U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Voorlopige voorziening ivm uitzetting.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: NL22.23840

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2022 op het verzoek om een voorlopige voorziening van

[verzoekster], verzoekster, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. B.A. Palm),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R. Hopman).

Procesverloop

Verzoekster heeft op 22 november 2022 bezwaar gemaakt tegen haar voorgenomen feitelijke uitzetting naar Uganda op 23 november 2022.

Met het verzoekschrift van 22 november 2022 heeft verzoekster de voorzieningenrechter verzocht de voorlopige voorziening te treffen dat haar uitzetting achterwege blijft totdat op haar bezwaarschrift is beslist.

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend. Verzoekster heeft daar een reactie op ingediend. Hier op heeft verweerder gereageerd.

De voorzieningenrechter heeft bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek daarna gesloten.

Overwegingen

1. Als voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de bestuursrechter bezwaar is gemaakt, kan de voorzieningenrechter van de bestuursrechter die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

2. Als onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen worden geschaad, kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling.

3. De voorzieningenrechter ziet daarvoor in dit geval aanleiding.

Waar gaat deze zaak over?

4. Verzoekster heeft eerder een asielaanvraag ingediend in Nederland. De afwijzing van die aanvraag is tot in hoger beroep bevestigd. Zij wil op 23 november 2022 niet worden uitgezet. Zij heeft daarom bezwaar gemaakt tegen de voorgenomen uitzetting en de voorzieningenrechter verzocht om met spoed te bepalen dat verzoekster het besluit op bezwaar mag afwachten in Nederland.

Wat vinden verzoekster en verweerder?

5. Verzoekster stelt dat zij niet uitgezet kan worden omdat zij zwanger is van een man met de Nederlandse nationaliteit. Tussen haar en haar ongeboren kind zal een zodanige afhankelijkheidsrelatie bestaan dat het kind gedwongen zou zijn het grondgebied van de Unie te verlaten als aan verzoekster een verblijfsrecht zou worden geweigerd. Zij heeft op 21 november 2022 een aanvraag gedaan om afgifte van een verblijfsdocument EU/EER (de Chavez-aanvraag). Als moeder van dit ongeboren kind heeft zij van rechtswege rechtmatig verblijf in Nederland op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000 ( Vw 2000). Verweerder heeft de Chavez-aanvraag bij het besluit van 22 november 2022 afgewezen.

Verzoekster stelt dat een ongeboren kind op grond van artikel 1:2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) ‘als reeds geboren aangemerkt kan worden, zo dikwijls zijn belang dit vordert’. Het begrip ‘belang’ kan worden toegepast op vreemdelingrechtelijke casussen.

Ook is de uitzetting in strijd met artikel 3 van het EVRM nu haar zwangerschap met medische complicaties gepaard gaat. Zij heeft een brief van haar gynaecoloog van 14 november 2022 overgelegd, waarin wordt aangegeven dat er in verband met haar bevalling toegang tot een bloedbank/of goed functionerend ziekenhuis gewaarborgd moet zijn, aldus verzoekster.

5.1.

Verweerder heeft de argumenten gemotiveerd betwist.

Wat is het oordeel van de voorzieningenrechter?

6. Verzoekster heeft spoedeisend belang bij de voorlopige voorziening, omdat zij binnen 48 uur wordt uitgezet. Het verzoek is daarom ontvankelijk.

7. Ter beoordeling ligt voor of rechten aan het Chavez-Vilchez arrest kunnen worden ontleend in het geval van een nog ongeboren EU-burger.

7.1.

Verzoekster beroept zich op een verblijfsrecht dat is afgeleid van het EU-recht van haar ongeboren kind om zich vrij op het EU-grondgebied te kunnen verplaatsen en daar te kunnen verblijven, zoals volgt uit artikel 20 van het VWEU . Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de geboorte van het kind een onzekere toekomstige gebeurtenis is en een ongeboren kind dat recht niet toekomt omdat het zich niet zelfstandig kan verplaatsen of ergens zelfstandig kan verblijven. De voorzieningenrechter is het daarom met verweerder eens dat het afgeleide verblijfsrecht van eiseres (nog) niet bestaat. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat artikel 1:2 van het BW daar geen invloed op heeft. Aan dat artikel komt voor de toepassing van de Vreemdelingenwet geen betekenis toe. 7.2. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal een bezwaar tegen het besluit van 22 november 2022 geen redelijke kans van slagen hebben nu verzoekster geen verblijfsrechten kan ontlenen aan een nog niet geboren kind.

8. Voorts is de voorzieningenrechter met verweerder van oordeel dat uit de overgelegde brief van de gynaecoloog niet blijkt dat verzoekster om medische redenen niet tot reizen in staat is of dat uitzetting naar Uganda in het geheel niet te verantwoorden is. Verweerder heeft betoogd dat verzoekster op 21 november 2022 door een keuringsarts is beoordeeld en ‘fit – to – fly’ is bevonden. Verzoekster heeft dit betoog niet weersproken. Voorts zal zij tijdens de vlucht worden begeleid door een medicare. De voorgenomen uitzetting is daarmee afdoende zorgvuldig voorbereid. Verweerder hoeft daarom niet van de uitzetting van verzoekster af te zien.

Wat is de conclusie?

9. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter heeft het bezwaar tegen de uitzetting en het besluit van 22 november 2022 geen redelijke kans van slagen. Om die reden wijst de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening af. Omdat verzoekster geen gelijk krijgt, heeft zij ook geen recht op een vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N.Y. Majoor, griffier.

De beslissing is op 22 november 2022 telefonisch medegedeeld aan partijen. De uitspraak is verzonden op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

De vlucht naar Entebbe /Kampala om 10:15 uur met vluchtnummer KL 535.

Zie artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht .

Zaaknummer: NL21.8036 en ABRS 202104243/1/V2.

Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.

Vgl. uitspraak rechtbank Den Haag van 31 maart 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:11366.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature