Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Echtscheiding met nevenvoorzieningen. Partijen zijn gehuwd onder huwelijke voorwaarden, kort gezegd inhoudende de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met een finaal verrekenbeding.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige Kamer

Rekestnummers: FA RK 20-8555 ( echtscheiding ) en FA RK 21-4546 (afwikkeling

huwelijkse voorwaarden)

Zaaknummers: C/09/603443 (echtscheiding) en C/09/614603 (afwikkeling huwelijkse

voorwaarden)

Datum beschikking: 8 juli 2022

Scheiding

Beschikking op het op 20 november 2020 ingekomen verzoek van:

[naam 1] ,

de vrouw,

wonende in [woonplaats] ,

advocaat: mr. F.M.O. van Leeuwen te Schiedam.

Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[naam 2] ,

de man,

wonende op een bij de rechtbank bekend adres,

advocaat: mr. K. Moene te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:

het verzoekschrift;

het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;

het verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken;

de brief van 2 augustus 2021, met als bijlage het formulier ‘verdelen en verrekenen’, van de zijde van de vrouw;

het bericht van 4 augustus 2021, met als bijlage het formulier ‘verdelen en verrekenen’, van de zijde van de man;

de brief van 3 juni 2022, tevens houdende een aanvullend verzoek, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;

de brief van 3 juni 2022, met bijlagen, van de zijde van de man;

de brief van 9 juni 2022, tevens houdende een akte aanvulling gronden, met bijlage, van de zijde van de vrouw.

Op 14 juni 2022 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: beide partijen met hun advocaten. Door de advocaat van de vrouw zijn pleitnotities overgelegd.

De rechtbank laat de bij de brief van de vrouw van 9 juni 2022 gevoegde productie 49 buiten beschouwing, omdat de man daartegen, onder verwijzing naar de wettelijke termijn van tien dagen waarbinnen stukken voorafgaande aan een mondelinge behandeling in het geding mogen worden gebracht, bezwaar heeft gemaakt en de vrouw dit stuk, indien zij daarop een beroep had willen doen, eerder in het geding had kunnen en moeten brengen.

Feiten

Partijen zijn gehuwd op [datum huwelijk] 1996 te [huwelijksplaats] .

Zij zijn de ouders van de volgende (jong)meerderjarige kinderen:- [meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 1] 2001 te [geboorteplaats] ,- [jongmeerderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2003 te [geboorteplaats] .

Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende de uitsluiting van iedere gemeenschap van goederen met een finaal verrekenbeding.

Verzoek en verweer

De vrouw verzoekt de echtscheiding uit te spreken en:

het tussen partijen overeengekomen en op 26 oktober 2020 ondertekende ouderschapsplan aan de beschikking te hechten;

te bepalen dat de man met ingang van de datum van de beschikking een alimentatie ten behoeve van [voornaam jongmeerderjarige] van € 250,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

de man te gelasten dat hij bij helfte dient bij de dragen in de studiekosten van de kinderen, althans van [voornaam jongmeerderjarige] vanaf schooljaar 2021-2022;

het voortgezet gebruik van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats] , [adres] , toe te kennen aan de vrouw, met het bevel dat de man de woning moet verlaten uiterlijk 14 dagen na de datum van de beschikking en niet meer mag betreden;

op grond van artikel 22 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) de man te bevelen dat hij gehouden zal zijn alle benodigde stuken in het geding te brengen die nodig zijn voor de bepaling van zijn draagkracht en het in kaart brengen van het te verrekenen vermogen alsmede van zijn eventuele privévermogen, zoals omschreven in punt 15 en 18 van het verzoekschrift;

de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen, conform het voorstel van de vrouw;

de man te gelasten op eerste verzoek zijn volledige medewerking te verlenen aan ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire leningen bij Florius ;

de man te veroordelen uit hoofde van een vergoedingsrecht aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 184.630,-, te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf de datum van indiening van het verzoekschrift tot en met de dag van de algehele vergoeding, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van de beschikking,

voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De man voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Tevens verzoekt de man zelfstandig de echtscheiding uit te spreken en:

te bepalen dat de vrouw op grond van artikel 843a Rv gehouden is om binnen twee dagen na de datum van de (tussen)beschikking aan de man en de rechtbank te verstrekken de bescheiden zoals genoemd onder punt 2 in het petitum bij het verweerschrift, tevens houdende zelfstandige verzoeken;

de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vast te stellen, conform het voorstel van de man;

te bepalen dat de vrouw dient over te gaan tot de wettelijke pensioenverevening van de tijdens het huwelijk opgebouwde pensioenaanspraken die vallen onder de Wet verevening pensioenrecht bij scheiding (hierna: Wvps), conform het bepaalde in artikel 1:155 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), in samenhang met artikel 2 lid 1 van de Wvps ; bepaling dat de (bijzonder) nabestaandenpensioenen die door de man tijdens het huwelijk zijn opgebouwd premievrij voor de vrouw dienen te worden gereserveerd,

voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De vrouw voert verweer tegen de zelfstandige verzoeken van de man, welk verweer hierna

– voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding

Beide partijen stellen dat het huwelijk duurzaam is ontwricht, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding als op de wet gegrond worden toegewezen.

Ouderschapsplan

De rechtbank zal afwijzen het verzoek van de vrouw om het door partijen overeengekomen ouderschapsplan aan de beschikking te hechten, nu de kinderen inmiddels meerderjarig zijn en er voor aanhechting van het ouderschapsplan geen rechtens relevante reden meer is.

Kosten van levensonderhoud en studie [voornaam meerderjarige] en [voornaam jongmeerderjarige]

Partijen zijn op de zitting overeengekomen dat de man de kosten van [voornaam jongmeerderjarige] voor zijn rekening neemt en de vrouw de kosten van [voornaam meerderjarige] . De rechtbank zal aldus beslissen en beschouwt het meer of anders verzochte door de vrouw als ingetrokken.

Voortgezet gebruik echtelijke woning

De rechtbank zal het verzoek van de vrouw om het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan haar toe te kennen bij gebrek aan belang afwijzen. Zoals uit het navolgende zal blijken in het kader van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden is (uitsluitend) de vrouw eigenaar van de woning, zodat het gebruiksrecht van de woning al aan haar toekomt.

Afwikkeling huwelijkse voorwaarden

De vrouw en de man zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden.

In artikel 1 van de huwelijkse voorwaarden is bepaald: ‘De echtgenoten zijn met uitsluiting van elke gemeenschap van goederen gehuwd’.

In artikel 3 van de huwelijkse voorwaarden is opgenomen: ‘De echtgenoten zijn, voor zover niet anders bepaald verplicht aan elkaar te vergoeden hetgeen aan het vermogen van de ene echtgenoot is onttrokken ten bate van de andere echtgenoot, ten bedrage van of naar de waarden ten dage van de onttrekking. Deze vergoedingen zijn terstond opeisbaar’.

De huwelijkse voorwaarden bevatten in artikel 6 een finaal verrekenbeding. In dit artikel is in lid 1 bepaald: ‘Bij het einde van het huwelijk door echtscheiding, bij scheiding van tafel en bed, alsmede door overlijden zullen de echtgenoten casu quo hun rechtverkrijgenden met elkaar afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren. Buiten de afrekening blijven echter alle aanbrengsten ten huwelijk, al wat krachtens erfrecht of door schenking is verkregen, de opbrengsten daarvan en wat daarvoor in de plaats is gekomen’.

Peildatum

Artikel 6 lid 2 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt dat als peildatum voor het vaststellen van het te verrekenen vermogen de datum van indiening van het verzoekschrift dient te worden gehanteerd, te weten 20 november 2020.

Omvang te verrekenen vermogen

Partijen hebben de volgende vermogensbestanddelen opgevoerd die tot het te verrekenen vermogen behoren dan wel zouden kunnen behoren:

de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats] , [adres] , de daarop rustende hypothecaire geldlening bij Florius en de daaraan gekoppelde beleggingsrekeningen bij Evi van Lanschot ;

de auto van het merk Hyundai ;

de auto van het merk Saab;

de Vespa Primavera;

de Vespa Sprint Notte;

de bankrekeningen;

eenmanszaak [eenmanszaak] ;

de aandelen van de vrouw in [B.V.]

de door de vrouw ontvangen erfenis en schenkingen.

Ad 1. De echtelijke woning, de daarop rustende hypothecaire geldlening en de daaraan gekoppelde beleggingsrekeningen

De vrouw is eigenaar van de echtelijke woning te ( [postcode] ) [plaats] , [adres] . Partijen zijn het niet eens over de waarde van de woning.

De vrouw stelt dat de woning op € 535.000,- is getaxeerd. Daarbij is per abuis als datum

2 maart 2021 gehanteerd in plaats van de peildatum, 20 november 2020. Rekening houdend met de verkoopprijzen van vergelijkbare woningen in de omliggende buurt schat de vrouw de waarde van de woning op de peildatum op € 485.000,-.

De man stelt dat de woningen in Zuid-Holland volgens het Kadaster in het eerste kwartaal van 2021 2,9% meer waard waren dan in het vierde kwartaal van 2020. Gelet hierop stelt de man dat de waarde van de woning op de peildatum € 520.000,- bedroeg.

Met de man acht de rechtbank het redelijk om de woning op de peildatum te waarderen op € 520.000,-. De man heeft voor de waardebepaling aansluiting gezocht bij objectieve prijspeilgegevens van het Kadaster hetgeen de rechtbank niet onredelijk voorkomt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw – gelet op de gemotiveerde betwisting van de man – niet voldoende aangetoond dat de waarde van de woning op de peildatum dusdanig lager is dan op de datum waarop de woning is getaxeerd, te weten 2 maart 2021. De enkele verwijzing naar de verkoopprijzen van woningen die in de buurt van de woning zijn gelegen acht de rechtbank in dit kader niet voldoende. Bovendien is een deel van die woningen meegenomen in het taxatierapport van 2 maart 2021, zodat daarmee al rekening is gehouden bij de waardebepaling van de woning.

Voor de vaststelling van het te verrekenen vermogen zal de echtelijke woning dus voor een waarde van € 520.000,- aan de zijde van de vrouw worden meegenomen.

Op de woning rust een hypothecaire geldlening bij Florius ten bedrage van (op de peildatum) in totaal € 385.000,-, waarvan partijen beiden schuldenaar zijn. Deze bestaat uit een beleggershypotheek van € 335.000,- (leningdeelnummer 1.660.659.108) en een aflossingsvrij deel van € 50.000,- (leningdeelnummer 1571435.109). De vrouw wil de hypothecaire geldlening graag overnemen. Partijen zijn het erover eens dat de vrouw de man daartoe bij de bank uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid zal laten ontslaan.

Dat betekent dat de vrouw vervolgens ter verrekening de helft van de overwaarde (bestaande uit de waarde van de echtelijke woning minus de schuld uit de hypothecaire geldlening), te weten (€ 520.000,- minus € 385.000,- / 2 =) € 67.500,- aan de man moet voldoen.

Aan de hypothecaire geldlening zijn twee beleggingsrekeningen bij Evi van Lanschot gekoppeld, welke eveneens op naam staan van beide partijen. Partijen zijn het erover eens dat de vrouw deze rekeningen gaat voortzetten nu zij ook de hypothecaire geldlening zal overnemen. Gelet hierop dient de vrouw de helft van de saldi op de beleggingsrekeningen per de peildatum aan de man te voldoen. Door de man is immers niet meer betwist dat hij na de peildatum geen premies heeft voldaan ten aanzien van de beleggingsrekeningen. Het bedrag op rekeningnummer 807018 bedraagt op de peildatum (€ 42.903,72 + € 5,75 =)

€ 42.909,47 en het bedrag op rekeningnummer 807020 bedraagt op de peildatum

(€ 9.616,55 + € 306,75 =) € 9.923,30, zodat de vrouw in dit kader een bedrag van in totaal (€ 42.909,47 + € 9.923,30 / 2 =) € 26.416,39 aan de man dient te voldoen.

De man verzoekt te bepalen dat de woning dient te worden verkocht indien blijkt dat de vrouw de woning niet kan financieren. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen, nu de woning privé-eigendom is van de vrouw.

Ad 2. De auto van het merk Hyundai

Partijen zijn het erover eens dat de auto van de vrouw van het merk Hyundai op de peildatum € 16.500,- waard was. Niet in geschil is dat de vrouw op de peildatum nog een openstaande schuld van € 3.250,- had bij haar moeder ten behoeve van de aanschaf van de auto. Gelet hierop dient de vrouw aan de man te voldoen een bedrag van (€ 16.500,- minus

€ 3.250,- / 2 =) € 6.625,-.

Ad 3. De auto van het merk Saab

Partijen zijn het erover eens dat de auto van de man van het merk Saab op de peildatum

€ 15.000,- waard was. De man dient in dit kader dan ook een bedrag van € 7.500,- aan de vrouw te voldoen.

Ad 4. en 5. De Vespa Primavera en de Vespa Sprint Notte

Op de zitting hebben partijen aangegeven dat de Vespa Primavera in gebruik is bij [voornaam meerderjarige] en de Vespa Sprint Notte bij [voornaam jongmeerderjarige] en dat dit zo kan blijven. De rechtbank leidt hieruit af dat de Vespa’s buiten het te verrekenen vermogen kunnen blijven.

Ad 6. De bankrekeningen

Op de zitting is gebleken dat de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 1] op naam van beide partijen staat in plaats van alleen op naam van de vrouw, hetgeen partijen in eerste instantie veronderstelden. Het saldo op de peildatum bedroeg € 4.657,27. Aan beide partijen komt derhalve een bedrag van (€ 4.657,27 / 2 =) € 2.328,64 toe. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen deze rekening – voor zover dat nog niet is gebeurd – zullen opheffen.

Het saldo op de bankrekening van de vrouw met nummer [bankrekeningnummer 2] bedroeg op de peildatum € 1.855,05. De vrouw dient de helft van dit bedrag, te weten € 927,53, aan de man te voldoen.

De man heeft drie bankrekeningen op zijn naam. Het saldo op de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 3] bedroeg op de peildatum € 87,07. Het saldo op de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 4] was op de peildatum € 49,97. Het saldo op de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 5] bedroeg op de peildatum € 315,99, zoals blijkt uit productie 6 van de zijde van de man. Gelet op voornoemde saldi dient de man een bedrag van (€ 87,07 + € 49,97 + € 315,99 / 2 =) € 226,52 aan de vrouw te voldoen.

Ad 7. Eenmanszaak [eenmanszaak]

De man heeft een eenmanszaak, te weten [eenmanszaak] . De man is het (uiteindelijk) met de vrouw eens dat deze tot het te verrekenen vermogen behoort. In geschil is de waarde van de eenmanszaak. De vrouw schat de waarde op € 50.000,-, hetgeen de man betwist.

De rechtbank overweegt als volgt. De man zou de vrouw inzicht hebben verschaft in (een deel van) zijn financiële stukken. De man heeft deze stukken echter niet in het geding gebracht, zodat de rechtbank niet kan vaststellen wat, al dan niet bij benadering, de waarde van de eenmanszaak van de man is. De rechtbank geeft partijen mee om in onderling overleg de waarde van de eenmanszaak vast te stellen. Voor het geval zij daartoe niet binnen vier weken na heden in staat zijn, zal de rechtbank bepalen dat een onafhankelijk deskundige in de vorm van een registeraccountant door partijen zal worden ingeschakeld die de eenmanszaak per de peildatum van 20 november 2020 dient te waarderen. Partijen dienen de kosten daarvoor bij helfte te dragen. De rechtbank zal bepalen dat de man drie registeraccountants aan de vrouw dient voor te stellen, waarbij de vrouw er één zal kiezen die de eenmanszaak zal waarderen. Zodra partijen het bindend advies van de registeraccountant hebben ontvangen, dienen partijen aldus af te rekenen dat de man de helft van de waarde van de activa en passiva per de peildatum aan de vrouw dient te voldoen.

Ad 8. De aandelen van de vrouw in [B.V.]

De vrouw stelt dat haar aandelen in [B.V.] buiten het te verrekenen vermogen dienen te blijven. De vrouw heeft in 2008 een ontslagvergoeding ontvangen van

€ 104.539,-, welke is omgezet in een stamrechtverplichting. Dit bedrag is in [B.V.] gestort en is volgens de vrouw aan haar verknocht. Volgens de vrouw heeft de man in 2008 bijna het hele vermogen uit de B. [B.V.] gehaald en is hij daarmee gaan beleggen, hetgeen vervolgens verloren is gegaan. De vrouw stelt dat er op dit moment wel vermogen in de B. [B.V.] zit, maar dit komt omdat de vrouw € 50.000,- heeft overgemaakt van haar eigen rekening naar de B. [B.V.] omdat de man schulden heeft laten ontstaan bij de Belastingdienst.

De man betwist de stellingen van de vrouw. Hij is van mening dat de ontslagvergoeding niet verknocht is en stelt zich op het standpunt dat de waarde van de aandelen in [B.V.] tot het te verrekenen vermogen behoren.

De rechtbank overweegt als volgt.

Of een goed op grond van artikel 1:94 lid 3 BW op enigerlei bijzondere wijze aan een der echtgenoten is verknocht en, zo ja, in hoeverre die verknochtheid zich ertegen verzet dat het goed in de gemeenschap valt, hangt volgens vaste rechtspraak af van de aard van dat goed, zoals deze aard mede door de maatschappelijke opvattingen wordt bepaald. Volgens de Hoge Raad valt een ontslagvergoeding die strekt tot vervanging van inkomen uit arbeid dat de echtgenoot bij voortzetting van de dienstbetrekking zou hebben genoten, niet in de gemeenschap voor zover deze ziet op de periode na ontbinding van de huwelijksgemeenschap (Hoge Raad 23 februari 2018, ECLI:NL:HR:2018:270).

Nu partijen in artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden met elkaar zijn overeengekomen dat zij met elkaar afrekenen alsof zij in algehele gemeenschap van goederen gehuwd waren, is het voorgaande in deze zaak eveneens van toepassing.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de vrouw – in het licht van de gemotiveerde betwisting van de man – niet met stukken inzichtelijk gemaakt in hoeverre de door haar ontvangen ontslagvergoeding betrekking had op de periode na ontbinding van de huwelijks(pseudo)gemeenschap. De rechtbank gaat er daarom van uit dat de waarde van de aandelen in [B.V.] tot het te verrekenen vermogen behoort. Bovendien overweegt de rechtbank nog dat tussen partijen vaststaat dat de bankrekening van [B.V.] na ontvangst van de ontslagvergoeding is leeggehaald en dat de ontslagvergoeding feitelijk is opgesoupeerd. Voor zover de ontslagvergoeding (deels) verknocht zou zijn, geldt dus dat dit (voorheen) verknochte vermogensbestanddeel niet meer in het vermogen aanwezig is. Dat het bedrag door de man van de rekening zou zijn gehaald doet daaraan niet af.

Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de waarde van de aandelen in [B.V.] tot het te verrekenen vermogen behoort. De rechtbank kan niet vaststellen wat de waarde van de aandelen op de peildatum van 20 november 2020 is. Voor het geval partijen niet in staat zijn om de waarde binnen vier weken na heden gezamenlijk vast te stellen, zal de rechtbank bepalen dat de vrouw drie registeraccountants aan de man voorstelt, waarbij de man er één mag kiezen die de waarde vaststelt. Partijen dienen de kosten daarvan bij helfte te dragen. Evenals bij de eenmanszaak dienen partijen, zodra zij het bindend advies van de registeraccountant hebben ontvangen, aldus af te rekenen dat de vrouw de helft van de waarde van de aandelen in [B.V.] per de peildatum aan de man dient te voldoen.

Ad 9. De door de vrouw ontvangen erfenis en schenkingen

De vrouw stelt zich op het standpunt dat de door haar ontvangen erfenis van haar tante van

€ 89.695,-, alsmede de schenkingen van haar moeder van in totaal € 17.820,-, aan haar dienen toe te komen en derhalve in mindering dienen te worden gebracht op het te verrekenen vermogen. De man stelt dat de vrouw niet heeft aangetoond dat de erfenis en de schenkingen op de peildatum nog deel uitmaken van het te verrekenen vermogen.

Tussen partijen is niet in geschil dat de vrouw tijdens het huwelijk een erfenis en diverse schenkingen heeft ontvangen. Volgens artikel 6 van de huwelijkse voorwaarden blijven deze buiten het te verrekenen vermogen. De rechtbank kan op grond van de overgelegde stukken en de stellingen van partijen echter niet vaststellen dat deze bedragen op de peildatum nog aanwezig waren – al dan niet door zaaksvervanging. De vrouw heeft ter zitting bevestigd dat deze bedragen zijn uitgegeven. De vrouw weet niet waaraan deze gelden zijn besteed. Volgens de man is een bedrag van € 51.000,- afkomstig uit de erfenis en/of schenking bij [B.V.] terechtgekomen, maar dit is door de vrouw betwist. Volgens de vrouw is het genoemde bedrag van € 51.000,- van haar spaargeld afkomstig. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de door de vrouw ontvangen erfenis en schenkingen niet bij de verrekening van het vermogen betrekken. Vastgesteld kan worden dat deze gelden op de peildatum niet meer te traceren zijn, zodat ervan uit moet worden gegaan dat zij geen deel meer uitmaken van het privé vermogen van de vrouw.

Indien en voor zover de man heeft gesteld dat hij ook een erfenis heeft ontvangen die buiten het te verrekenen vermogen dient te blijven, overweegt de rechtbank dat een en ander niet voldoende is gebleken uit de overgelegde stukken. De man heeft zijn stelling niet onderbouwd, zodat de rechtbank hieraan voorbij zal gaan.

Vergoedingsvordering vrouw

De vrouw heeft aanvankelijk verzocht te bepalen dat de man uit hoofde van een vergoedingsvordering een bedrag van € 184.630,- aan haar dient te voldoen. Op de zitting heeft de vrouw dit verzoek ingetrokken, zodat daarop niet meer hoeft te worden beslist.

Inzage stukken

Beide partijen verzoeken over en weer te bepalen dat de ander inzage dient te geven in de stukken.

Het verzoek van de vrouw ziet voornamelijk op de financiële stukken die betrekking hebben op de eenmanszaak van de man. Nu de eenmanszaak gewaardeerd zal worden en de man daarvoor de benodigde financiële stukken zal moeten overleggen, zal de rechtbank het verzoek van de vrouw afwijzen. Bovendien heeft de man op de zitting onweersproken gesteld dat hij al diverse financiële stukken aan de vrouw heeft verstrekt.

Het verzoek van de man tot inzage van stukken ziet op het saldo van de bankrekening van de vrouw en haar pensioen. Uit de overgelegde stukken blijkt het saldo van de bankrekening van de vrouw op de peildatum. De vrouw heeft in haar verweerschrift tegen de zelfstandige verzoeken tevens aangegeven dat zij de man inmiddels inzage heeft verschaft in haar pensioenoverzicht. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de man geen belang meer heeft bij zijn verzoek.

Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de over en weer gedane verzoeken van partijen afwijzen.

Pensioenverevening

De man verzoekt te bepalen dat de vrouw dient over te gaan tot de wettelijke pensioenverevening. Nu de vrouw op grond van de wet reeds verplicht is om tot pensioenverevening over te gaan zal de rechtbank het verzoek van de man afwijzen.

De rechtbank gaat ervan uit dat partijen de daartoe relevante gegevens met elkaar zullen uitwisselen voor zover zij dat nog niet hebben gedaan.

Beslissing

De rechtbank:

*

spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum huwelijk] 1996 te [huwelijksplaats] ;

*

stelt vast dat partijen zijn overeengekomen dat de vrouw de kosten voor [voornaam meerderjarige] draagt en de man de kosten voor [voornaam jongmeerderjarige] ;

*

bepaalt ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden – onder de voorwaarde van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand – het volgende:

de vrouw dient de man te laten ontslaan uit zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor de hypothecaire geldleningen bij Florius, waarbij de vrouw de man een bedrag van € 67.500,- van de overwaarde zal voldoen, alsmede een bedrag van € 26.416,39 ten behoeve van de beleggingsrekeningen bij Evi van Lanschot, welke de vrouw zal voortzetten;

de vrouw dient een bedrag van € 6.625,- aan de man te voldoen ter zake de verrekening van de auto van het merk Hyundai;

de man dient een bedrag van € 7.500,- aan de vrouw te voldoen ter zake de verrekening van de auto van het merk Saab;

4. het saldo op de bankrekening met nummer [bankrekeningnummer 1] op naam van beide partijen op peildatum 20 november 2020 van € 4.657,27 dient bij helfte tussen partijen te worden gedeeld, waarna de rekening wordt opgeheven;

5. de vrouw dient de helft van het saldo op de bankrekening op haar naam met nummer [bankrekeningnummer 2] op peildatum 20 november 2020 van € 1.855,05, aan de man te voldoen.

6. de man dient de helft van de saldi op peildatum 20 november 2020 van de bankrekeningen op zijn naam met nummers [bankrekeningnummer 3] (€ 87,07), [bankrekeningnummer 4] (€ 49,97) en [bankrekeningnummer 5] (€ 315,99) aan de vrouw te voldoen;

7. de man dient de helft van de waarde van de activa en passiva van zijn eenmanszaak [eenmanszaak] op peildatum 20 november 2020, aan de vrouw te voldoen, welke waarde in onderling overleg moet worden vastgesteld dan wel, indien partijen niet binnen vier weken na heden overeenstemming hebben over deze waarde: partijen een onafhankelijke registeraccountant zullen inschakelen die de eenmanszaak op peildatum 20 november 2020 zal waarderen, waarbij de man drie registeraccountants aan de vrouw zal voorstellen en de vrouw er één kiest die daartoe zal overgaan, waarbij partijen de kosten daarvoor bij helfte dienen te dragen en waarbij het advies van de registeraccountant omtrent de waarde van de eenmanszaak voor partijen bindend zal zijn;

8. de vrouw dient de helft van de waarde van de aandelen in [B.V.] op peildatum 20 november 2020 aan de man te voldoen, welke waarde in onderling overleg moet worden vastgesteld dan wel, indien partijen niet binnen vier weken na heden overeenstemming hebben over deze waarde: partijen een onafhankelijke registeraccountant zullen inschakelen die de aandelen op peildatum 20 november 2020 zal waarderen, waarbij de vrouw drie registeraccountants aan de man zal voorstellen en de man er één kiest die daartoe zal overgaan, waarbij partijen de kosten daarvoor bij helfte dienen te dragen en waarbij het advies van de registeraccountant omtrent de waarde van de aandelen in [B.V.] voor partijen bindend zal zijn:

verklaart deze beschikking – tot zover en met uitzondering van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;

wijst af het meer of anders verzochte.

Deze beschikking is gegeven door mrs. L. Koper, A. Emmens en A.M. van der Vliet, rechters, bijgestaan door mr. L.C. Vos als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van

8 juli 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature