Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Gepubliceerde uitspraken in deze zaak:

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Zwolle

Bestuursrecht

zaaknummer: NL22.25071

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser,

V-nummer: [nummer],

(gemachtigde: mr. C.A. Madern),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: mr. S. Bozkurt-Chhiba).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw ) opgelegd.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.

De rechtbank heeft het beroep op 15 december 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A.B. Wojtysiak. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Poolse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum].

2. In de maatregel van bewaring heeft verweerder overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert, omdat het risico bestaat dat eiser zich aan het toezicht zal onttrekken. Verweerder heeft als zware gronden vermeld dat eiser:3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;3c. eerder een visum, besluit, kennisgeving of aanzegging heeft ontvangen waaruit de plicht Nederland te verlaten blijkt en hij daaraan niet uit eigen beweging binnen de daarin besloten of gestelde termijn gevolg heeft gegeven;3i. te kennen heeft gegeven dat hij geen gevolg zal geven aan zijn verplichting tot terugkeer;en als lichte gronden vermeld dat eiser:

4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan.

2.1

Eiser betwist de gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag zijn gelegd. Voor wat betreft de zware grond 3b stelt eiser dat hij zich na juli 2022 tot AMOC heeft gewend voor hulp. Eiser probeert geld te sparen om een nieuw paspoort te kunnen verkrijgen bij het Poolse consulaat. Het benodigde bedrag heeft hij nog niet bij elkaar, doordat hij in vervangende hechtenis verbleef vanwege nog openstaande boetes. Dit alles wil echter niet zeggen dat eiser zich aan het toezicht heeft onttrokken. Het was verweerder bekend waar hij verbleef. Voor wat betreft de zware grond 3c stelt eiser dat hij geen gevolg kon geven aan zijn vertrekplicht, omdat hij (nog) geen nieuw paspoort heeft. Pas als hij deze bij elkaar heeft gespaard kan eiser Nederland verlaten. Overigens zou AMOC eiser ook kunnen helpen bij het vinden van werk, maar ook daarvoor is een paspoort nodig.

2.2

De rechtbank overweegt onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van25 maart 2020 dat voor het opleggen van (onder meer) de zware gronden 3b en 3c enkel is vereist dat die gronden feitelijk juist zijn, en dat verweerder daarop – als dat het geval is – geen nadere toelichting hoeft te geven.

Ten aanzien van de zware gronden 3b en 3c stelt de rechtbank vast dat verweerder de feitelijke juistheid van deze grond voldoende heeft toegelicht en eiser deze feitelijke toelichting niet heeft betwist. Eisers verblijfsrecht in Nederland is ingetrokken en het besluit daartoe is aan eiser op 17 juli 2022 uitgereikt. Eiser was en is er dan ook mee bekend dat hij Nederland binnen vier weken, dus uiterlijk in augustus 2022, had moeten verlaten. Eiser heeft dat niet gedaan en heeft daarna nimmer melding gemaakt van zijn illegale verblijf sinds augustus 2022 en de continuering daarvan in Nederland. De stelling dat verweerder zou hebben geweten waar eiser verbleef, is niet onderbouwd. Dat eiser geld aan het sparen was om een paspoort te verkrijgen, maakt niet dat hij om die reden niet behoefde te voldoen aan zijn vertrekplicht dan wel dat hij zich niet had hoeven melden. Eiser had zich immers ook kunnen wenden tot verweerder voor hulp bij het verkrijgen van een paspoort om zijn terugkeer naar Polen te realiseren, maar heeft dat niet gedaan.

2.3

De zware gronden 3b en 3c zijn voldoende om de maatregel van bewaring te kunnen dragen. Wat eiser heeft aangevoerd over de overige gronden, behoeft dan ook geen nadere bespreking.

3. De rechtbank begrijpt eisers stelling – dat er geen inbewaringstelling nodig was nu eiser naar Polen kan vertrekken als hij zijn paspoort heeft – aldus dat hij meent dat verweerder had kunnen volstaan met een minder ver strekkende maatregel.

De rechtbank volgt eiser daarin niet en overweegt dat verweerder in de maatregel van bewaring heeft toegelicht dat en waarom een minder ver strekkende maatregel niet is geïndiceerd en ziet geen aanleiding voor een ander oordeel. Verweerder heeft bij deze beoordeling, onder meer, terecht betrokken dat eiser wist van de op hem rustende vertrekplicht, zich niet heeft gemeld, geen vaste woon- of verblijfplaats heeft in Nederland en telkenmale heeft aangegeven liever in Nederland te willen blijven (om te werken). De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat in dit geval geen andere afdoende, maar minder dwingende maatregelen dan de inbewaringstelling doeltreffend konden worden toegepast. Deze beroepsgrond slaagt niet.

4. De rechtbank ziet met inachtneming van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 8 november 2022 ook ambtshalve toetsend geen aanleiding voor het oordeel dat de maatregel onrechtmatig is.

5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep ongegrond;- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. den Dulk, rechter, in aanwezigheid van D.K. Bloemers, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling), ECLI:NL:RVS:2020:829

ECLI:EU:C:2022:858


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature