U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Intellectuele eigendom. Octrooirecht. Geen inbreuk.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/616984 / HA ZA 21-779

Vonnis van 8 februari 2023

in de zaak van

de rechtspersoon naar vreemd recht

SUNCONFEX B.V. ,

te Ieper (België),

eiseres in conventie,

verweerster in reconventie,

advocaat mr. R. Dijkstra te Amsterdam,

tegen

HSD ECO SCREEN B.V. ,

te Genemuiden,

gedaagde in conventie,

eiseres in reconventie,

advocaat mr. A.J. Spiegeler te Den Haag.

Partijen zullen hierna Sunconfex en HSD genoemd worden. De zaak is voor Sunconfex inhoudelijk behandeld door de advocaat voornoemd en mr. T.D. Sigterman, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door ir. F. Geurts en ir. B. van Trier, octrooigemachtigden. Voor HSD is de zaak inhoudelijk behandeld door de advocaat voornoemd en mr. E.J. van Knobelsdorff, advocaat te Den Haag, bijgestaan door ir. D.C. Settels, octrooigemachtigde.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 19 maart 2021 (rekestnummer C/09/608931 KG/RK 21-297) waarbij Sunconfex verlof is verleend HSD te dagvaarden in de versnelde bodemprocedure in octrooizaken (VRO);

de dagvaarding van 31 maart 2021;

de akte houdende overlegging producties van 25 augustus 2021 van Sunconfex, met producties EP01 t/m EP11;

de conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie van 3 november 2021 van HSD, met producties GP01 t/m GP12;

de conclusie van antwoord in reconventie van 29 december 2021, met productie EP12;

de akte overlegging aanvullende producties van 29 december 2021 van HSD, met producties GP13 en GP14;

de akte houdende overlegging aanvullende producties tevens depotakte, ingekomen ter griffie op 10 februari 2022, van Sunconfex, met producties EP13 en EP14;

de depotakte van 10 februari waarbij Sunconfex de depotstukken EP01 t/m EP03 heeft gedeponeerd ter griffie;

de akte overlegging aanvullende producties van 9 februari 2022 van HSD, met producties GP15 t/m GP18;

de brief van HSD van 10 maart 2022, met de akte houdende overlegging producties tevens depotakte, met producties GP19 en GP20 (proceskostenoverzicht);

de depotakte van 11 maart [niet vermeld maar naar de rechtbank aanneemt: 2022] waarbij HSD vier metalen buizen heeft gedeponeerd ter griffie;

het proceskostenoverzicht tot en met 24 maart 2022 van Sunconfex;

het aanvullende proceskostenoverzicht tot en met 4 april 2022 van Sunconfex;

de akte overlegging aanvullende producties van 5 april 2022 van HSD, met productie GP21 (proceskostenoverzicht);

de voorafgaand aan de mondelinge behandeling ingediende pleitnota’s van beide partijen en de zijdens HSD toegezonden reactie op de pleitnota zijdens Sunconfex;

de mondelinge behandeling van 8 april 2022, waarbij de vertegenwoordigers van partijen en hun advocaten en octrooigemachtigden, alsmede de rechters Visser en Meinders in de zittingszaal aanwezig waren en rechter Bus via een videoverbinding heeft deelgenomen.

1.2.

Ten slotte is vonnis bepaald.

2 Feiten

Sunconfex en het octrooi

2.1.

Sunconfex ontwikkelt en verhandelt geconfectioneerd zonweringstextiel.

2.2.

Sunconfex is houdster van het Europees octrooi EP 2 426 287 B1 (hierna: EP 287 of ‘het Octrooi’) met gelding in onder meer Nederland. EP 287 is verleend op 28 oktober 2015 op een aanvrage van 4 augustus 2011 en roept prioriteit in van BE 201000493, met als prioriteitsdatum 18 augustus 2010. EP 287 is getiteld Fabric holder for roller blinds en heeft één onafhankelijke conclusie en negen afhankelijke conclusies.

2.3.

In de originele Engelse taal luidt conclusie 1 van EP 287 als volgt:

Fabric holder for roller blinds which can be applied on a fabric (17) and which can work in conjunction with a roller tube (19) whose tube sleeve (20) is provided with a groove or the like (21), whereby the fabric holder (1) comprises elastically compressible clamping means (4,5) having such a geometry and compressibility that they can be fed through the groove or the like (21) by compressing them, followed by a release by which is accomplished a connection of the fabric holder (1) to the roller tube (19), characterised in that the fabric holder (1) comprises a central profile (2) provided with a strip-shaped back (3), whereby the back (3) has a width (b) which is at least five times bigger than its thickness (d), and thus comprises an outer side, the outer side being slightly bent, an inner side and two side edges (6,7), the back (3) of the central profile (2) designed to cover the groove or the like (21) when fitted, whereby more in particular the fabric holder can co-operate with a roller tube (19) whose groove or the like (21) has a groove width (S) which provides access to an inner space (22), whereby the elastically compressible clamping means (4,5) are provided on the inner side, whereby the width (b) is larger than the groove width (S), such that the back (3) can be placed over the groove (21) and on the adjacent parts of the tube sleeve (20) of the roller tube (19), whereas the elastically compressible clamping means (4,5) can be placed in the inner space (22), whereby the fabric holder (1) is provided with a first flag (8) at the first side edge (6) and with a second flag (9) at the second side edge (7), whereby the first flag (8) at the connection to the first side edge (6) has the same thickness as the back (3) there, connecting the first flag (8) with the back (3) in a continuous manner or without any sudden or abrupt transition, whereby the thickness of the first flag (8) decreases towards its free end, whereby the second flag (9) at the connection to the second side edge (7) has a thickness which is smaller than the thickness of the back (3) there, at least before the fabric (17) is applied.

2.4.

In de (onbestreden) Nederlandse vertaling luidt conclusie 1 van EP 287 als volgt:

Doekhouder voor rolgordijnen die kan worden aangebracht op een doek (17) en welke kan samenwerken met een rolbuis (19) waarvan de buismantel (20) voorzien is van een sleuf of dergelijke (21), waarbij de doekhouder (1) elastisch samendrukbare klemmiddelen (4,5) omvat welke voorzien zijn van een dusdanige geometrie en samendrukbaarheid dat ze door samendrukking doorheen de sleuf of dergelijke (21) kunnen gevoerd worden waarna ze door ontspanning een verbinding van de doekhouder (1) met de rolbuis (19) bewerkstelligen, daardoor gekenmerkt dat de doekhouder (1) een centraal profiel (2) omvat voorzien van een strookvormige rug (3), waarbij de rug (3) een breedte (b) vertoont welke minstens vijf maal groter is dan haar dikte (d), en aldus een iets gebogen buitenflank, een binnenflank en twee zijranden (6,7) omvat, waarbij de rug (3) van het centrale profiel (2) is ontworpen om de sleuf of dergelijke (21) te bedekken indien aangebracht, waarbij meer in het bijzonder de doekhouder kan samenwerken met een rolbuis (19) waarvan de sleuf of dergelijke (21) een sleufbreedte (S) vertoont welke toegang geeft tot een inwendige ruimte (22), waarbij de elastisch samendrukbare klemmiddelen (4,5) voorzien zijn op de binnenflank, waarbij de breedte (b) groter is dan de sleufbreedte (S) zodat de rug (3) over de sleuf (21) en op de aangrenzende delen van de buismantel (20) van de rolbuis (19) kan worden geplaatst, waarbij de doekhouder (1) ter plaats van de eerste zijrand (6) voorzien is van een eerste vlag (8) en ter plaats van de tweede zijrand (7) voorzien is van een tweede vlag (9), waarbij de eerste vlag (8) ter plaatse van de aansluiting met de eerste zijrand (6) dezelfde dikte vertoont als de rug (3) aldaar, waarbij de dikte van de eerste vlag (8) in de richting van haar vrije uiteinde afneemt, waarbij de tweede vlag (9) ter plaatse van de aansluiting met de tweede zijrand (7) een dikte vertoont die kleiner is dan de dikte van de rug (3) aldaar, althans vóór het aanbrengen van het doek (17).

2.5.

De beschrijving van het Octrooi luidt als volgt:

2.6.

Het Octrooi bevat voorts de volgende drie figuren:

HSD en haar montagestrip

2.7.

HSD ontwikkelt en verhandelt zonweringsproducten, zoals zonweringsdoeken. HSD heeft een montagestrip ontwikkeld die de montage van zonweringsdoeken vereenvoudigt. Deze montagestrip ziet er als volgt uit:

2.8.

Bij deze montagestrip hoort de volgende montagehandleiding.

Correspondentie tussen partijen

2.9.

Bij desbewustheidsexploot van 19 mei 2014 is aan (de rechtsvoorganger van) HSD - onder meer - aangezegd dat zij een doekhouder in het verkeer brengt die voldoet aan alle kenmerken van conclusie 1 van EP 287.

2.10.

Naar aanleiding hiervan is door partijen gedurende enkele jaren gecorrespondeerd. Door of namens HSD is bij onder meer brieven van 15 september 2016, 7 november 2019 en 16 januari 2020 weersproken dat haar montagestrip inbreuk maakt op EP 287 en is betwist dat EP 287 geldig is.

3 Het geschil

In conventie

3.1.

Sunconfex vordert - samengevat - dat de rechtbank bij zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis HSD gebiedt iedere inbreuk op EP 287 te staken en gestaakt te houden, met nevenvorderingen (te weten: afgifte ter vernietiging, rectificatie, recall en opgave), één en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom, met bevel tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en met veroordeling van HSD in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv .

3.2.

Sunconfex legt aan deze vorderingen ten grondslag dat HSD met de verhandeling van haar montagestrips inbreuk maakt op EP 287.

3.3.

HSD voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van Sunconfex in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv , vermeerderd met wettelijke rente en de nakosten.

3.4.

Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

In voorwaardelijke reconventie

3.5.

HSD vordert - samengevat en (zoals tijdens de mondelinge behandeling door HSD aangegeven) onder de voorwaarde dat de rechtbank van oordeel is dat de Montagestrip van HSD inbreuk maakt op EP 287 als wordt uitgegaan van de geldigheid van het octrooi - dat de rechtbank bij zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis (primair) het Nederlandse deel van EP 287 vernietigt, met rectificatie op de website van Sunconfex en in de relevante vakbladen, dan wel (subsidiair) het Nederlandse deel van EP 287 gedeeltelijk vernietigt, en zowel primair als subsidiair met veroordeling van Sunconfex in de kosten van deze procedure overeenkomstig artikel 1019h Rv , vermeerderd met de wettelijke rente en de nakosten.

3.6.

HSD legt aan deze vordering - kort gezegd - ten grondslag dat EP 287 op grond van artikel 75 ROW moet worden vernietigd, omdat dit octrooi niet nieuw en niet inventief is. Zij beroept zich hierbij op de octrooidocumenten DE 32 31 091 A1, EP 2 267 237 B1 en ZA 2004/5842.

3.7.

Sunconfex voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van HSD in de proceskosten overeenkomstig artikel 1019h Rv , vermeerderd met de wettelijke rente.

3.8.

Op de stellingen van partijen wordt hierna – voor zover van belang – nader ingegaan.

4 De beoordeling

In conventie en in voorwaardelijke reconventie

Bevoegdheid

4.1.

De rechtbank is ten aanzien van de vordering in conventie grensoverschrijdend (en relatief) bevoegd van de vorderingen tegen HSD kennis te nemen op grond van het bepaalde in artikel 4 Brussel I bis-Vo en artikel 80 lid 2 onder a ROW, omdat HSD in Nederland is gevestigd.

4.2.

Ten aanzien van de voorwaardelijke reconventionele vorderingen van HSD strekkende tot vernietiging van het Nederlandse deel van het Octrooi, is deze rechtbank internationaal exclusief bevoegd daar kennis van te nemen op grond van artikel 24 lid 4 Brussel I bis-Vo. De relatieve bevoegdheid berust op artikel 80 lid 1 sub a ROW.

EP 287

4.3.

Het Octrooi betreft een doekhouder voor rolgordijnen die op een rolbuis kunnen worden opgerold en afgerold. Het voorziet in een doekhouder waaraan het doek (gordijn) kan worden aangebracht en die mèt het doek kan worden bevestigd aan de rolbuis. De doekhouder beschikt daartoe onder meer over klemmiddelen die in de sleuf van de rolbuis worden gebracht, een (eerste) vlag die in dikte afneemt aan de ene zijde en een dunnere (tweede) vlag waaraan het doek kan worden bevestigd aan de andere zijde. Als voordeel van de klemmiddelen wordt in het Octrooi - kort gezegd - omschreven dat de doekhouder met het doek betrouwbaar is bevestigd aan de rolbuis en daarnaast snel kan worden aangebracht op en verwijderd van de rolbuis, zonder dat de rolbuis daarvoor hoeft te worden gedemonteerd. Als voordeel van de vlaggen en hun respectievelijke diktes wordt - kort gezegd - omschreven dat oneffenheden en plotselinge overgangen, ontstaan door de bevestiging, worden vermeden en daarmee vervormingen van het doek in opgerolde toestand, worden voorkomen.

4.4.

De rechtbank zal, in navolging van partijen, conclusie 1 van het Octrooi onderverdelen in de volgende deelkenmerken:

1.1

Fabric holder for roller blinds which can be applied on a fabric (17) and which can work in conjunction with a roller tube (19) whose tube sleeve (20) is provided with a groove or the like (21),

1.2

whereby the fabric holder (1) comprises elastically compressible clamping means (4,5) having such a geometry and compressibility that they can be fed through the groove or the like (21) by compressing them, followed by a release by which is accomplished a connection of the fabric holder (1) to the roller tube (19)

1.3

characterised in that the fabric holder (1) comprises a central profile (2) provided with a strip-shaped back (3),

1.4

whereby the back (3) has a width (b) which is at least five times bigger than its thickness (d), and thus comprises an outer side, the outer side being slightly bent, an inner side and two side edges (6,7),

1.5

the back (3) of the central profile (2) designed to cover the groove or the like (21) when fitted,

1.6

whereby more in particular the fabric holder can co-operate with a roller tube (19) whose groove or the like (21) has a groove width (S) which provides access to an inner space (22),

1.7

whereby the elastically compressible clamping means (4,5) are provided on the inner side,

1.8

whereby the width (b) is larger than the groove width (S), such that the back (3) can be placed over the groove (21) and on the adjacent parts of the tube sleeve (20) of the roller tube (19),

1.9

whereas the elastically compressible clamping means (4,5) can be placed in the inner space (22),

1.10

whereby the fabric holder (1) is provided with a first flag (8) at the first side edge (6) and with a second flag (9) at the second side edge (7),

1.11

whereby the first flag (8) at the connection to the first side edge (6) has the same thickness as the back (3) there, connecting the first flag (8) with the back (3) in a continuous manner or without any sudden or abrupt transition,

1.12

whereby the thickness of the first flag (8) decreases towards its free end,

1.13

whereby the second flag (9) at the connection to the second side edge (7) has a thickness which is smaller than the thickness of the back (3) there, at least before the fabric (17) is applied.

Inbreuk

4.5.

De rechtbank zal eerst beoordelen of HSD met haar montagestrips inbreuk maakt op conclusie 1 van EP 287. Sunconfex stelt dat HSD twee verschillende montagestrips op de markt heeft gebracht. Zij duidt deze aan als Montagestrip 1 en Montagestrip 2. Sunconfex heeft haar inbreukargumentatie ( claim chart ) gebaseerd op Montagestrip 2. De rechtbank zal bij de beoordeling van de gestelde inbreuk eerst die strip beoordelen (hierna ook: de HSD-Montagestrip).

4.6.

HSD heeft aangevoerd dat de HSD-Montagestrip geen inbreuk maakt op conclusie 1 omdat deze - kort gezegd - niet beschikt over elastische samendrukbare klemmiddelen (deelkenmerken 1.2, 1.7 en 1.9), geen (eerste) vlag(gen) heeft (deelkenmerken 1.10 - 1.12) en geen dikteovergangen heeft (deelkenmerk 1.13).

4.7.

Sunconfex stelt dat de HSD-Montagestrip beantwoordt aan kenmerk 1.2 omdat de benen van de HSD-Montagestrip door de sleuf gevoerd kunnen worden als ze samengedrukt worden, waarna ze door ontspanning de verbinding met de rolbuis bewerkstelligen. Ten aanzien van kenmerk 1.2 bestrijdt HSD dat haar montagestrip beschikt over elastisch samendrukbare klemmiddelen. Zij stelt dat deze beschikt over haken, die star zijn en niet vervormen tijdens de koppeling. Vast staat dat bij het bevestigen van de HSD-Montagestrip eerst één van de benen (het op de foto in 2.7 weergegeven onderste, grootste been) in de sleuf wordt gebracht en om één zijde van de sleuf wordt gehaakt, zonder dat daarbij elastische samendrukking plaatsvindt. Dit volgt ook uit de door Sunconfex overgelegde handleiding bij de HSD-Montagestrip (zie hiervoor onder 2.8). Vervolgens wordt het andere, kleinere, been in de sleuf gebracht. Partijen verschillen van mening over de vraag of en waar er hierbij elastische samendrukking plaatsvindt. Volgens Sunconfex blijkt uit tests die door een Belgische deurwaarder zijn uitgevoerd, dat de benen van de HSD-Montagestrip daarbij elastisch samengedrukt worden. De rechtbank stelt vast dat op de videobeelden van de tests door de Belgische deurwaarder, niet te zien is of en hoe de twee benen van de HSD-Montagestrip elastisch vervormen om door de sleuf van de rolbuis te worden gedrukt.

4.8.

Tussen partijen is niet in geschil, en ook de rechtbank heeft ter zitting bij de voorgelegde rolbuissecties en stukken montagestrip kunnen constateren, dat bij het verbinden van de HSD-Montagestrip met de rolbuis de benen van de HSD-Montagestrip niet tegelijkertijd door radiale druk van buiten de rolbuis in de sleuf van de rolbuis kunnen worden gevoerd. Partijen zijn het niet eens over de vraag of hiermee aan deelkenmerk 1.2 is voldaan, omdat zij ieder een andere uitleg aan dat deelkenmerk geven. Sunconfex stelt zich op het standpunt dat aan deelkenmerk 1.2 is voldaan zolang de benen elastisch samendrukbaar zijn, en dat kenmerk 1.2 niet vereist dat de benen gelijktijdig doorgevoerd worden in de sleuf in de rolbuis. Volgens HSD dient deelkenmerk 1.2 wel met die beperking te worden uitgelegd. Dit betekent dat het aankomt op uitleg van deelkenmerk 1.2 van het Octrooi.

4.9.

De rechtbank is van oordeel dat de HSD-Montagestrip niet aan deelkenmerk 1.2 voldoet, zodat deze niet onder de beschermingsomvang van het Octrooi valt. Daarvoor is het volgende redengevend.

Juridisch kader

4.10.

Op grond van artikel 53 lid 2 ROW wordt, overeenkomstig artikel 69 lid 1 EOV en het daarbij behorende uitlegprotocol, het uitsluitend recht van een octrooi bepaald door de inhoud van de conclusies van het octrooischrift, waarbij de beschrijving en de tekeningen dienen tot uitleg van die conclusies. Artikel 1 van het bij artikel 69 EOV behorende uitlegprotocol (hierna: het Protocol) luidt, in de Nederlandse vertaling:

“Artikel 69 mag niet worden uitgelegd in de zin als zou de beschermingsomvang van het Europees octrooi worden bepaald door de letterlijke tekst van de conclusies en als zouden de beschrijving en de tekeningen alleen maar mogen dienen om de onduidelijkheden welke in de conclusies zouden kunnen voorkomen op te heffen. Het mag evenmin worden uitgelegd in die zin, als zouden de conclusies alleen als richtlijn dienen en als zou de bescherming zich ook uitstrekken tot datgene wat de octrooihouder, naar het oordeel van de deskundige die beschrijving en de tekeningen bestudeert, heeft willen beschermen. De uitleg moet daarentegen tussen deze twee uitersten het midden houden, waarbij zowel een redelijke bescherming aan de aanvrager als een redelijke rechtszekerheid aan derden wordt geboden.”

4.11.

In overeenstemming met deze uitlegregel heeft de Hoge Raad de in zijn eerdere uitspraken gebezigde formuleringen, “hetgeen voor de uitvinding waarvan de bescherming wordt ingeroepen, wezenlijk is”, onderscheidenlijk “de achter de woorden van die conclusies liggende uitvindingsgedachte”, bestempeld als gezichtspunt, tegenover de letterlijke tekst van de conclusies (de “uitersten” in de woorden van het Protocol) . Daarbij dient het achterhalen van de achter de woorden van de conclusies liggende uitvindingsgedachte ertoe een uitsluitend op de letterlijke betekenis van de bewoordingen gegronde en daarom voor een redelijke bescherming van de octrooihouder wellicht te beperkte of onnodig ruime uitleg te vermijden . De beschrijving en de tekeningen vormen in dat kader een belangrijke bron. Van de beschrijving maakt onderdeel uit een weergave van de stand van de techniek die de aanvrager als nuttig beschouwt voor het begrijpen van de uitvinding. Ook niet in de beschrijving genoemde stand van de techniek kan van belang zijn. Bij de uitleg van een octrooi is immers leidend het perspectief van de gemiddelde vakpersoon met zijn kennis van de stand van de techniek .

Vakpersoon

4.12.

Partijen zijn het erover eens dat de in deze zaak relevante gemiddelde vakpersoon een werktuigbouwkundig ingenieur ( ing .) is, met enige kennis van materialen en ervaring met montagestrips voor zonweringsystemen. De rechtbank zal bij de beoordeling van de vraag hoe deelkenmerk 1.2. moet worden uitgelegd, dan ook van deze vakpersoon uitgaan.

Uitleg deelkenmerk 1.2

4.13.

De vakpersoon leest in deelkenmerk 1.2 van conclusie 1 dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen moeten beschikken over “ such a geometry and compressibility that they can be fed through the groove or the like (21) by compressing them ” (onderstreping rechtbank). Hij leest daarin over de klemmiddelen zelf derhalve dat ze een dusdanige geometrie en samendrukbaarheid moeten hebben dat ze - in meervoud - door de sleuf kunnen worden gevoerd door ze samen te drukken.

4.14.

In het algemene deel van de beschrijving leest de vakpersoon ten aanzien van de elastisch samendrukbare klemmiddelen in paragraaf [0035] letterlijk dezelfde bewoordingen als deelkenmerk 1.2 van conclusie 1. Paragraaf [0036] beschrijft ten aanzien van de klemmiddelen dat deze een zogenoemde snap-in verbinding vormen, te weten een snap in -verbinding met bijzondere eigenschappen “ as will be explained below ”. In de paragrafen [0037] tot en met [0040] wordt vervolgens het voordeel dat wordt behaald met elastisch samendrukbare klemmiddelen beschreven, te weten - kort gezegd - een betrouwbare, eenvoudige en efficiënte wijze van aanbrengen en verwijderen van de doekhouder. Paragraaf [0042] beschrijft dat bij voorkeur de in deelkenmerk 1.2 omschreven elastic release ervoor zorgt dat de klemmiddelen klemmen tegen tenminste delen van de binnenzijde van de kanaalvormige sleuf in de buismantel.

4.15.

In paragraaf [0058] leest de vakpersoon vervolgens over de elastisch samendrukbare klemmiddelen dat, in een voorkeursuitvoeringsvorm, deze zijn gemaakt van een hard, veerkrachtig materiaal. Een verdere voorkeursuitvoeringsvorm, omschreven in paragraaf [0063], beschrijft de situatie waarin de elastisch samendrukbare klemmiddelen bestaan uit twee identieke, spiegelsymmetrische benen, die nadat ze door de sleuf zijn gebracht, samenwerken met de kamerwand van de kanaalvormige sleuf voor de verbinding. Als groot voordeel hiervan omschrijft paragraaf [0064] dat de beide benen, die in tegengestelde richting een gelijke veerkracht ( equal spring force ) uitoefenen aan de binnenzijde van de kanaalvormige sleuf in de rolbuis, een snelle, gemakkelijke en bedrijfszekere klikverbinding vormen. In een andere voorkeursuitvoeringsvorm, omschreven in paragraaf [0067], is de vorm van de benen zo gekozen dat de zogenoemde snap-in verbinding makkelijk losgemaakt kan worden.

4.16.

Vanaf paragraaf [0087] worden bij wijze van voorbeeld aan de hand van de figuren (zie hiervoor onder 2.6) voorkeursuitvoeringsvormen beschreven. Met verwijzing naar figuur 1 wordt in paragraaf [0094] beschreven dat de benen (4 en 5) - die in dit geval “S”-vormig zijn - samen de elastisch samendrukbare klemmiddelen vormen, voor het vormen van de elastische snap-in verbinding zoals verder zal worden uitgelegd. Daartoe zijn die benen (4 en 5), aldus paragraaf [0095], voorzien van hoofdzakelijk parallelle beendelen (10 en 11), eerste schuine kanten (12 en 13) die uit elkaar bewegen en tweede schuine kanten (14 en 15) die naar elkaar toe bewegen. De bedoelde verdere uitleg van de elastische snap-in verbinding vindt de vakpersoon vervolgens in paragrafen [0110] tot en met [0118].

4.17.

De vakpersoon leest in paragraaf [0110] dat installatie en verwijdering van de doekhouder volgens de uitvinding als volgt verloopt. In paragraaf [0112] is omschreven dat de doekhouder wordt geplaatst met de tweede schuine kanten van de benen op de sleuf. Vervolgens worden, door een lokale, radiaal gerichte druk uit te oefenen op de rug van het centrale profiel van de doekhouder, de benen samengedrukt en verder de sleuf ingedrukt, waarbij door samenwerking tussen de sleuf en de tweede schuine kanten de benen in gelijke mate elastisch naar elkaar toe worden gebogen totdat ze zodanig zijn samengedrukt dat hun maximale (span)wijdte (B) hoofdzakelijk gelijk of iets kleiner is dan de sleufbreedte (S):

[0113] By subsequently exerting a local, radially directed pressure on the back 3 of the central profile 2 of the fabric holder 1, the legs 4 and 5 are pressed together and moved further in the groove 21 whereby, as the groove 21 co-operates with the second bevels 14 and 15 of the legs 4 and 5, both are equally and elastically bent towards one another, until they are so much pressed together that their maximal span B is mainly equal to or somewhat smaller than the groove width S.

[0114] In other words, the maximal span B depends on the legs 4 and 5 being pressed together.

De gemiddelde vakpersoon zal inzien dat de hier beschreven samendrukking van beide klemmiddelen door radiale druk, zodat ze beide door de groef gevoerd kunnen worden, betekent dat de benen gelijktijdig door de sleuf worden gevoerd.

4.18.

De vakpersoon leest vervolgens in paragraaf [0115] dat op dat moment de benen door verdere radiale druk op de rug van de doekhouder uit te oefenen kunnen binnendringen in de inwendige kanaalvormige ruimte (22) van de sleuf in de rolbuis, waarna ze weer van elkaar kunnen wegveren in de door de wanddelen daarvan toegelaten positie, waardoor een klemverbinding wordt gevormd:

[0115] At that moment, by exerting further radial pressure on the back 3 of the central profile 2, they can penetrate inside the inner channel-shaped space 22, where they can bounce away from one another again into the position which the slanting chamber wall sections 24 and 25 allow.

[0116] As the first bevels 12 and 13 of the legs 4 and 5, and the corresponding slanting chamber wall sections 24 and 25 of the chamber wall 23 co-operate, a reliable clamped connection is formed between the fabric holder 1 on the one hand and the roller tube 19 on the other hand.

4.19.

De vakpersoon leest in paragraaf [0118] dat, in andere woorden, de benen elastisch samendrukbare klemmiddelen vormen, in te voeren door de sleuf in de kanaalvormige ruimte (22), om een elastische snap-in verbinding te vormen tussen de doekhouder en de rolbuis.

[0118] In other words, the legs 4 and 5 form elastically compressible clamping means, to be fed along the groove 21 in the channel-shaped space 22, to form an elastic snap-in connection between the fabric holder 1 and the roller tube 19.

4.20.

In het algemene deel van de beschrijving leest de vakpersoon derhalve niet meer dan dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen een zogenoemde snap-in verbinding vormen, waarvan de kenmerken bij de uitvoeringsvoorbeelden beschreven worden. Om hierover meer te weten te komen, moet de vakpersoon dus te rade gaan bij de beschrijving van de hiervoor behandelde (voorkeurs)uitvoeringsvormen. Daarin leest de vakpersoon uitsluitend voorbeelden waarin die snap-in verbinding tot stand komt doordat de benen gelijktijdig door de sleuf worden gevoerd, worden samengedrukt, en vervolgens weer terugveren.

4.21.

Voorbeelden in de beschrijving van een octrooi zijn in beginsel niet beperkend (vergelijk ook paragraaf [0087] van de beschrijving van EP 287). Dat neemt echter niet weg dat de voorbeelden wel instructief zijn voor de uitleg van de beschermingsomvang van EP 287 en meer specifiek van deelkenmerk 1.2. De gemiddelde vakpersoon vindt in de beschrijving geen enkele aanwijzing voor een ruimere uitleg van dit kenmerk, bij gebrek aan enig voorbeeld van klemmiddelen die niet tegelijkertijd door de sleuf (kunnen) worden gevoerd.

4.22.

Sunconfex heeft nog gewezen op paragrafen [0122] en [0126] en aangevoerd dat daaruit volgt dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen geen specifieke vorm hoeven te hebben, zolang zij maar hun functie vervullen en daartoe in enige mate naar elkaar toe kunnen worden bewogen. In [0122] is inderdaad opgenomen dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen verschillende vormen kunnen aannemen. De benen van de HSD-Montagestrip hebben echter een vorm die verhindert dat deze (tegelijkertijd) door de sleuf kunnen worden gevoerd. Dat dat wel nodig is leest de vakpersoon in de door Sunconfex eveneens aangehaalde paragraaf [0126]:

[0126] In general, it suffices if the elastically compressible clamping means are compressible and have a maximum span B, in a relaxed state, which is larger than the groove width S, whereas in compressed state the maximum span should be smaller than or equal to said groove width S (onderstreping rechtbank)

4.23.

De benen mogen derhalve verschillende vormen aannemen, zolang ze samendrukbaar zijn en in ontspannen toestand een grotere (span)wijdte hebben dan de breedte van de sleuf. De (span)wijdte van de benen moet in samendrukte toestand echter kleiner of gelijk aan de breedte van de sleuf zijn. Ook hierin ziet de vakpersoon bevestigd dat de benen tegelijkertijd door de sleuf moeten kunnen worden gevoerd.

4.24.

Alle concrete informatie die de vakpersoon in de beschrijving ten aanzien van deelkenmerk 1.2 leest, bevestigt dan ook dat dit kenmerk zo moet worden uitgelegd dat de elastisch samendrukbare klemmiddelen een zodanige vorm en samendrukbaarheid moeten hebben dat ze tegelijkertijd door de sleuf kunnen worden gevoerd. Dit is bij de HSD-Montagestrip niet het geval. Sunconfex heeft ook niet gesteld dat bij de HSD-Montagestrip sprake is van een aan dit deelkenmerk equivalente maatregel.

4.25.

De HSD-montagestrip voldoet daarmee niet aan deelkenmerk 1.2 van onafhankelijke conclusie 1. Daarmee kan in het midden blijven of de montagestrip voldoet aan de overige kenmerken van conclusie 1.

4.26.

De slotsom is dat er geen sprake is van inbreuk op conclusie 1 en er evenmin sprake is van inbreuk op de van conclusie 1 afhankelijke volgconclusies.

4.27.

Voor zover met Sunconfex zou moeten worden aangenomen dat HSD ook de als Montagestrip 1 aangeduide strip op de markt heeft gebracht (HSD betwist dat), geldt dat de benen van die montagestrip een met de benen van Montagestrip 2 overeenkomende vorm hebben, zodat het voorgaande ook op die strip van toepassing is. Dit brengt mee dat de vorderingen in conventie zullen worden afgewezen.

4.28.

Nu geen sprake is van inbreuk, wordt niet voldaan aan de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is ingesteld, zodat de rechtbank aan beoordeling van die vordering niet toekomt.

Proceskosten

4.29.

Sunconfex zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. HSD heeft aanspraak gemaakt op de redelijke en evenredige kosten in de zin van artikel 1019h Rv . Partijen hebben één bedrag aan proceskosten opgegeven voor de procedure in conventie en in reconventie. Gelet op de samenhang zal de rechtbank de kosten toerekenen aan de procedure in conventie. De kosten in de procedure in reconventie zullen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

4.30.

Met partijen acht de rechtbank, ter bepaling van de in deze procedure redelijke en evenredige proceskosten, het indicatietarief in octrooizaken voor een normale zaak, van € 75.000,-, toepasselijk. HSD heeft aan honorarium van advocaten en octrooigemachtigden een bedrag van in totaal (64.692,50 + 20.666,-) € 85.358,50 opgegeven. Daarvan zal € 75.000,- worden toegewezen als in deze procedure redelijke en evenredige proceskosten. Deze kosten zullen worden vermeerderd met € 667,- aan griffierecht en € 575,- aan verschotten (vertaalkosten), derhalve in totaal € 76.242,-. Meer of andere gevorderde kosten worden afgewezen.

5 De beslissing

De rechtbank

in conventie

5.1.

wijst de vorderingen af;

5.2.

veroordeelt Sunconfex in de proceskosten, aan de zijde van HSD tot op heden begroot op € 76.242,-;

5.3.

verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;

in voorwaardelijke reconventie

5.4.

verstaat dat de voorwaarde waaronder de vorderingen in reconventie zijn ingesteld niet is ingetreden;

5.5.

compenseert de kosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Dit vonnis is gewezen door mrs. M.J.J. Visser, F.M. Bus en H. Meinders en in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.

Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

Rijksoctrooiwet 1995

​Verordening (EU) 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

Verdrag inzake de verlening van Europese octrooien (Europees Octrooiverdrag), inwerkingtreding: 1-4-2012, Trb. 2012, 1, (eerste:1977), laatstelijk gewijzigd bij Trb. 2017, 168

vgl. HR 7 september 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3522 en HR 25 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV3680

vgl. HR 13 januari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1609

HR 8 juni 2018, ECLI:NL:HR:2018:854 (Resolution/Astrazeneca), HR 5 februari 2016, ECLI:HR:2016:196 (Bayer/Sandoz), HR 4 april 2014, ECLI:HR:2014:816 (Medinol/Abbott)


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature