U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

verplichting tot deelname aan de SWL is niet het resultaat van een zorgvuldige, op eiser toegesneden afweging - te vroeg geconcludeerd dat uit de houding en het gedrag van eiser ondubbelzinnig volgde dat hij de verplichtingen niet wilde nakomen - gegrond

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: SGR 20/5748

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 maart 2022 in de zaak tussen [eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. A.W. van Rijn),

en

het college van burgemeester en wethouders van Leiden, verweerder

(gemachtigde: O.J. Massalova).

Procesverloop

In het besluit van 11 maart 2020 (primair besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser ingevolge de Participatiewet (Pw) ingetrokken.

In het besluit van 24 augustus 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2022 op zitting behandeld middels een Skype -beeldverbinding. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook de moeder van eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser ontvangt sinds 6 maart 2018 een uitkering op grond van de Pw. Op 25 april 2018 is een plan van aanpak opgesteld. Op 12 juli 2019 is dit plan van aanpak bijgesteld.

2.1

In het primaire besluit heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser ingevolge de Pw ingetrokken, omdat eiser door zijn houding en gedragingen ondubbelzinnig laat blijken dat hij de verplichtingen, zoals bedoeld in artikel 9 en artikel 55 van de Pw , niet wil nakomen.

2.2

In het bestreden besluit heeft verweerder die beslissing gehandhaafd en daarbij (aanvullend) gemotiveerd dat eiser ondubbelzinnig heeft laten blijken de verplichtingen als opgesteld in het plan van aanpak niet te willen nakomen, met het herhaaldelijk vroegtijdig verlaten van afspraken en het niet verschijnen op afspraken. Dit terwijl de problemen van eiser niet zodanig zijn dat hij geheel niet in staat zou zijn om gedrag te laten zien dat wijst op het meewerken aan de geboden ondersteuning, aldus verweerder.

3. Eiser voert aan dat verweerder onterecht en zonder feitelijke onderbouwing stelt dat hij zijn afspraken niet nakomt. Eiser heeft namelijk psychosociale problematiek, waaronder een angst- en paniekstoornis en een verstandelijke beperking.

De rechtbank overweegt als volgt.

3.1.1

Op grond van artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Pw - voor zover van belang - is de belanghebbende vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, van de Pw verplicht naar vermogen algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en deze te aanvaarden. Ingevolge dit eerste lid, aanhef en onder b - voor zover van belang - is de belanghebbende vanaf de dag van melding als bedoeld in artikel 44, tweede lid, verplicht gebruik te maken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling en, indien van toepassing, mee te werken aan het opstellen, uitvoeren en evalueren van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 44a van de Pw .

3.1.2

Op grond van artikel 44, vierde lid, van de Pw wordt bij een besluit tot toekenning van algemene bijstand voor zover dat ziet op personen van 18 jaar of ouder, doch jonger dan 27 jaar, in een bijlage, een plan van aanpak opgenomen als bedoeld in artikel 44 a.

3.1.3.

Op grond van artikel 44a, eerste lid, van de Pw bevat het plan van aanpak a. indien van toepassing de uitwerking van de ondersteuning; b. de verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de gevolgen van het niet naleven van die verplichtingen. Ingevolge het tweede lid van dit artikel begeleidt het college een persoon die recht heeft op algemene bijstand bij de uitvoering van het plan van aanpak en evalueert, in samenspraak met die persoon, periodiek het plan van aanpak en stelt dit zo nodig bij.

3.1.4

Op grond van artikel 13, tweede lid, aanhef en onder d, van de Pw heeft geen recht op algemene bijstand degene die jonger is dan 27 jaar en uit wiens houding en gedragingen ondubbelzinnig blijkt dat hij de verplichtingen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, of artikel 55 van de Pw niet wil nakomen.

3.2

De rechtbank stelt voorop dat het volgens vaste rechtspraak niet aan de betrokkene is, maar aan het bijstandverlenend orgaan om te bepalen welke re-integratievoorziening voor de betrokkene is aangewezen om het uiteindelijk beoogde doel, arbeidsinschakeling, te bereiken. Wel is vereist dat het bijstandverlenend orgaan maatwerk levert en de voorziening het resultaat is van een zorgvuldige, op de persoon toegesneden afweging. Het bijstandverlenend orgaan dient voorts aan de betrokkene kenbaar te maken waaruit de voorziening concreet bestaat, waarom deze voorziening, gelet op de feiten en omstandigheden in het individuele geval, is aangewezen en welk tijdpad wordt gevolgd. Indien, zoals in dit geval, het recht op bijstand wordt ingetrokken met toepassing van de onder 3.1.4 weergegeven bepaling, moet bij de vraag of de jongere door houding en gedrag ondubbelzinnig blijk heeft gegeven zijn integratieverplichtingen niet te willen nakomen, beoordeeld worden of bij de opstelling van het plan van aanpak het zoals hiervoor omschreven maatwerk is geleverd. Volgens eveneens vaste rechtspraak kan indien in een dergelijk geval wordt vastgesteld dat één of meer in het plan van aanpak opgenomen verplichtingen niet van de betrokkene kunnen worden gevergd en hij deze niet wil nakomen, die laatste omstandigheid de uitsluiting van het recht op bijstand als bedoeld in artikel 13, tweede lid, aanhef en onder d, van de Pw niet dragen.

3.3

Ter beoordeling van de rechtbank ligt de vraag voor of in het geval van eiser bij het bepalen van de re-integratievoorziening maatwerk is geleverd en of de in het plan van aanpak opgenomen verplichtingen van eiser gevergd konden worden. De rechtbank beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe het volgende.

3.4

Uit de door eiser overgelegde stukken blijkt dat eiser een verstandelijke beperking heeft en hij te kampen heeft met psychosociale problematiek, waaronder een angst- en paniekstoornis. Eiser heeft langere tijd begeleiding gehad vanuit het sociaal wijkteam Leiden en ontvangt sinds 10 juni 2019 persoonlijke begeleiding van Gemiva. In het ondersteuningsplan van Gemiva van 24 maart 2020 wordt genoemd dat van belang is duidelijke afspraken te maken die eiser kan nakomen, te checken of eiser begrijpt wat wordt gecommuniceerd en hem niet te overvragen. Een van de ondersteuningsafspraken is dat bij belangrijke afspraken begeleiding met eiser meegaat. In het opgestelde plan van het Sociaal wijkteam Leiden van 23 mei 2019 staat verder dat eiser zal starten met behandeling voor zijn angst- en paniekstoornis bij GGZ Kristal, maar de weg ernaartoe lastig is voor eiser omdat hij ondersteuning nodig heeft in het aangaan en nakomen van afspraken. Ook wordt genoemd dat eiser niet veel doet op een dag omdat hij vanwege zijn angst- en paniekstoornis de deur niet durft uit te gaan en dit veel energie kost.

3.5

Uit het plan van aanpak en de aanvulling hierop blijkt dat verweerder dagbesteding passend acht voor eiser, maar toen eiser geen dagbesteding kon vinden, verweerder hem heeft aangemeld voor de Startwerklocatie (SWL). Dit terwijl uit het plan van het sociaal wijkteam Leiden blijkt dat eiser door het UWV is vrijgesteld van een sollicitatieplicht, omdat er is vastgesteld dat er tijdelijk geen arbeidsvermogen is tot de GGZ-problematiek is aangepakt. Uit de gedingstukken blijkt niet dat verweerder deze omstandigheden bij het plan van aanpak en de aanpassing daarop heeft betrokken en heeft onderzocht of eiser, gelet op zijn psychosociale problematiek, wel in staat was tot deelname aan de SWL. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verplichting tot deelname aan de SWL het resultaat is van een zorgvuldige, op eiser toegesneden afweging door verweerder. Verweerder heeft dus met het opleggen van de verplichting tot deelname aan de SWL niet het onder 3.2 bedoelde maatwerk geleverd.

3.6

Door eiser te verplichten tot deelname aan de SWL heeft verweerder toen eiser niet verscheen op mondeling gemaakte afspraken of vroegtijdig vertrok bij de SWL te vroeg geconcludeerd dat uit de houding en het gedrag van eiser ondubbelzinnig volgde dat hij de verplichtingen op grond van het plan van aanpak niet wilde nakomen. In dit verband wordt in het bijzonder gewezen op het tweede lid van artikel 44a van de PW , welke bepaling verweerder verplicht begeleiding te bieden bij de uitvoering van het plan, dat te evalueren en te bespreken met eiser en zo nodig bij te stellen. In dit geval had verweerder meer tijd moeten nemen alvorens tot de uitsluiting van het recht op bijstand te komen en aandacht moeten besteden aan de vraag of eiser, gelet op zijn psychsociale problematiek, kon deelnemen aan de SWL, en zo ja, moeten onderzoeken of het tijdig verschijnen op mondeling gemaakte afspraken of een aanwezigheidsplicht van 2 dagen per week, gelet op de psychosociale problematiek van eiser, van hem gevergd kon worden. Dit had verweerder kunnen doen door informatie in te winnen bij eisers behandelaars en zijn begeleider van Gemiva. Afhankelijk van de uitkomsten van dat onderzoek had verweerder moeten bekijken of het plan van aanpak bijstelling behoefde.

4. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het gebrek in de besluitvorming door verweerder niet meer hersteld kan worden (het betreft een periode in het verleden), zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien in het kader van de finale geschillenbeslechting. De rechtbank herroept het primaire besluit. Dit betekent dat de rechtbank de intrekking ongedaan maakt.

5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Verder krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2.0 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting) met een waarde per punt van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.518,-.

Beslissing

De rechtbank

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

herroept het primaire besluit;

draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M.M. Kettenis- de Bruin, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M. Petersen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 maart 2022.

de rechter is buiten staat te tekenen

griffier

rechter

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Zie de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 26 april 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BQ3331.

Zie de uitspraak van de CRvB van 18 december 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:4313.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature