Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL22.18675
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.C. van Ossenbruggen).
Procesverloop
Bij besluit van 4 mei 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 17 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiseres is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiseres stelt van Japanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1979.
2. De rechtbank stelt voorop dat eiseres op 4 mei 2022 een terugkeerbesluit en een inreisverbod opgelegd heeft gekregen. Tegen dit besluit heeft eiseres op 18 september 2022 beroep ingesteld.
Met onbekende bestemming vertrokken
3. Ter zitting heeft verweerder gesteld dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken op 5 oktober 2022. Gezien de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 23 februari 20221 is van belang of de gemachtigde van eiseres nog contact heeft met eiseres. Uit de gronden van beroep valt dit niet af te leiden. Daarom moet volgens verweerder het beroep van eiseres op deze grond niet-ontvankelijk worden verklaard.
4. De rechtbank is van oordeel dat enkel uit de beroepsgronden van eiser niet kan worden afgeleid dat eiseres met onbekende bestemming is vertrokken. Het is niet duidelijk of eiseres wel of geen contact heeft (gehad) met haar gemachtigde. Op grond hiervan kan het beroep daarom ook niet niet-ontvankelijk worden verklaard.
Bekendmaking van de beschikking
5. Eiseres stelt dat het besluit van 4 mei 2022 niet op de juiste wijze is uitgereikt. Het besluit is pas uitgereikt door plaatsing hiervan in het digitale dossier van de bewaringsprocedure van eiseres op 15 september 2022. Eiseres heeft dus op tijd beroep ingesteld tegen dit besluit.
6. De rechtbank is van oordeel dat het besluit van 4 mei 2022 wel op de juiste wijze is uitgereikt. Het besluit is namelijk uitgereikt conform hetgeen in artikel C1/2.13 van de Vreemdelingencirculaire staat. Hier staat het volgende:
‘Als bij de IND geen gemachtigde van de vreemdeling bekend is, en het niet mogelijk is de beschikking in persoon aan de vreemdeling uit te reiken, wordt op de daarvoor bestemde plek in het aanmeldcentrum een melding van terinzagelegging opgehangen. De IND stelt een rapport van bevindingen op waarin wordt vastgelegd welke handelingen zijn verricht om de beschikking bekend te maken.
In het rapport van bevindingen van 4 mei 2022 is vastgelegd dat er geen gemachtigde bekend was bij verweerder. Ook staat hierin dat is gebleken dat het niet mogelijk was om het besluit in persoon uit te reiken, omdat eiseres de opvanglocatie met onbekende bestemming had verlaten. Omdat ook deze wijze van bekendmaking niet mogelijk was heeft verweerder het besluit ter inzage gelegd op de locatie Ter Apel en is melding van deze terinzagelegging opgehangen op de daarvoor bestemde plek. Dat is naar het oordeel van de rechtbank conform artikel C1/2.13 van de Vreemdelingencirculaire en voldoende gemotiveerd in het rapport van bevindingen van 4 mei 2022. Het besluit is dus op de juiste wijze bekend gemaakt op 4 mei 2022. Dat betekent dat de termijn voor het indienen van beroep verstreken is. Het besluit staat in rechte vast. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
7. Het beroep is niet-ontvankelijk.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van mr. E. Mulder, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
19 oktober 2022
Documentcode: [documentcode]
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.