Uitspraak
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 22/7225
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2023 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder.
Procesverloop
Eiser heeft tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 19 september 2022, verzonden op 20 september 2022, (het bestreden besluit) beroep ingesteld. Bij die beslissing heeft verweerder het bezwaar tegen het besluit van 11 februari 2022 tot invordering van de verbeurde dwangsom voor de locatie [adres] [nummers] te [plaats] ongegrond verklaard.
Overwegingen
1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 11 februari 2022 tot invordering van de verbeurde dwangsom voor de locatie [adres] [nummers] te [plaats]. Bij besluit van 19 september 2022 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dat laatste besluit heeft eiser beroep ingesteld.
3. Voor het indienen van een beroepschrift geldt een termijn van zes weken. Deze termijn begint op de dag nadat het besluit is toegezonden. Dit volgt uit artikel 6:7 in samenhang met artikel 6:8, eerste lid, van de Awb .
4. Een beroepschrift is tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn door de rechtbank is ontvangen. Als het beroepschrift per post wordt verstuurd, is het ook tijdig ingediend wanneer het voor afloop van de termijn op de post is gedaan en door de rechtbank is ontvangen binnen een week na afloop van de termijn. Dit volgt uit artikel 6:9, eerste en tweede lid, van de Awb .
5. Als iemand een beroepschrift te laat indient, moet de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig indienen van het beroepschrift betrokkene niet kan worden toegerekend. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvan kelijkverklaring als gevolg van die te late indiening achterwege.
6. Vast staat dat de dagtekening van het bestreden besluit 19 september 2022 is, maar het besluit is op 20 september 2022 verzonden. Dit betekent dat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 1 november 2022. Eiser heeft eerst bij brief van
7 november 2022, ingekomen bij de rechtbank op 8 november 2022, beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het beroepschrift is dus te laat ingediend.
7. Eiser ontkent niet dat het beroepschrift buiten de beroepstermijn van zes weken is ingediend. Eiser voert aan dat dit te wijten is aan persoonlijke omstandigheden. Hij vraagt om zijn beroep in behandeling te nemen om reden dat hij in een moeilijke periode zit, bijna tegen een burn out aan. Dit is gekomen door zijn relatiebreuk Deze relatie was tevens bij hem in loondienst en deed ook zijn administratie. Zij heeft de overdracht niet op tijd gedaan, waardoor hij te laat was zijn beroep in te stellen. Daarom heeft hij verzocht om alsnog beroep te mogen indienen.
8. De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of er sprake is van omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs zou moeten worden geoordeeld dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is te achten.
9. In de door eiser aangevoerde omstandigheden wordt door de rechtbank geen reden gezien om een verschoonbare termijnoverschrijding aan te nemen. Hoewel het voor eiser vervelend is dat hij zich in een moeilijke situatie verkeert, ziet de rechtbank geen objectieve medische gegevens die het standpunt van eiser ondersteunen dat hij gedurende de beroepstermijn niet in staat was zelf een beroepschrift in te dienen of te laten indienen. Dat hij zelf de administratie niet deed en deze pas later overgedragen kreeg, komt voor rekening en risico van eiser. Er zijn ook geen (medische) stukken overgelegd waaruit blijkt dat hij totaal niet in staat was om zijn belangen te (doen) behartigen.
10. Eiser heeft gevraagd om hem nog een termijn toe te kennen om alsnog in beroep te gaan. De rechtbank kan daarin niet meegaan. De beroepstermijn van de Awb heeft een dwingend karakter.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank het beroep van eiser niet-ontvankelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.H. Smits, rechter, in aanwezigheid van A. Jansen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 februari 2023.
De griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.