< Terug naar de zoekresultaten

Opties voor deze uitspraak



Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaats:

Inhoudsindicatie:

regulier, verblijfsrecht als gemeenschapsonderdaan geëindigd, verbreking van de relatie/huwelijk, 8:15, vierde lid van het Vb 2000, driejaarstermijn, ook geen verblijfsrecht op grond van artikel 8 EVRM , geen belangenafweging in het kader van de evenredigheid, wel belangenafweging in andere soortgelijke procedure, beroep gegrond, instandlating van de rechtsgevolgen.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen

Bestuursrecht

zaaknummer: AWB 23/3179

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 4 augustus 2023 in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,

van Gambiaanse nationaliteit,

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. V.L. van Wieringen)

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh)

Inleiding

Bij besluit van 5 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder vastgesteld dat het verblijfsrecht van eiser als gemeenschapsonderdaan op 24 augustus 2020 is geëindigd.

Het daartegen gemaakt bezwaar is bij besluit van 23 februari 2023 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep dat tegen het bestreden besluit is ingesteld op 23 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiser heeft op 6 juli 2018, door verweerder ontvangen op 13 augustus 2018, een aanvraag ingediend voor een verblijfsdocument EU/EER (artikel 9, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000). Deze aanvraag is ingewilligd met als ingangsdatum 25 februari 2019. Eiser heeft verblijf gekregen bij mevrouw [naam 2] (referente).

2. Met een brief van 7 april 2021 heeft verweerder eiser op de hoogte gebracht van het feit dat er twijfels zijn over de rechtmatigheid van eisers verblijf in Nederland en dat daarom een onderzoek is ingesteld om te beoordelen of eiser rechtmatig verblijft in Nederland.

3. Zowel in het primaire als het bestreden besluit heeft verweerder geoordeeld dat het rechtmatig verblijf van eiser is geëindigd. In het bestreden besluit heeft verweerder verder overwogen dat van voortgezet verblijf na verbreking van de relatie/huwelijk evenmin sprake is, omdat niet is voldaan aan de voorwaarde dat het huwelijk ten minste drie jaar heeft geduurd als bedoeld in artikel 8.15, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000. Daarnaast heeft verweerder in het bestreden besluit beoordeeld of en in hoeverre er sprake is van beschermenswaardig privéleven als bedoeld in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).

4. Eiser stelt in beroep dat wel degelijk aan de termijn van drie jaar als bedoeld in artikel 8.15, vierde lid, van de Vb 2000 is voldaan. Hij woonde sinds 2 februari 2017 samen met referente en is op 8 februari 2019 met haar getrouwd. In totaal gaat het dus om een periode van meer dan drie jaar en 6 maanden. Van belang is verder dat de duurzame en exclusieve relatie die hij met referente had al langer bestond, namelijk vanaf 2016. Verder stelt eiser in beroep dat hij tijdens zijn relatie/huwelijk in zijn eigen levensonderhoud heeft voorzien, dat hij daarna heeft geleefd van spaargeld en een bijstandsuitkering en dat hij op dit moment werkzoekende is. Hij is alleenstaand, heeft vrienden en een sociaal leven in Groningen en heeft een nieuwe vriendin. Hij is al langer dan 12 jaar weg uit Gambia, heeft daar geen relevant netwerk meer en kan dan ook niet meer in zijn eigen levensonderhoud voorzien als hij zou terugkeren. Ook de omstandigheid dat hij al langere tijd rechtmatig in Europa verblijft (ook in Italië) moet in aanmerking worden genomen bij de belangenafweging, aldus eiser.

5. De rechtbank oordeelt als volgt.

6. In artikel 8.15, vierde lid, aanhef en onder, van het Vb 2000 staat het volgende weergegeven:

“Onverminderd het vijfde lid eindigt het rechtmatig verblijf evenmin door de ontbinding of nietigverklaring van het huwelijk of de beëindiging van het geregistreerd partnerschap:

a. Indien het huwelijk voor het begin van de gerechtelijke procedure tot scheiding of nietigverklaring, onderscheidenlijk het partnerschap voor beëindiging daarvan, ten minste drie jaar heeft geduurd, waarvan de vreemdeling ten minste één jaar in Nederland heeft verbleven;”

6.1.

Het geschil spitst zich allereerst toe op de vraag of het verblijfsrecht van eiser op grond van artikel 8.15, vierde lid, aanhef en onder a, van het Vb 2000 niet is be ëindigd. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat het huwelijk tussen eiser en referente (dat op 8 februari 2019 is begonnen en geëindigd op 24 augustus 2020) korter dan drie jaar heeft geduurd. Wel van belang is, zoals ook verweerder ter zitting heeft aangegeven, dat een duurzame en exclusieve relatie wordt gelijkgesteld met een huwelijk. Dit maakt naar het oordeel van de rechtbank dat bij toepassing van voornoemd wetsartikel dus niet alleen kan worden uitgegaan van de duur van het huwelijk, maar dat ook de duur van de duurzame en exclusieve relatie voorafgaand aan het huwelijk betrokken dient te worden. Dat volgens eiser sinds 2016 reeds sprake was van een duurzame en exclusieve relatie, wordt door de rechtbank niet gevolgd. Hiervoor acht de rechtbank van belang dat iedere onderbouwing daarvan ontbreekt. Hetzelfde geldt voor de stelling dat eiser en referente op 2 februari 2017 zijn gaan samenwonen. Daar komt bij dat uit de Basisregistratie Persoonsgegevens is gebleken dat eiser en referente tussen 15 oktober 2018 en 31 augustus 2019 op hetzelfde adres ingeschreven stonden. Voor zover kan worden aangenomen dat de relatie tussen eiser en referente op 25 november 2017 is begonnen, de datum waarop de whatsapp-correspondentie tussen hen is aangevangen, stelt de rechtbank vast dat ook dan niet wordt voldaan aan de hiervoor genoemde driejaarstermijn. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het rechtmatig verblijf is beëindigd door de scheiding op 24 augustus 2020 en dat er geen sprake is van voortgezet verblijf als bedoeld in artikel 8:15, vierde lid onder a van het Vb 2000 .

7. Ook voor zover eiser heeft gesteld dat er in ieder geval een verblijfsrecht bestaat op grond van artikel 8 van het EVRM (en het verblijfsrecht dus niet is geëindigd met het einde van het huwelijk), slaagt het beroep niet.

7.1.

Op grond van artikel 8, eerste lid, van het EVRM heeft een ieder recht op respect voor zijn priv éleven. Op grond van het tweede lid is geen inmenging van enig openbaar gezag toegestaan in de uitoefening van dit recht, dan voor zover bij wet is voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk is in het belang van de nationale veiligheid, de openbare veiligheid of het economisch welzijn van het land, het voorkomen van wanordelijkheden en strafbare feiten, de bescherming van de gezondheid of de goede zeden, of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.

7.2.

Vooropgesteld moet worden dat artikel van het 8 van het EVRM geen absoluut recht is en dat dit artikel geen recht geeft op domiciliekeuze. De vraag in hoeverre sprake is van een beschermenswaardig privéleven wordt beantwoord aan de hand van een belangenafweging tussen het belang dat eiser heeft bij een gecontinueerd verblijf en het Nederlandse algemeen belang bij het uitvoeren van het toelatingsbeleid. Daarbij moeten alle relevante feiten en omstandigheden worden betrokken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de belangenafweging hier in het nadeel van eiser uitvalt. Dat eiser inmiddels een sociaal leven in Nederland heeft opgebouwd, betaald werk verricht, aan sport doet en een nieuwe relatie aan het opbouwen is, leidt niet tot een andere conclusie. Daarbij is in aanmerking genomen dat eiser de intensiteit van zijn privéleven in Nederland niet heeft onderbouwd. Dat eiser inmiddels al geruime tijd niet meer in Gambia verkeert leidt evenmin tot een andere conclusie. Nu eiser een groot deel van zijn leven wel in Gambia heeft gewoond mag worden verondersteld dat hij in staat is daar weer te kunnen aarden en een leven te kunnen opbouwen.

8. Ter zitting heeft verweerder aangegeven dat in onderhavige procedure ten onrechte geen belangenafweging in het kader van de evenredigheid heeft plaatsgevonden, maar heeft verwezen naar een andere soortgelijke procedure van eiser (NL23.15343), waarin het verrichten van een evenredigheidstoets wel aan de orde is geweest. In die procedure is het volgende overwogen:

“Gezien het feit dat u -aantoonbaar- in 2018 naar Nederland bent gekomen, terwijl u reeds 27 jaar was, kan worden aangenomen dat de banden met uw land van herkomst sterk zullen zijn. De stelling dat u in Gambia geen netwerk meer heeft is niet onderbouwd en leidt niet tot een ander oordeel. Gebleken is dat u slechts een korte periode van minder dan twee jaar rechtmatig in Nederland hebt verbleven. Gelet hierop kan worden aangenomen dat uw banden met Nederland niet heel sterk zullen zijn en er niet is gebleken van een grote mate van integratie in Nederland.

U hebt volgens zeggen voor uw komst naar Nederland sinds 2009 in Italië gewoond. Dat u een aantal jaren in Italië hebt gewoond vormt geen aanleiding om de belangenafweging in uw voordeel uit te laten vallen. Overigens stelt u enerzijds dat u sinds 2009 in Italië hebt gewoond, hetgeen op geen enkele wijze is onderbouwd met bewijsstukken, en anderzijds dat u Gambia 12 jaar geleden hebt verlaten, wat in 2011 geweest zou moeten zijn. Deze verklaringen stroken niet met elkaar. Nu er geen enkel bewijsstuk van uw vertrek uit Gambia of uw komst naar Italië is overgelegd kan aan deze verklaringen daarom geen waarde worden gehecht.

Ik heb geoordeeld dat u na het verbreken van uw relatie met uw referent niet voldoet aan artikel 8:15, lid 4, Vb . Dat u zelfstandig over voldoende bestaansmiddelen hebt beschikt nadat u een periode een bijstandsuitkering hebt ontvangen wordt redelijkerwijs ook van u verwacht. Dat is niet dermate bijzonder dat de belangenafweging in uw voordeel zou moeten uitvallen.

Uw sociale leven speelt zich af in Groningen. Dit is verder niet onderbouwd. Dat er sprake is van een sociaal leven op een plek waar men langer verblijft is in principe inherent aan het leven. Dit betekent echter niet dat het belang voor u om Nederland niet te hoeven verlaten groter is dan het belang van de Nederlandse overheid.

U bent alleenstaand en hebt geen kinderen. Niet is gebleken van gezinsleven in Nederland. Weliswaar stelt u een vriendin te hebben, maar verdere informatie hieromtrent ontbreekt. Niet is gebleken dat er sprake is van gezinsleven tussen uw vriendin en uzelf. Dit vormt ook geen reden om de belangenafweging in uw voordeel te laten uitvallen.

Voor het overige is niet van bijzondere omstandigheden gebleken.”

8.1.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat het beëindigen van het verblijfsrecht in eisers geval niet onevenredig is. Nu verweerder echter eerst na het bestreden besluit (ter zitting) heeft verwezen naar voornoemde belangenafweging met het verzoek om deze ook van toepassing te laten zijn op onderhavige procedure, kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek op grond van artikel 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het beroep is op dit punt gegrond en het bestreden besluit dient in zoverre te worden vernietigd. Met de verwijzing naar de belangenafweging, in een soortgelijke procedure van eiser, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het motiveringsgebrek hersteld. Daarom zal de rechtbank op grond van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb , de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand laten.

Conclusie en gevolgen

9. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven.

10. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,-- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184,-- aan eiser te vergoeden;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,--.

Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

griffier rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature