verweerder heeft verder in de toelichting van WBV 2022/22 opgenomen dat ook bij andere nationaliteiten dan Oekraïners en Afghanen sprake is van een stijging in de asielinstroom. De rechtbank is van oordeel dat deze stijging onvoldoende is om te concluderen dat er ten tijde van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw . Ook hierbij gaat het namelijk niet om een groot aantal vreemdelingen dat tegelijk een aanvraag indient. Het is de rechtbank bovendien niet duidelijk waarom het niet mogelijk is geweest om de verhoogde instroom op te vangen door een verhoging van de besliscapaciteit. Uit de jaarcijfers van verweerder blijkt dat zijn personele bezetting eind 2017 3.057 fte’s bedroeg. De personeelscapaciteit is in 2021 gestegen naar 4.969 fte’s. Uit de kamerbrief van verweerder van 4 november 2022 volgt dat de personeelscapaciteit in 2022 met ongeveer 400 fte’s is gegroeid. Dit betekent dat verweerders personeelscapaciteit in 2022 ongeveer 5.369 fte’s bedraagt. Dit is een stijging van ongeveer 75% ten opzichte van eind 2017. Ervan uitgaande dat de asielinstroom in 2022 zich op gelijk niveau voortzet en op ongeveer 50.000 aanvragen zal uitkomen, zal de stijging van de asielinstroom van 2018 tot en met 2022 (circa 65%) lager liggen dan de stijging van de personeelscapaciteit van verweerder over dezelfde periode. Bovendien ligt de personeelscapaciteit van verweerder nu veel hoger dan in 2015 het geval was (2.900 fte’s), terwijl de asielinstroom in dat jaar op een vergelijkbaar niveau lag (44.970 aanvragen). Daarnaast heeft verweerder de stelling van eiser dat er momenteel geen achterstanden zijn bij andersoortige aanvragen, zoals bij naturalisatie en arbeidsmigratie, onvoldoende weersproken. De rechtbank overweegt dat het ontbreken van achterstanden bij andersoortige aanvragen, in combinatie met het feit dat de personeelscapaciteit van verweerder procentueel harder is gegroeid dan de asielinstroom en dat verweerder al jaren structureel te laat beslist op asielaanvragen, maakt dat de huidige situatie waarbij niet tijdig op asielaanvragen kan worden beslist eerder het gevolg is van beleidsmatige keuzes dan van een stijging van het aantal gelijktijdig gedane asielaanvragen. De omstandigheid dat verweerder tot tweemaal toe de prognoses van het aantal asielaanvragen in 2022 naar boven heeft moeten bijstellen, betekent niet dat verweerder op grond daarvan de beslistermijn met negen maanden kan verlengen. Dit zou immers betekenen dat met een onjuiste inschatting van verweerder van het verwachte aantal asielaanvragen een situatie kan worden gecreëerd als bedoeld in artikel 31, derde zin en onder b, van de Procedurerichtlijn. Daar biedt de Procedurerichtlijn geen ruimte voor.

11. De verwijzing van verweerder naar de uitspraak van de Afdeling van 6 juli 2022 leidt niet tot een ander oordeel. Dat de Afdeling verweerder heeft gewezen op de mogelijkheid om de beslistermijn in asielzaken op grond van artikel 42, tweede lid, aanhef en onder b, van het Vw te verlengen, betekent niet dat op dit moment ook aan de voorwaarden van deze bepaling wordt voldaan. De Afdeling heeft zich hier in deze uitspraak immers niet over uitgelaten.

Conclusie

12. De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat verweerder met WBV 2022/22 de beslistermijn in asielzaken niet rechtsgeldig met negen maanden heeft verlengd. Dit houdt in het geval van eiser in dat verweerder uiterlijk op 10 oktober 2022 een beslissing op zijn asielaanvraag had moeten nemen. Verweerder heeft dit nagelaten. De ingebrekestelling van eiser was dan ook geldig. Na de ingebrekestelling zijn vervolgens meer dan twee weken verstreken voordat eiser beroep heeft ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. Het beroep is daarom ontvankelijk en gegrond.

Overige beroepsgronden

13. Eiser heeft verder nog aangevoerd dat een generieke verlenging van de beslistermijn in alle asielzaken met negen maanden niet proportioneel is en dat de verlenging van de beslistermijn persoonlijk aan hem bekend gemaakt had moeten worden. Nu het beroep al op grond van het voorgaande gegrond is, behoeven deze gronden geen verdere bespreking.

Welke beslistermijn moet aan verweerder worden opgelegd?

14. Omdat verweerder nog geen besluit op de asielaanvraag heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Eiser heeft verzocht om een termijn van acht weken vast te stellen waarbinnen verweerder alsnog op de asielaanvraag moet beslissen. Verweerder heeft de rechtbank op de zitting verzocht een beslistermijn van zestien weken te bepalen.

15. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank in beginsel dat verweerder binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit aan eiser bekendmaakt. Ingevolge het derde lid van deze bepaling kan de bestuursrechter echter in bijzondere gevallen een andere termijn bepalen. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een bijzonder geval. De termijn van twee weken is in asielzaken namelijk onvoldoende om een zorgvuldig besluit op de aanvraag te nemen. De Afdeling heeft dan ook in vergelijkbare situaties het zogenoemde ‘8+8 wekenmodel’ passend geacht, waarbij verweerder binnen acht weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden een eerste gehoor moet houden en vervolgens binnen acht weken na het eerste gehoor een besluit op de aanvraag bekend moet maken. De rechtbank ziet ook in deze zaak aanleiding om toepassing te geven aan het 8+8 wekenmodel.

Welke dwangsom wordt aan verweerder opgelegd?

16. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- is verschuldigd voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn is overschreden, met een maximum van € 7.500,-.

Proceskostenvergoeding

17. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op zitting, met een waarde per punt van € 837,-, en een wegingsfactor 1). Als aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandsverlener.

Beslissing

De rechtbank,

- verklaart het beroep gegrond;

- draagt verweerder op om binnen acht weken na de datum van deze uitspraak een eerste gehoor af te nemen en binnen acht weken na het eerste gehoor te beslissen op de asielaanvraag van eiser;

- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-; en,

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van mr. F.W. Victoor, griffier.

Bijlage

Verweerder publiceert maandelijks op zijn website rapporten met statistieken van het aantal asielaanvragen. Uit het meest recente rapport dat voor de bekendmaking van WBV 2022/22 is gepubliceerd, het rapport van augustus 2022, blijkt dat de totale asielinstroom (eerste aanvragen, herhaalde aanvragen en nareisaanvragen) in de periode van januari tot en met augustus 2022 in totaal 29.114 aanvragen bedraagt. Dit betreft gemiddeld 3.639 aanvragen per maand. Uit het rapport van december 2021 volgt dat het in 2021 om in totaal 36.620 aanvragen ging, een gemiddelde van 3.051 per maand. Met name in de tweede helft was sprake van een hogere asielinstroom. In 2020 ging het om een totaalaantal van 19.132 aanvragen, gemiddeld 1.594 aanvragen per maand. De rechtbank stelt vast dat verweerder geen rapportages van eerdere jaren op zijn website heeft gepubliceerd. Wel zijn op overheid.nl datasets gepubliceerd over het aantal eerste, herhaalde en nareisaanvragen vanaf 2016. Hieruit blijkt dat de totale asielinstroom over deze jaren als volgt bedraagt:

2016 31.640

2017 31.330

2018 30.380

2019 29.440

2020 19.130

2021 36.620

2022 (tot en met augustus) 29.570

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Vreemdelingenwet 2000.

Zie artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikelen 7:1, eerste lid, aanhef en onder f en 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Zie artikel 6:12, tweede lid, van de Awb .

Zie artikel 42, eerste lid, van de Vw .

Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, Stcrt. 2022, 25775.

Richtlijn 2013/32/EU betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming.

Kamerstukken II, 2022/2023, 19637, nr. 2992.

Richtlijn 2001/55/EG betreffende minimumnormen voor het verlenen van tijdelijke bescherming in geval van massale toestroom van ontheemden en maatregelen ter bevordering van een evenwicht tussen de inspanning van de lidstaten voor de opvang en het dragen van de consequenties van de opvang van deze personen.

Uiterlijk op 4 maart 2023 in het geval van asielaanvragen van ontheemden met een andere nationaliteit dan de Oekraïense die in Oekraïne beschikten over een tijdelijke verblijfsvergunning en uiterlijk op 4 maart 2024 of 2025 in het geval van ontheemden met de Oekraïense nationaliteit.

Kamerstukken II 2022/2023, 27925, nr. 920.

In 2022 (tot en met augustus) zijn 29.570 asielaanvragen ingediend, waarvan 2.551 dan wel ongeveer 4.400 Afghaanse evacués.

https://ind.nl/nl/over-ons/cijfers-en-publicaties/jaarverslagen.

Fulltime-equivalent.

Kamerstukken II, 2022/2023, 19637, nr. 3006.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

ECLI:NL:RVS:2022:1810.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.

Zie https://data.overheid.nl/dataset/immigratie-ind-asiel-eerste-en-volgende-aanvragen#panel-resources en https://data.overheid.nl/dataset/immigratie-ind-asylum-trends-nareiziger#panel-resources.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature