Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Aan eiseres is 1F tegengeworpen wegens banden met een straatbende in El Salvador. Eiseres heeft namelijk op de uitkijk gestaan en wapens rondgebracht voor deze bende. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van personal participation. Verweerder heeft niet voldaan aan de op hem rustende bewijslast. Er is onvoldoende gemotiveerd dat eiseres een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de gepleegde misdrijven moord en doodslag. Verder heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat de door eiseres ingeroepen vrijwaringsgrond zich niet voordoet. Verweerder heeft eiseres hieromtrent onvoldoende zorgvuldig gehoord.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam

Bestuursrecht

zaaknummers: NL21.16506 (bodem)

NL21.16507 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de meervoudige kamer en voorzieningenrechter voor vreemdelingenzaken in de zaken tussen

[eiseres] , eiseres

V-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. S. de Schutter),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.V. de Kort).

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder j, van de Vw 2000.

Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft zij verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.

Het onderzoek op de zitting van de meervoudige kamer heeft hybride plaatsgevonden op 25 januari 2022. Eiseres is fysiek verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Als tolk in de Spaanse taal is verschenen dhr. A. Cavero. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Mr. H.J. Doets en de griffier hebben via een audio-visuele verbinding deelgenomen aan de zitting.

Overwegingen

Waar gaat deze uitspraak over?

1. Eiseres heeft de Salvadoraanse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] . Op 8 december 2019 heeft eiseres een aanvraag gedaan om verlening van een asielvergunning. Ter onderbouwing van deze asielaanvraag heeft op 15 december 2019 het eerste gehoor plaatsgevonden. Op 17 december 2019 heeft het nader gehoor plaatsgevonden. Tot slot is eiseres op 18 februari 2020 en 28 april 2020 aanvullend gehoord. Eiseres heeft het volgende relaas aan haar aanvraag ten grondslag gelegd. Eiseres is afkomstig uit de wijk [naam wijk] in San Salvador. Zij is El Salvador ontvlucht omdat zij vreest voor de politie. In 2012 is zij zonder reden aangehouden door de politie en door een agent verkracht. In 2013 is zij door de politie in haar voet geschoten. Zij heeft uiteindelijk aangifte tegen de politie gedaan. Zij is gestalkt en lastiggevallen door de politie. Ook is zij zelf beschuldigd van wapenbezit en poging tot moord op een politieman. Zij is meerdere keren strafrechtelijk gedetineerd geweest. Na haar laatste detentie van juni 2016 tot februari 2018, heeft zij haar land verlaten. Zij heeft eerst in Guatemala verbleven en is vervolgens naar Nederland gereisd. In de aanvullende gehoren heeft eiseres ook verklaard over betrokkenheid bij bendegeweld. Zij heeft onder meer verklaard dat zij door een bende onder druk is gezet en voor deze bende op de uitkijk heeft gestaan en wapens heeft gekocht en vervoerd.

2.1

Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres afgewezen omdat ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat eiseres zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag. Uit haar verklaringen over de bende volgt dat zij in de periode 2010 tot 2015 activiteiten verricht voor de straatbende [naam bende] te [naam wijk] , El Salvador. Voor deze bende heeft zij volgens verweerder op de uitkijk gestaan en wapens gekocht en getransporteerd. In 2015 is zij gestopt met haar activiteiten voor de bende. Uit openbare bronnen is gebleken dat [naam bende] één van de drie grote straatbendes van El Salvador is. El Salvador gaat de afgelopen vijftien jaar gebukt onder ernstige bendeproblematiek. Die bendeproblematiek wordt gekenmerkt door wijdverbreid geweld dat met een hoge mate van wreedheid gepaard gaat.

2.2

Op basis van haar verklaringen wordt eiseres door verweerder in verband gebracht met door de bende gepleegde moord en doodslag. Door haar handelen heeft zij daaraan volgens verweerder in wezenlijke mate bijgedragen. Deze misdrijven zijn ernstige niet-politieke misdrijven. Zij komt daarom niet in aanmerking voor verblijfsvergunning asiel. Eiseres wordt echter niet uitgezet naar El Salvador omdat zij daar een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Eiseres komt niet in aanmerking voor een verblijfsvergunning op grond van een duurzaam uitzetbeletsel. Daar is geen sprake van omdat eiseres zich niet al tien jaar in Nederland bevindt zonder verblijfsvergunning in de situatie dat zij op grond van artikel 3 EVRM niet kan worden uitgezet. Tot slot heeft verweerder een inreisverbod aan eiseres opgelegd.

3. Eiseres is het hier niet mee eens. Eiseres voert, kort samengevat, aan dat artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag niet op haar van toepassing is. Er is geen sprake van ‘knowing participation’ en ‘personal participation’. Verder stelt eiseres dat sprake is van de vrijwaringsgrond dwang.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag op eiseres van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat sprake is van ‘personal participation’ en eveneens onvoldoende gemotiveerd dat de vrijwaringsgrond dwang op haar niet van toepassing is. Verweerder heeft het besluit ook onvoldoende zorgvuldig voorbereid. De rechtbank zal hieronder uitleggen hoe zij tot dit oordeel gekomen is. Dit doet zij aan de hand van de argumenten die eiseres tegen het bestreden besluit heeft aangevoerd.

- Artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag

o Algemene opmerkingen

5.1

In artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag is bepaald dat de bepalingen van het Vluchtelingenverdrag niet van toepassing zijn op een persoon ten aanzien van wie er ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat hij een ernstig, niet-politiek misdrijf heeft begaan buiten het land van toevlucht, voordat hij tot dit land als vluchteling is toegelaten.

5.2

In paragraaf C2/7.10 in verband met B1/4.4 van de Vc 2000 wordt de aanvraag afgewezen op grond van gevaar voor de openbare orde, indien ten aanzien van de vreemdeling ernstige redenen bestaan om te veronderstellen dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan gedragingen als bedoeld in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag. In paragraaf C2/7.10.2 van de Vc 2000 heeft verweerder een nadere uitwerking van de beoordeling van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag neergelegd. Hierin is, voor zover hier van belang, onder meer het volgende opgenomen:

“Voor tegenwerping van artikel 1(F) Vluchtelingenverdrag, moet de IND aantonen dat er ‘ernstige redenen’ zijn om te veronderstellen dat de vreemdeling verantwoordelijk kan worden gehouden voor één van de misdrijven zoals bedoeld in dit artikel. Indien de IND ‘ernstige redenen’ heeft aangetoond, moet de vreemdeling dit gemotiveerd weerleggen, om toepassing van artikel 1(F) Vluchtelingenverdrag te voorkomen.

Om te bepalen of de vreemdeling verantwoordelijk kan worden gehouden voor misdrijven en daden als bedoeld in artikel 1(F) Vluchtelingenverdrag, onderzoekt de IND of de vreemdeling weet heeft gehad of had behoren te hebben van het plegen van het betreffende misdrijf (knowing participation) en of hij op enige wijze hieraan persoonlijk heeft deelgenomen (personal participation)(…)”

5.3

Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling is het aan verweerder om aan te tonen dat er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat een vreemdeling één van de misdrijven bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag heeft gepleegd. Artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag dient restrictief te worden toegepast. Aan de bewijsvoering en motivering worden, gelet op de ernst van de misdrijven en de gevolgen voor de vreemdeling, strenge eisen gesteld. De veronderstelling dat sprake is van artikel 1(F) hoeft echter niet bewezen te worden volgens de in het strafrecht gehanteerde bewijsmaatstaven.

o Had verweerder een apart 1(F) gehoor moeten houden?

6.1

Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld door geen apart 1(F)-gehoor met haar te houden. Hierdoor is eiseres in haar belangen geschaad.

6.2

Op grond van artikel 3:2 van de Awb is verweerder verplicht om bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen te vergaren. Dit betekent echter niet dat verweerder in het algemeen gehouden is om een apart 1F-gehoor te houden, indien hij van oordeel was reeds voldoende door eiseres te zijn voorgelicht. Eiseres is door verweerder nader en aanvullend gehoord. Verweerder heeft geen algemene verplichting om daarnaast een apart 1(F)-gehoor te houden. Dit neemt echter niet weg dat verweerder voldoende moet doorvragen dan wel nader onderzoek moet doen om relevante informatie voldoende boven tafel te krijgen. De rechtbank zal hier later in het kader van de “personal participation” en de vrijwaring nog op ingaan.

o Had verweerder een aparte proportionaliteitstoets moeten verrichten?

7.1

Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder heeft nagelaten om het besluit op proportionaliteit te toetsen. De activiteiten die eiseres voor de [naam bende] heeft verricht zijn onder dwang gebeurd en waren redelijk bescheiden. Verweerder had dit en in dat kader ook haar psychische toestand apart moeten betrekken bij de besluitvorming.

7.2

De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het kader van de 1(F)-beoordeling geen aparte proportionaliteitstoets heeft hoeven doen. De weging van de proportionaliteit is immers al besloten in de beoordeling of 1(F) van het Vluchtelingenverdrag van toepassing is en of sprake is van een vrijwaringsgrond.

o Is sprake van ernstige misdrijven?

8.1

Verweerder heeft eiseres tegengeworpen dat zij betrokken was bij misdrijven die in bendeverband werden gepleegd waarbij personen die onder andere werden afgeperst, slachtoffer werden van moord dan wel doodslag.

8.2

Het doden van mensen is gelet op de strafbaarstelling in Nederland en El Salvador en de strafbedreiging een ernstig misdrijf. Verder volgt uit paragraaf C7/10.2.2 van de Vc 2000 dat moord en doodslag worden aangemerkt als ernstige niet-politieke misdrijven. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van ernstige misdrijven. Het betoog van eiseres dat moord en doodslag niet in alle gevallen ernstig zijn volgt de rechtbank niet.

o Is sprake van ‘knowing participation’?

9.1

In paragraaf C2/7.10.2.4 van de Vc 2000 is het volgende opgenomen:

“Er is in ieder geval spraken van ‘knowing participation’ bij de vreemdeling in één van de volgende situaties: (..)

c. de vreemdeling heeft deelgenomen aan handelingen, waarvan hij wist of had moeten weten dat het misdrijven betrof zoals bedoeld in artikel 1(F) Vluchtelingenverdrag.

9.2

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bij eiseres sprake is van ‘knowing participation’. Eiseres moet zich van het misdadig karakter van het handelen van de [naam bende] in het algemeen, als ook van het misdadig karakter van haar eigen handelen bewust zijn geweest, aldus verweerder. Verweerder heeft hierbij verwezen naar een aantal passages uit het rapport aanvullend gehoor.

9.3

Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat zij op het moment zelf niet op de hoogte was van de handelingen die plaatsvonden, ze was immers geen bendelid.

9.4

De rechtbank overweegt dat uit het rapport aanvullend gehoor kan worden opgemaakt dat eiseres wist dat de handelingen die plaatsvonden terwijl zij op de uitkijk stond moord en doodslag betroffen. Wellicht wist eiseres op het moment zelf niet precies wat er gebeurde, maar uit haar verklaringen kan worden opgemaakt dat zij wel wist wat er kon gebeuren. Zo heeft eiseres op pagina 27 van het rapport aanvullend gehoor onder meer verklaard dat zij een keer voordat er iemand vermoord werd, de politie heeft gewaarschuwd. Verder heeft eiseres verklaard dat zij vaak achteraf te weten kwam wat er was gebeurd en dat het dan meestal om moord of doodslag ging.

Gelet op het bovenstaande stelt verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt dat bij eiseres sprake is van ‘knowing participation’ ten aanzien van de door [naam bende] gepleegde moord en doodslag.

o Is sprake van ‘personal participation’?

10.1

Volgens paragraaf C2/7.10.2.4 van de Vc 2000 is sprake van ‘personal participation’ in tenminste één van de volgende situaties:

(…);

(…);

de vreemdeling heeft een misdrijf als bedoeld in artikel 1(F) Vluchtelingenverdrag gefaciliteerd; of

(…).

10.2

Onder faciliteren wordt verstaan dat het handelen en/of het nalaten van de vreemdeling in wezenlijke mate ertoe heeft bijgedragen dat de misdrijven hebben plaatsgevonden. Onder wezenlijke bijdrage wordt verstaan dat de bijdrage feitelijk effect heeft gehad op het begaan van het misdrijf en het misdrijf hoogstwaarschijnlijk niet of niet op dezelfde wijze zou hebben plaatsgevonden indien niemand de rol van de vreemdeling had vervuld, dan wel de vreemdeling gebruik had gemaakt van mogelijkheden om het misdrijf te voorkomen.

10.3

Uit rechtspraak van de Afdeling, waarin besluiten van verweerder aan de hand van dit beleid worden beoordeeld, volgt dat dit beleid volgens de Afdeling niet kennelijk onredelijk is. Dat is ook het oordeel van de rechtbank.

Verder volgt uit rechtspraak van de Afdeling dat de positie en bevoegdheid van de vreemdeling alsmede de aanwezigheid van anderen voor dezelfde taken niet bepalend zijn voor de beantwoording van de vraag of de vreemdeling in wezenlijke mate heeft bijgedragen aan de ernstige misdrijven. Slechts relevant is of in vorenbedoelde zin de bijdrage van de vreemdeling feitelijk effect heeft gehad op het begaan van die misdrijven en of deze hoogstwaarschijnlijk niet op dezelfde wijze zouden hebben plaatsgevonden indien niemand de rol van de vreemdeling had vervuld dan wel indien de vreemdeling gebruik had gemaakt van mogelijkheden om die misdrijven te voorkomen.

Tot slot volgt uit rechtspraak van de Afdeling dat van een wezenlijke bijdrage geen sprake is indien het causale verband tussen de bijdrage van de vreemdeling en het verweten misdrijf te ver verwijderd is.

10.4

Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat bij eiseres sprake is van ‘personal participation’. Eiseres heeft volgens verweerder de misdrijven van [naam bende] gefaciliteerd door op de uitkijk te staan terwijl de bendeleden zich bezig hielden met moord en doodslag op personen die eerder werden afgeperst, alsmede het kopen en vervoeren van geweren, granaten en pistolen die gebruikt werden door de bende. Hierdoor heeft eiseres mede de omstandigheden geschapen waarin de [naam bende] hun misdrijven hebben kunnen plegen, aldus verweerder.

10.5

Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat geen sprake is van een wezenlijke bijdrage aan de gepleegde misdrijven. De rol van eiseres was beperkt. Bij het op de uitkijk staan wist zij niet wat er zou gebeuren. Eiseres heeft niet meerdere malen, maar slechts een maal een wapen gekocht en vervoerd. Ook zonder de beperkte rol van eiseres zouden de moord en doodslag zijn gepleegd. Eiseres heeft ten aanzien van het aan te leggen criterium nog verwezen naar het [naam arrest] -arrest van het Canadese Hooggerechtshof van 19 juli 2013 waarin afstand wordt genomen van de ‘knowing and personal participation’ test. In dit geval zou beoordeeld moeten worden of zij een “significant contribution” heeft geleverd. Verder heeft eiseres verwezen naar de door haar overgelegde vonnissen waaruit blijkt dat zij in haar eigen land is vrijgesproken dan wel slechts licht is bestraft. Hieruit kan volgens eiseres worden opgemaakt dat de Salvadoraanse autoriteiten niet uitgaan van betrokkenheid van eiseres bij de gepleegde misdrijven, dan wel die betrokkenheid slechts beperkt strafwaardig hebben geacht.

10.6

De rechtbank stelt vast dat verweerder ten aanzien van de ‘personal participation’ bij het plegen van de ernstige niet-politieke misdrijven door [naam bende] aan eiseres tegenwerpt dat zij deze heeft gefaciliteerd door op de uitkijk te staan en wapens te kopen en rond te brengen. Het gaat er dus om of er ‘ernstige redenen’ zijn om te veronderstellen dat eiseres mede verantwoordelijk kan worden gehouden voor deze misdrijven omdat zij daaraan door die handelingen een wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Anders dan in het door eiseres genoemde [naam arrest] arrest, gaat het in de onderhavige zaak niet om de vraag of het enkele lid zijn van een organisatie of bende al voldoende is voor de tegenwerping van artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag. Aan dat arrest kan dus al om die reden geen argument worden ontleend om in dit geval, zoals eiseres heeft betoogd, het criterium van de ‘knowing and personal participation’ te verlaten. Zoals hierboven overwogen impliceert de beoordeling van de personal participation de vraag of van een wezenlijke bijdrage aan de misdrijven sprake is.

10.7

Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder in de op hem rustende bewijslast, zoals hiervoor vermeld onder 5.1 t/m 5.3 niet geslaagd. Verweerder heeft onvoldoende aangetoond dat ‘personal participation’ aanwezig was. De misdrijven waarmee verweerder eiseres in verband brengt zijn moord en doodslag op personen die werden afgeperst. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd dat sprake was van een wezenlijke bijdrage in die zin dat sprake is van een voldoende direct verband tussen haar bijdrage en die misdrijven.

10.8

Verweerder heeft zijn oordeel gebaseerd op de door eiseres in het aanvullend gehoor afgelegde verklaringen. In dat gehoor heeft zij omtrent het op de uitkijk staan verklaard dat zij moest observeren terwijl zij niet wist wat er precies zou gebeuren. Zij moest op een punt staan en dan doorgeven wat ze zag in de omgeving. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit deze verklaringen niet dat de uitkijkrol van eiseres een zodanige betekenis had dat zonder haar bijdrage de misdrijven vermoedelijk niet (op dezelfde wijze) hadden plaatsgevonden. Evenmin volgt daaruit dat er een voldoende direct verband is. Dat eiseres op enig punt op de uitkijk heeft gestaan, terwijl op een ander punt de misdrijven werden gepleegd, is onvoldoende.

10.9

Ten aanzien van het kopen en vervoeren van wapens stelt verweerder terecht dat uit haar verklaringen volgt dat zij dit meerdere keren heeft gedaan en dat het ook om meerdere wapens ging, te weten geweren, granaten en pistolen en dat die verklaringen ook voldoende concreet zijn. De in beroep door eiseres ingenomen stelling dat zij in het algemeen heeft verklaard en dat het slechts om een eenmalige handeling ging, volgt de rechtbank niet. Eiseres heeft op de vraag van verweerder waarom zij wapens moest kopen, geantwoord dat er in de wijk een oorlog tussen bendes aan de gang was, dat ze vermoedde dat de wapens in die bendeoorlog werden ingezet, maar dat zij niet het exacte doel wist. Verweerder heeft niet concreet gesteld en evenmin onderbouwd dat de betreffende wapens niet (alleen) tegen andere bendes zijn ingezet, maar ook bij de moord en doodslag op personen die werden afgeperst. Verweerder heeft niet concreet gemaakt dat en waarom er een voldoende direct verband tussen het kopen en vervoeren van de wapens en die misdrijven bestond. Zodanig verband volgt niet zonder meer uit de verklaringen die eiseres heeft afgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarom niet aangetoond dat eiseres wapens heeft gekocht en/of rondgebracht in een zodanige situatie, dat het kopen en/of brengen van die wapens van relevante betekenis was voor de vraag of de moord of doodslag op personen die werden afgeperst, wel of niet (op dezelfde wijze) zou worden gepleegd.

10.10

Het door verweerder verzamelde bewijsmateriaal ten aanzien van de “personal participation” bestaat slechts uit de door eiseres afgelegde verklaringen. De rechtbank komt tot de conclusie dat deze op zichzelf, in ieder geval zonder nadere motivering, niet voldoende zijn voor het oordeel dat eiseres in voldoende mate persoonlijk heeft deelgenomen aan de moord en doodslag op personen die werden afgeperst. Indien verweerder zijn standpunt zou willen handhaven dient hij eiseres nader te horen dan wel ander bewijsmateriaal te verzamelen. De rechtbank concludeert dat verweerder zijn besluit op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft voorbereid en genomen en evenmin deugdelijk heeft gemotiveerd. De grond slaagt.

10.11

Uit het bovenstaande volgt dat verweerder onvoldoende heeft onderbouwd en onvoldoende heeft gemotiveerd dat aan eiseres artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag kan worden tegengeworpen. Al om deze reden is het beroep gegrond.

o Is sprake van een vrijwaringsgrond?

11.1

De rechtbank ziet aanleiding ook het standpunt van verweerder te beoordelen dat eisers van eventuele verantwoordelijkheid in de zin van 1(F) van het Vluchtelingenverdrag niet wordt gevrijwaard vanwege op haar uitgeoefende dwang, omdat zij zich volgens verweerder kon onttrekken aan die dwang. Volgens paragraaf C2/7.10.2.5 van de Vc 2000 wordt een vreemdeling indien hij aanvoert dat hij is gedwongen tot het plegen van misdrijven, niet gevrijwaard van de verantwoordelijkheid, indien hij de mogelijkheid had zich te onttrekken aan die misdrijven.

11.2

Verweerder is in de besluitvorming niet ingegaan op de vraag of hij de gestelde dwang aannemelijk acht. Ter zitting heeft hij desgevraagd verklaard aannemelijk te achten dat zij door de bende seksueel is misbruikt, maar dat dit onverlet laat dat eiseres zich had kunnen onttrekken. Verweerder wijst er op dat eiseres in 2015 relatief gemakkelijk kon stoppen met de activiteiten voor de [naam bende] . Verder heeft zij verklaard dat zij geen bendelid was maar wel meewerkte, en dat het voor mensen die meewerken makkelijker is om uit te stappen. Ook is niet onderbouwd dat eiseres of haar familie negatieve consequenties ondervonden vanwege het feit dat eiseres in 2015 stopte met het uitvoeren van activiteiten. Verder wijst verweerder erop dat eiseres in 2012 naar Guatemala en Costa Rica is gereisd en dat zij deze reizen had kunnen aangrijpen om te ontkomen aan de dreigementen van de [naam bende] . Ook uit het feit dat eiseres in 2019 kortstondig terugkeerde naar haar ouderlijk huis om haar paspoort te vernieuwen, kan worden opgemaakt dat eiseres geen negatieve consequenties verwachtte van haar keuze om te stoppen.

11.3

Eiseres heeft hiertegen aangevoerd dat sprake was van dwang en dat zij zich niet kon onttrekken aan de misdrijven. In haar visie dient zij als slachtoffer van de bende te worden beschouwd. Volgens eiseres heeft verweerder onvoldoende doorgevraagd naar de dwang en zijn de verklaringen die eiseres wel heeft gedaan onvoldoende betrokken bij de beoordeling of zij zich kon onttrekken. De dwang is onzorgvuldig beoordeeld omdat verweerder in het geheel niet is ingegaan op wat eiseres heeft verteld over het seksueel misbruik en bedreigingen door de [naam bende] . Verweerder heeft hier ten onrechte niet over doorgevraagd. Ook is niet juist dat haar familie geen consequenties heeft ondervonden.

Eiseres verwijst hierbij naar een e-mail van de UNHCR aan haar gemachtigde. Volgens de UNHCR had bij de besluitvorming ruimer gekeken moeten worden naar de dwang die eiseres heeft ondervonden om de activiteiten uit te voeren. Voorts heeft eiseres gewezen op openbare informatie waarin de situatie wordt beschreven in de delen van El Salvador waar de bendes het voor het zeggen hebben. Daarin is sprake van een situatie van moorden of vermoord worden en dat meisjes worden verplicht zich seksueel te onderwerpen. Eiseres heeft in de zienswijze onder meer verwezen naar het ook in het voornemen door verweerder aangehaalde jaarrapport van Human Rights Watch van 13 januari 2021.

Verder heeft eiseres in beroep nader verklaard over haar verblijf in Costa Rica en Guatemala in 2012. Zij had geen andere keus dan terug te keren naar haar land van herkomst. Ze heeft geprobeerd aangifte (de rechtbank begrijpt: tegen de politie) te doen in Guatemala, maar kreeg daar geen hulp. Verder had ze geen geld meer om langer te blijven. Tijdens haar verblijf in Costa Rica is eiseres ook seksueel misbruikt en was het niet veilig voor haar om daar te blijven.

11.4

De rechtbank stelt voorop dat het aan eiseres is om aannemelijk te maken dat sprake is van dwang. Dit neemt echter niet weg dat verweerder eiseres voldoende in de gelegenheid moet stellen om naar voren te brengen wat zij in dat kader relevant acht. Dit geldt ook voor de vraag of eiseres zich had kunnen onttrekken aan de misdrijven. Eiseres heeft in de gehoren verklaard dat zij onder druk van de bende stond en werd gedwongen tot de handelingen die haar nu worden tegengeworpen Zo heeft eiseres verklaard dat zij omwille van haar eigen veiligheid wel in de kolonie moest leven om haarzelf in veiligheid te houden. Verder heeft eiseres verklaard dat zij verliefd werd op een bendelid en op die manier is gerekruteerd. Zij was op dat moment 17 of 18 jaar oud en ging nog naar school. Ze heeft verklaard dat hij haar dwong om dingen te doen die zij niet wilde, en dat zij door de bendeleden seksueel misbruikt werd. Zij werd gedwongen dingen te doen die zij niet wilde. Zij werd met de dood bedreigd. Ook heeft eiseres verklaard dat haar zus haar heeft gebeld om aan te geven dat de bendeleiders haar zus en haar moeder wilden vermoorden.

11.5

Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder eiseres onvoldoende zorgvuldig gehoord omtrent de door verweerder tegengeworpen onttrekkingsmogelijkheid. Dit geldt temeer nu het ten tijde van de gehoren voor eiseres niet duidelijk was dat haar mogelijk de uitsluitingsgrond van artikel 1F zou worden tegengeworpen en dat het aan haar was om een grond voor vrijwaring aannemelijk te maken.

Omtrent haar besluit in 2015 om niet meer voor de bende te werken heeft eiseres in het algemeen verklaard dat als je meewerkt, het makkelijker is om uit te stappen. Eiseres heeft echter ook verklaard dat het voor haar geen veilige situatie was, omdat ze wist dat ze haar elk moment weer iets aan zouden kunnen doen. Ook heeft ze verklaard dat het moeilijk is om er helemaal uit te komen. Verweerder heeft hier naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende op doorgevraagd en laatstbedoelde verklaringen niet kenbaar betrokken bij zijn standpunt dat zij zich relatief gemakkelijk heeft kunnen onttrekken.

Ook over het verblijf van eiseres in Costa Rica en Guatemala in 2012 heeft verweerder onvoldoende doorgevraagd of eiseres daar had kunnen blijven. Haar verblijf in deze landen in 2012 is alleen tijdens het eerste en nader gehoor en in een andere context ter sprake gekomen. In zowel het nader gehoor als het aanvullend gehoor is verweerder hier niet op teruggekomen. Om die reden komt naar het oordeel van de rechtbank mede betekenis toe aan de nadere (deels afwijkende) verklaringen omtrent haar verblijf aldaar die eiseres in beroep heeft afgelegd. Verweerder is daar niet nader op ingegaan. Ook op dit punt is de motivering daarom gebrekkig.

Ten aanzien van de stelling van verweerder dat eiseres in 2019 is teruggekeerd naar El Salvador en dat daarom wordt aangenomen dat ze zich kon onttrekken aan de misdrijven die plaatsvonden tussen 2010 en 2015, ziet de rechtbank zonder nadere motivering niet in waarom de korte terugkeer in 2019 relevant is. De periode die beoordeeld moet worden is namelijk 2010 tot 2015. Het gaat erom of eiseres zich in die periode kon onttrekken aan de misdrijven.

Verder heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank mede in het licht van de landeninformatie onvoldoende doorgevraagd naar de mogelijke consequenties van het zich onttrekken aan de door de bendes gepleegde misdrijven, niet allen voor haarzelf, maar ook voor haar familieleden.

11.6

Verder is de aard en omvang van de door eiseres gestelde dwang naar het oordeel van de rechtbank zodanig dat verweerder die niet buiten beschouwing kon laten bij de vraag of er voor haar een reële onttrekkingsmogelijkheid bestond. Dit geldt temeer nu verweerder ter zitting heeft verklaard dat het door verweerder aangenomen 3 EVRM risico betrekking heeft op het risico van verder bendegeweld, waartegen de overheid haar geen bescherming kan bieden. Ook in zoverre is sprake van een motiveringsgebrek.

Ten aanzien van die dwang is eiseres ook onvoldoende zorgvuldig gehoord. Verweerder heeft eiseres verklaring omtrent de omvang van het seksueel geweld van de bendeleden in het aanvullend gehoor afgekapt en gezegd dat zij daar verder niets over hoefde te vertellen. Uit het verslag blijkt niet dat eiseres is duidelijk is gemaakt dat zij daarover wel meer mocht vertellen als zij dat van belang vond.

11.7

Gelet op het bovenstaande heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank het besluit ook ten aanzien van de door verweerder aangenomen onttrekkingsmogelijkheid onvoldoende zorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.

- Conclusie

12. Omdat verweerder zowel aan de afwijzing van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel als aan het inreisverbod het bepaalde in artikel 1(F) van het Vluchtelingenverdrag ten grondslag heeft gelegd, lijdt het besluit op beide onderdelen aan de hiervoor geconstateerde zorgvuldigheids- en motiveringsgebreken.

13. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb, het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen binnen een termijn van acht weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.

14. De rechtbank komt bij dit resultaat niet toe aan de overige beroepsgronden. Evenmin bestaat aanleiding voor heropening van het onderzoek ter zitting in verband met het beroep op artikel 64 van de Vw. Voor een finale geschilbeslechting acht de rechtbank geen termen aanwezig.

15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.277,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

- Ten aanzien van het verzoek om een voorlopige voorziening

16. De gevraagde voorziening strekt er toe de uitzetting te verbieden totdat is beslist op het beroep. In het onderhavige geval is er geen aanleiding tot het treffen van de gevraagde voorziening, gelet op het feit dat de rechtbank heden op het beroep heeft beslist.

Beslissing

De rechtbank,

in de zaak geregistreerd onder nummer NL21.16506,

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt het bestreden besluit;

- draagt verweerder op binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak.

De voorzieningenrechter,

in de zaak geregistreerd onder nummer NL21.16507,

- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

De rechtbank/voorzieningenrechter,

in alle zaken,

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.277,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Dondorp, voorzitter, en mr. H.J. Doets en mr. M.F. Ferdinandusse, leden, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Vreemdelingenwet.

Verdrag betreffende de status van vluchtelingen.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Artikel 1(F), onder b, van het Vluchtelingenverdrag.

Vreemdelingencirculaire.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 juni 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2008.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 1 september 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2377.

Algemene wet bestuursrecht.

Zie de uitspraak van de Afdeling van 15 oktober 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3833.

Onder andere naar pagina 6, 27, 30 en 40 van het rapport aanvullend gehoor.

Eiseres heeft hierbij verwezen naar pagina 40 van het rapport aanvullend gehoor.

Rapport aanvullend gehoor, pagina 27.

Rapport aanvullend gehoor, pagina 40.

Bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1830.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 19 oktober 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2851.

Zie de uitspraak van de Afdeling van 14 december 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO8026.

Het arrest [naam arrest] v. Canada, 19 juli 2013, 2013 SCC 40.

Zie het rapport van het aanvullend gehoor, pagina 26.

Zie het rapport van het aanvullend gehoor, pagina 5.

Zie het rapport van het aanvullend gehoor, pagina 6. Zie verder ook pagina 23 waar eiseres verklaart dat de bende dreigde eiseres en haar familie iets aan te doen.

Zie het rapport van het aanvullend gehoor, pagina 26.

Zie het rapport van het aanvullend gehoor, pagina 41.

Zie het rapport van het aanvullend gehoor, pagina 30.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature