U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Veroordeling man tot betaling aan vrouw van in notariële huwelijksakte opgenomen bruidsgave van Bahar Azadi gouden munten.

Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/611517 / HA ZA 21-425

Vonnis van 23 februari 2022

in de zaak van

[de vrouw] , te [woonplaats 1]

eiseres,

advocaat mr. A. Hashem Jawaheri te Amsterdam,

tegen

[de man] te [woonplaats 2] ,

gedaagde,

advocaat mr. K. Mohasselzadeh te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg.

Partijen worden hierna de vrouw en de man genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 21 april 2021, met producties;

de conclusie van antwoord, met producties;

het tussenvonnis van 1 december 2021, waarin een mondelinge behandeling is bevolen;

het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 januari 2022 en de daarin genoemde stukken.

1.2.

Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling is buiten aanwezigheid van partijen opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld correcties van feitelijke aard per brief aan de rechtbank kenbaar te maken. De vrouw heeft bij e-mail van 24 januari 2022 en de man bij e-mail van 3 februari 2022 van deze gelegenheid gebruik gemaakt. Deze brieven maken deel uit van het procesdossier en het vonnis wordt gewezen met inachtneming van deze brieven, voor zover het correcties van feitelijke aard betreft.

1.3.

Ten slotte is een datum voor het wijzen van vonnis bepaald.

2 De beoordeling van de vordering van de vrouw

2.1.

Partijen zijn op 1 augustus 2017 te Teheran, Iran, met elkaar gehuwd. Zij hebben bij de huwelijkssluiting een notariële huwelijksakte getekend. In de huwelijksakte zijn zij overeengekomen dat de man aan de vrouw een bruidsgave verschuldigd is van 114 Bahar Azadi gouden munten.

2.2.

Bij beschikking van deze rechtbank van 8 april 2021 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

2.3.

De vrouw vordert nu van de man betaling van 114 Bahar Azadi gouden munten of een equivalent daarvan, gelijk aan € 96.255,90. De rechtbank zal de vordering tot betaling van de 114 Bahar Azadi gouden munten toewijzen en de man veroordelen om deze aan de vrouw te betalen. Dit oordeel wordt als volgt toegelicht.

Toepasselijk recht

2.4.

Allereerst moet de rechtbank oordelen welk recht van toepassing is op de vordering van de vrouw. Het gerechtshof Den Haag heeft geoordeeld dat de vraag naar het bestaan van een aanspraak op de bruidsgave dient te worden beoordeeld naar het recht waarnaar die aanspraak tot stand is gekomen, waarbij zoveel mogelijk dient te worden aangesloten bij de bedoeling van partijen (zie hof Den Haag 26 februari 2014, ECLI:NL:GHDHA:2014:486).

2.5.

Door het sluiten van het huwelijk in Teheran is op de huwelijkssluiting van partijen Iraans recht van toepassing. De omstandigheid dat de vrouw op dat moment de Afghaanse en niet de Iraanse nationaliteit had, maakt dat niet anders. De bepaling ter zake van de bruidsgave die in de door partijen ondertekende huwelijksakte is opgenomen moet dan ook worden beoordeeld naar Iraans recht.

2.6.

In de beschikking van 8 april 2021 van deze rechtbank, waarin de echtscheiding van partijen is uitgesproken, is bepaald dat Nederlands recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. De vrouw is in hoger beroep gekomen van deze beschikking en heeft in appel gesteld dat niet het Nederlandse maar het Iraanse recht van toepassing is op het huwelijksvermogensregime van partijen. Deze procedure is echter niet van belang voor de uitkomst van de onderhavige procedure. De aanspraak van de vrouw uit hoofde van de bruidsgave valt immers niet in een eventuele huwelijksgoederengemeenschap die tussen partijen zou bestaan, maar moet los daarvan worden beoordeeld. Zie ook een andere uitspraak van het hof Den Haag, waarin het hof dit uitdrukkelijk heeft bepaald (hof Den Haag 28 mei 2019, ECLI:NL:GHDHA:2019:1818). Dit betekent dat de rechtbank haar beslissing in deze procedure niet hoeft aan te houden totdat definitief over het toepasselijke recht op het huwelijksvermogensregime is geoordeeld.

Inhoudelijk oordeel

2.7.

Het hof Den Haag heeft in haar uitspraak van 26 februari 2014 ook bepaald dat de vordering tot betaling van de bruidsgave te allen tijden opeisbaar is, zowel tijdens als na het huwelijk. Anders dan de man heeft aangevoerd, betekent de omstandigheid dat partijen inmiddels zijn gescheiden dus niet dat de vordering van de vrouw niet meer opeisbaar is.

2.8.

Ook de omstandigheid dat de vrouw in de echtscheidingsprocedure in eerste instantie een verzoek had ingediend inzake de bruidsgave, maar dit verzoek later heeft ingetrokken, betekent niet dat zij daarover nu geen vordering meer kan instellen. De rechter heeft immers nog niet over de vordering van de vrouw op dit punt geoordeeld.

2.9.

De man heeft in de conclusie van antwoord, zonder nadere toelichting, nog aangevoerd dat de vrouw zich niet heeft gehouden aan de door haar getekende en geaccepteerde verplichtingen welke eveneens voortvloeien uit dezelfde huwelijksakte. Tijdens de mondelinge behandeling heeft hij hierop een toelichting gegeven. De rechtbank begrijpt daaruit dat de man stelt dat de vrouw in Iran geen echtscheiding kan verkrijgen, anders dan door het bieden van compensatie aan de man, omdat zij niet aan haar verplichtingen uit de huwelijksakte heeft voldaan. Omdat het in Iran gewoonterecht is dat de bruidsgave pas bij een echtscheiding wordt betaald, zou in dit geval de compensatie bestaan uit het opgeven van de aanspraak van de vrouw op de bruidsgave. Als de rechtbank de man in deze procedure zou veroordelen tot betaling van de bruidsgave, zou dit tot gevolg hebben dat de bruidsgave bij een echtscheiding in Iran niet meer als compensatie kan worden gebruikt. Ter toelichting op zijn stellingen heeft de man verwezen naar een rapport van de Universiteit Maastricht (hierna: het rapport). Dit is een openbaar, via internet toegankelijk rapport. De rechtbank ziet geen aanleiding dit rapport buiten beschouwing te laten. Gelet op hetgeen de rechtbank ten aanzien van dit rapport overweegt, ziet zij ook geen aanleiding om de vrouw nog de gelegenheid te geven zich over dit rapport uit te laten.

2.10.

In dit rapport wordt onder meer beschreven hoe een echtscheiding naar Nederlands recht in Iran kan worden erkend en aan welke voorwaarden moet zijn voldaan voor een echtscheiding in Iran. Ook is in het rapport een beschrijving van de bruidsgave opgenomen: “De bruidsgave is de verplichte gift van de man aan de vrouw als onderdeel van de islamitische huwelijksovereenkomst. De bruidsgave bestaat meestal uit een geldbedrag, goud of sieraden. (…) Naar islamitisch recht behoort de bruidsgave tot het vermogen van de vrouw. Vanaf het moment dat het huwelijk geconsumeerd is, kan de vrouw de bruidsgave geheel opeisen. Meestal wordt een gedeelte van de bruidsgave bij het aangaan van het huwelijk betaald en wordt het grootste gedeelte, de zogenoemde uitgestelde bruidsgave, later betaald in termijnen of in één keer afhankelijk van de eventueel gemaakte afspraken daarover. Deze uitgestelde bruidsgave (het restant van de bruidsgave) moet in ieder geval betaald worden wanneer het huwelijk tussen man en vrouw wordt ontbonden, zoals door echtscheiding of de dood.”

2.11.

De rechtbank gaat ook aan dit bezwaar van de man voorbij. Allereerst heeft het Hof Den Haag al geoordeeld dat een bruidsgave te allen tijden opeisbaar is. Daarnaast leest de rechtbank in de hiervoor aangehaalde beschrijving van de bruidsgave niet dat het gewoonterecht is dat de bruidsgave pas bij echtscheiding wordt betaald. Voor het Iraanse recht, waar het rapport toch nadrukkelijk ook over gaat, is geen andere beschrijving van de bruidsgave in het rapport opgenomen. De rechtbank leest juist in het rapport dat de bruidsgave al tot het vermogen van de vrouw behoort. Dit betekent dat zij terecht de bruidsgave van de man vordert.

2.12.

De omstandigheid dat de man compensatie kan verlangen van de vrouw, als zij een echtscheiding naar Iraans recht wil, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. De man kan deze compensatie immers nog steeds verlangen als de vrouw in Iran de echtscheiding wenst, ook als hij de bruidsgave dan mogelijk al aan de vrouw heeft betaald.

2.13.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de man nog uitgelegd waarom hij vindt dat de vrouw compensatie moet betalen bij een echtscheiding in Iran. Hij heeft toegelicht dat het nooit de bedoeling van partijen was dat hij een bruidsgave moest betalen. Volgens hem heeft de vrouw hem eerst veel geld laten betalen om haar naar Nederland te halen, waarna zij vervolgens ten onrechte aangifte van mishandeling heeft gedaan en bij hem is weggegaan. Dit laatste blijkt uit het feit dat hij van deze aanklacht is vrijgesproken, aldus de man. Hij heeft hierover in deze procedure geen vordering ingediend, zodat de rechtbank daarmee bij haar oordeel geen rekening kan houden.

Vordering in euro’s?

2.14.

De vrouw heeft betaling gevorderd van 114 Bahar Azadi gouden munten of het equivalent in euro’s. Zij heeft daarbij een bedrag van € 96.255,90 genoemd. De rechtbank leest in de huwelijksakte dat als bruidsgave is afgesproken een bedrag van 114 Bahar Azadi gouden munten. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling weersproken dat 114 Bahar Azadi gouden munten € 96.255,90 waard zijn. De vrouw heeft niet toegelicht hoe zij tot dit bedrag is gekomen. In recente jurisprudentie wordt aan 110 Bahar Azadi gouden munten een waarde toegekend tussen de € 30.000 en van € 45.000. Gelet op dit een en ander is de rechtbank van oordeel dat de vrouw haar vordering voor wat betreft het bedrag in euro’s onvoldoende heeft toegelicht. De rechtbank zal daarom alleen de vordering tot overdracht van de Bahar Azadi gouden munten toewijzen.

Proceskosten

2.15.

In het feit dat partijen ex-echtgenoten zijn ziet de rechtbank aanleiding de proceskosten tussen hen te compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

3 De beslissing

De rechtbank:

3.1.

veroordeelt de man tot overdracht van 114 Bahar Azadi gouden munten aan de vrouw;

3.2.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

3.3.

compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

3.4.

wijst af het meer of anders gevorderde.

Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Bordes en in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2022.

Niet langer geketend aan het huwelijk! Juridische instrumenten die huwelijkse gevangenschap kunnen voorkomen of oplossen, Deel I: deelproject 2 en Deel II: deelproject 3, van Pauline Kruiniger, Universiteit Maastricht.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature