Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Wrakingsverzoek ongegrond. Sky ECC-zaak. Verzoeker legt aan het verzoek ten grondslag dat de motivering van de (tussen)beslissing een grond voor wraking is. Uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven. Een dergelijk geval is hier naar het oordeel van de wrakingskamer niet aan de orde.

Wrakingsgrond a: Uit de motivering van de rechters blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat de rechters een definitief oordeel hebben gegeven over de relevantie van de prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over het interstatelijke vertrouwensbeginsel. De motivering is ook niet onbegrijpelijk en enige objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid kan hieruit naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet afgeleid worden.

Wrakingsgrond b: In de motivering van de meervoudige kamer met betrekking tot de afwijzing van de door verzoeker gedane onderzoekswensen is niets opgenomen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel en daaruit volgt dan ook niet dat de rechters daarover dan wel over de rechtmatigheid en de bruikbaarheid van de Sky ECC-gegevens reeds een definitief oordeel hebben gegeven. Uit de motivering blijkt ook dat de rechters de door de raadsman aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden hebben betrokken bij een herbeoordeling van de onderzoekswensen. Zij zagen daarin echter geen klemmende redenen voor een heroverweging van de eerdere afwijzing van deze onderzoekswensen. De motivering van de beslissing is wellicht summier te noemen, maar deze is, mede bezien in het licht van de uitgebreide(re) motivering die tijdens de pro forma-zitting op 29 augustus 2022 is gegeven, voldoende begrijpelijk.

Uitspraak



Rechtbank den haag

Wrakingskamer

wrakingnummer 2022/81

zaak-/rekestnummer: C/09/638214 / KG RK 22/1363

Beslissing van 23 december 2022

van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van

[verzoeker] ,

thans gedetineerd te [plaats] ,

hierna te noemen: verzoeker,

advocaat: mr. J.C. Reisinger te Utrecht,

strekkende tot de wraking van

mr. P. Burgers, mr. M. Rigter en mr. F.X. Cozijn, rechters van de meervoudige strafkamer in deze rechtbank,

hierna te noemen: de rechters.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- het schriftelijke wrakingsverzoek van 16 november 2022;

- het proces-verbaal van 15 november 2022;

- de schriftelijke reactie van de rechters, binnengekomen bij de griffie van de wrakingskamer op 5 december 2022.

1.2.

Op 12 december 2022 is het verzoek tot wraking ter zitting behandeld. Hierbij zijn verschenen:

- verzoeker, bijgestaan door mr. Reisinger.

De rechters hebben laten weten niet te zullen verschijnen.

2 Het wrakingsverzoek

2.1.

Het verzoek strekt tot wraking van de rechters van de meervoudige kamer in de strafzaak met het parketnummer 09/067503-22 tegen verzoeker als verdachte.

2.2.

Op 15 november 2022 heeft in voornoemde strafzaak een zogenoemde pro forma- behandeling ter terechtzitting plaatsgevonden. Tijdens voornoemde zitting heeft de raadsman namens verzoeker - onder andere - primair om aanhouding van de behandeling van de zaak verzocht om de antwoorden van de Hoge Raad op de prejudiciële vragen die de rechtbank Noord-Nederland voornemens is te stellen met betrekking tot het interstatelijk vertrouwensbeginsel, af te wachten. Subsidiair heeft de raadsman de afgewezen onderzoekswensen van de vorige pro forma-zitting op 29 augustus 2022, onder aanvoering van nieuwe feiten en omstandigheden, herhaald.

Beide verzoeken zijn door de meervoudige kamer afgewezen. In het proces-verbaal van de zitting van 15 november 2022 is daarover het volgende opgenomen:

“De voorzitter deelt als beslissing mee dat de rechtbank thans nog geen aanleiding ziet om de zaak aan te houden op de gronden zoals door de raadsman vandaag zijn aangevoerd. Het verzoek tot aanhouding wordt dus afgewezen. De rechtbank Noord-Nederland heeft aangekondigd voornemens te zijn prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad in een zaak waarin het bewijs (mede) bestaat uit EncroChat- en Sky ECC-berichten. De prejudiciële vragen die door de raadsman zijn voorgesteld, zijn in hun algemeenheid prangende en interessante vragen. Echter, de precieze tekst van de te stellen vragen is nog niet bekend en niet valt te voorzien wat de antwoorden zullen zijn. Of de antwoorden op de te stellen prejudiciële vragen relevant zullen zijn voor de voorliggende zaak is sterk verbonden met de feiten en omstandigheden daarvan. In dit stadium ziet de rechtbank onvoldoende grond om de zaak aan te houden enkel omdat ( mogelijk ) in een andere zaak prejudiciële vragen zijn voorzien. De rechtbank ziet in de andere door de raadsman aangevoerde gronden voor aanhouding eveneens onvoldoende aanleiding om tot aanhouding over te gaan en sluit in dit kader aan bij hetgeen door de officier van justitie naar voren is gebracht.

Ook het subsidiaire verzoek met de herhaalde onderzoekswensen wordt afgewezen. De rechtbank heeft die eerdere onderzoekswensen, die betrekking hebben op de rechtmatigheid van de verkrijging van Sky ECG gegevens, als wel de volledigheid en betrouwbaarheid daarvan, op 29 augustus 2022 gemotiveerd afgewezen. Het staat de verdediging op zich vrij om afgewezen onderzoekswensen opnieuw in te dienen en om een heroverweging van de beslissing te vragen. Er moeten in dat geval echter wel omstandigheden zijn die dermate klemmend zijn dat heroverweging noodzakelijk is. De rechtbank heeft die omstandigheden in onderhavige zaak niet gevonden en ziet op dit moment geen aanleiding tot heroverweging van de door de rechtbank genomen beslissingen van 29 augustus 2022.”

2.3.

De strafzaak tegen verzoeker is vervolgens aangehouden tot de zitting van 7 februari 2023.

2.4.

Verzoeker heeft blijkens het schriftelijk verzoek, zoals toegelicht bij de mondelinge behandeling - kort samengevat - het volgende aan het wrakingsverzoek ten grondslag gelegd.

De motivering van de meervoudige kamer om het verzoek tot aanhouding af te wijzen is onbegrijpelijk. De meervoudige kamer heeft overwogen dat de prejudiciële vragen met betrekking tot het interstatelijk vertrouwensbeginsel aan de Hoge Raad in deze zaak wellicht niet relevant zijn, maar de rechtbank heeft het interstatelijk vertrouwensbeginsel vervolgens wel als grondslag gebruikt om de onderzoekswensen van verzoeker af te wijzen.

Ondanks een uitgebreide onderbouwing en een uitvoerige toelichting van de onderzoekswensen, aangevuld met nieuwe feiten en omstandigheden, heeft de meervoudige kamer zonder nadere motivering de onderzoekswensen afgewezen. Hieruit kan afgeleid worden dat de rechters reeds een eindoordeel hebben gevormd over het interstatelijk vertrouwensbeginsel en de rechtmatigheid en de bruikbaarheid van de Sky ECC-gegevens.

Een discussie en nader onderzoek omtrent deze onderwerpen is immers niet meer mogelijk.

2.5.

De rechters zijn daarom volgens verzoeker vooringenomen, althans wordt met deze motivering bij verzoeker de objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid gewekt.

2.6.

De rechters hebben laten weten niet in de wraking te berusten en hebben op de verzoeken gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3 De beoordeling

3.1.

Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij of zij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.

3.2.

Verzoeker legt aan het verzoek ten grondslag dat de motivering van de (tussen)beslissing een grond voor wraking is. Uitgangspunt is dat het gesloten stelsel van rechtsmiddelen zich ertegen verzet dat die motivering grond kan vormen voor wraking, ook indien het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten - bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen - niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.

3.3.

De wrakingskamer stelt voorop dat dus als uitgangspunt geldt dat een tussenbeslissing als in de zaak van verzoeker is gegeven in beginsel geen grond voor wraking kan opleveren, tenzij de motivering daarvan niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid. Een dergelijk geval is hier naar het oordeel van de wrakingskamer niet aan de orde. De wrakingskamer overweegt daartoe het navolgende.

Ad wrakingsgrond a.

3.4.

Uit de motivering van de rechters, zoals onder 2.2. weergegeven, blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet dat de rechters een definitief oordeel hebben gegeven over de relevantie van de prejudiciële vragen aan de Hoge Raad over het interstatelijke vertrouwensbeginsel. De rechters hebben in hun motivering tot uitdrukking gebracht dat het nog onduidelijk is wat (de antwoorden op) de prejudiciële vragen zullen zijn en of die antwoorden relevant zullen zijn voor deze zaak. Die motivering is niet onbegrijpelijk en enige objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid kan hieruit naar het oordeel van de wrakingskamer ook niet afgeleid worden.

3.5.

Wrakingsgrond a. kan daarom niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.

Ad wrakingsgrond b.

3.6.

In de motivering van de meervoudige kamer met betrekking tot de afwijzing van de door verzoeker gedane onderzoekswensen is niets opgenomen over het interstatelijk vertrouwensbeginsel en daaruit volgt dan ook niet dat de rechters daarover dan wel over de rechtmatigheid en de bruikbaarheid van de Sky ECC-gegevens reeds een definitief oordeel hebben gegeven. Uit het proces-verbaal van de zitting van 15 november 2022 blijkt verder dat de raadsman uitgebreid in de gelegenheid is gesteld zijn onderzoekswensen en de nieuwe feiten en omstandigheden toe te lichten. Uit de motivering, zoals onder 2.2 weergegeven, blijkt ook dat de rechters de door de raadsman aangevoerde nieuwe feiten en omstandigheden hebben betrokken bij een herbeoordeling van de onderzoekswensen. Zij zagen daarin echter geen klemmende redenen voor een heroverweging van de eerdere afwijzing van deze onderzoekswensen. De motivering van de beslissing is wellicht summier te noemen, maar deze is, mede bezien in het licht van de uitgebreide(re) motivering die tijdens de pro forma-zitting op 29 augustus 2022 is gegeven, voldoende begrijpelijk. Deze beslissing is naar het oordeel van de wrakingskamer dus niet zodanig onbegrijpelijk dat hieruit enige objectieve en gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid afgeleid kan worden.

3.7.

Wrakingsgrond b. kan daarom ook niet tot toewijzing van het wrakingsverzoek leiden.

3.8.

Het wrakingsverzoek wordt daarom afgewezen.

4 De beslissing

De wrakingskamer

4.1.

wijst het verzoek tot wraking af;

4.2.

bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;

4.3.

beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:

• de verzoeker p/a zijn raadsman mr. J.C. Reisinger;

• de officier van justitie mr. M. van Oosten;

• de rechters.

Deze beslissing is gegeven door mrs. J.C. Sluymer, E.E. Schotte en E.A.W. Schippers, in tegenwoordigheid van de griffier W.H. Ng en in het openbaar uitgesproken op 23 december 2022.

de griffier de voorzitter

Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature