Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:
Vindplaatsen:

Inhoudsindicatie:

Aansprakelijkheid van de Gemeente als wegbeheerder voor ernstig scooter ongeval door een omgewaaid schrikhek.

Uitspraak



vonnis

RECHTBANK DEN HAAG

Team handel

zaaknummer / rolnummer: C/09/619616 / HA ZA 21-940

Vonnis van 21 december 2022

in de zaak van

DSW ZORGVERZEKERAAR U.A. te Schiedam,

eiseres,

advocaat mr. W.A.M. Rupert te Rotterdam,

tegen

DE GEMEENTE DELFT te Delft,

gedaagde,

advocaat mr. B.J.P.G. Roozendaal te Breda.

Partijen zullen hierna DSW en de Gemeente genoemd worden.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

de dagvaarding van 12 oktober 2021,

de akte overlegging producties 1 t/m 12,

de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 8,

het tussenvonnis van 27 juli 2022 met bepaling van een mondelinge behandeling,

de akte overlegging producties van eiseres,

de mondelinge behandeling van 15 november 2022, waarbij namens eiseres zijn verschenen [naam01] (teamleider verhaalszaken) en [naam02] (jurist), bijgestaan door de advocaten mrs. W. Knoester en M.A. Boelkens, en namens gedaagde zijn verschenen [naam03] (juridisch adviseur) en [naam04] (hoofd realisatie), bijgestaan door de advocaat voornoemd. Ook dhr. [naam05] (hierna: [naam05] ) en zijn echtgenote waren aanwezig, evenals dhr. [naam06] namens het overleden slachtoffer [slachtoffer01] .

1.2.

Ten slotte is een datum voor vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Op maandag 11 maart 2019, omstreeks 6.00 uur ’s ochtends vonden op de [adres01] in [plaats01] twee afzonderlijke, maar vrijwel identieke ongevallen plaats. Daarbij zijn kort na elkaar twee scooterrijders tegen een omgevallen schrikhek aangereden en ten val gekomen. Dhr. [naam05] (hierna: [naam05] ) was één van de slachtoffers, hij heeft hoofdletsel opgelopen en enkele maanden in de revalidatiecentrum verbleven. Het andere slachtoffer was [slachtoffer01] , hij is aan zijn verwondingen overleden.

2.2.

[naam05] was verzekerd voor medische- en zorgkosten bij DSW. In deze zaak gaat het om de vraag of de Gemeente de zorgkosten die DSW ten behoeve van [naam05] heeft gemaakt, moet vergoeden.

2.3.

Op die maandagochtend 19 maart 2019 rond 06.00 uur reed [naam05] op zijn bromfiets over de [adres01] te [plaats01] komend vanuit [naam07] en rijdend in de richting van het Poortlandplein. Op dit tijdstip was het buiten donker, ook was de straat nat en vochtig door neerslag. Er was enige verlichting. Ter hoogte van het De Vries van Heijstplantsoen is [naam05] tegen een omgevallen schrikhek gereden dat als wegafzetting fungeerde, en hard ten val gekomen.

2.4.

De weg op de plek van het ongeval bestond uit een hoofdrijbaan en twee fietsstroken. Er vonden op dat moment (al vanaf 14 februari 2019) wegwerkzaamheden plaats in opdracht van de Gemeente rondom de [adres02] . Daardoor was op die weg tijdelijk slechts verkeer uit één richting toegestaan, met uitzondering van (snor)fietsers.

2.5.

Vanuit de zuidelijke richting van [naam07] werd door verkeersborden gewaarschuwd dat de [adres01] verderop afgesloten was voor gemotoriseerd verkeer. Op de borden was aangeduid dat de weg na 100 meter was afgesloten voor verkeer, hierna volgde een bord dat de maximale snelheid 30 km/uur was en een bord waarop stond aangegeven dat er wegwerkzaamheden waren. Ook was nog een bord geplaatst dat de weg afgesloten was voor motorvoertuigen en dat deze moesten afbuigen.

2.6.

Iets verderop, op de kruising van de [adres01] en het De Vries van Heijstplantsoen was de weg volledig afgesloten voor motorvoertuigen, en op die plek was het schrikhek geplaatst en het verkeersbord C12 (gesloten voor alle motorvoertuigen). Het schrikhek was op het midden van de weg geplaatst en niet verzwaard, fietsers konden er via de gemarkeerde fietspaden langs rijden.

2.7.

In het weekend voor het ongeval was in alle kustprovincies code geel en code oranje afgegeven door het KNMI, voor zeer zware windstoten, en in de nacht vóór het ongeval stormde het. Op de ochtend van het ongeval stormde het, en was er zware wind.

2.8.

Er is een Verkeersongevallen Analyse (VOA) gemaakt door de politie en er zijn meerdere getuigen gehoord.

3 Het geschil

3.1.

In deze procedure vordert DSW, bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis, betaling van de Gemeente van € 155.582,55 met rente en kosten, waaronder de buitengerechtelijke kosten van € 2.330,83. DSW legt daaraan ten grondslag dat zij de zorgkosten van haar verzekerde [naam05] heeft voldaan. De Gemeente is als wegbeheerder op grond van art. 6:162 BW aansprakelijk voor het omgevallen schrikhek op de weg als gevolg waarvan het ongeval van [naam05] heeft plaatsgehad.

3.2.

De Gemeente heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De rechtbank stelt voorop dat op de Gemeente als wegbeheerder een zorgplicht rust voor de veiligheid van de door haar beheerde weg. Meer concreet houdt deze zorgplicht in dat de wegbeheerder ervoor dient te zorgen dat de toestand van de weg de veiligheid van personen en zaken niet in gevaar brengt. Het gaat daarbij om een schuldaansprakelijkheid (ex art. 6:162 BW) en niet om een risicoaansprakelijkheid (ex art. 6:174 BW).

4.2.

De wegbeheerder kan, mede uit hoofde van zijn algemene zorgplicht ten aanzien van de veiligheid van weggebruikers, aansprakelijk zijn voor de aanwezigheid van (niet van de weg, het weglichaam of weguitrusting deel uitmakende) voorwerpen op de weg op grond van art. 6:162 BW. Daarvoor is nodig dat de wegbeheerder het verwijt kan worden gemaakt dat hij in de nakoming van deze zorgplicht is tekortgeschoten. Indien de wegbeheerder bekend is met de aanwezigheid van het voorwerp op de weg, zijn voor de beoordeling van zijn aansprakelijkheid voor schade die ontstaat door verwezenlijking van het gevaar dat van die aanwezigheid uitging, de zogenaamde Kelderluik-criteria van belang (vgl. Hoge Raad 7 oktober 2016, ECLI:NL:HR:2016:2283), (i) in hoeverre is niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid waarschijnlijk, (ii) hoe groot is de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, (iii) hoe ernstig kunnen de gevolgen zijn, en (iv) in hoeverre is het nemen van veiligheidsmaatregelen bezwaarlijk. Bij de beoordeling kunnen ook de herkomst, aard en functie van een dergelijk voorwerp een rol spelen, alsmede de ligging, functie, fysieke toestand en het te verwachten gebruik van de weg.

4.3.

Bij de beoordeling van de vraag of de Gemeente heeft voldaan aan haar zorgplicht als wegbeheerder is allereerst van belang dat zij in ieder geval bekend was met de aanwezigheid van het schrikhek op de weg omdat zij dit hek zelf midden op de weg heeft laten plaatsen om de weg af te zetten in verband met werkzaamheden. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de Gemeente ermee bekend moet worden verondersteld dat dit schrikhek, gezien de onstuimige weersomstandigheden op dat moment (storm), de afgegeven weerswaarschuwing in het weekend vóór het ongeval (code oranje) en het feit dat het hek niet was verzwaard of geschoord, gemakkelijk kon omwaaien en in een omgevallen toestand een wezenlijk gevaar kon opleveren. De rechtbank gaat er (anders dan de Gemeente) vanuit dat het schrikhek is omgewaaid door de stevige storm, gelet op de navolgende feiten en omstandigheden. In het weekend voor het ongeval was in alle kustprovincies code geel en code oranje afgegeven door het KNMI, voor zeer zware windstoten, en in de nacht vóór het ongeval stormde het. Uit twee overgelegde schriftelijke getuigenverklaringen volgt dat het desbetreffende schikhek regelmatig omviel bij harde wind. Dit heeft onder meer dhr. [naam08] (die het ongeluk heeft zien gebeuren) als getuige aan de politie verklaard. Verder heeft hij in een schriftelijke verklaring toegelicht dat hij die ochtend om 6.10 uur bij zijn rolstoelbus zijn werkzaamheden wilde beginnen, en toen een klap en daarna nog één klap hoorde. Hij verklaarde dat de plek met werkzaamheden er slordig uitzag (overal lag of stond wat) en dat het hek regelmatig omwaaide. Hij heeft de politie een keer gebeld dat de niet-verzwaarde hekken omwaaiden. Mw. [naam09] heeft bij de politie verklaard dat zij op de dag voor het ongeval, op zondagmiddag rond 15.00 uur, langs de plek van het ongeval reed en toen (al) het omgevallen schrikhek met haar fiets moest ontwijken. Er lagen overal omgewaaide hekken en borden daar in de buurt. Zij verklaarde verder dat op die plek bij de [adres01] altijd een enorme wind staat en het de afgelopen dagen ook stormde. Bovendien blijkt uit de VOA van de politie (op pag. 6) dat het schrikhek met de bovenzijde in de windrichting lag. Als iemand tegen het hek was aangereden dan was het hek naar de andere kant gevallen. Dat het hek ook door baldadigheid zou zijn omgevallen of omgeduwd, zoals de Gemeente heeft gesuggereerd, is niet onderbouwd en die gedachte wordt dan ook verworpen.

4.4.

De rechtbank is verder van oordeel dat de Gemeente – gezien de geschetste situatie ter plaatse, de weersomstandigheden en het onstuimige weer – extra voorzorgsmaatregelen had kunnen (en moeten) nemen, en dit was ook niet bezwaarlijk geweest. De Gemeente had er rekening mee moeten houden dat het niet-verzwaarde schrikhek tijdens die zware storm kon omvallen, en om die reden (meer) kunnen controleren, verkeersregelaars kunnen inschakelen, en/of extra controlerondes kunnen houden niet alleen doordeweeks van maandag tot en met vrijdag, maar ook in het weekend. De Gemeente heeft weliswaar toegelicht dat zij in de eerste maand na 14 februari 2019 de borden en hekken vijfmaal per week heeft laten controleren op standzekerheid, maar vast staat dat in het weekend voorafgaand aan het ongeval het schrikhek niet is gecheckt. Verder had de Gemeente het hek gemakkelijk kunnen verzwaren (met zandzakken of anderszins) zodat het hek niet kon omvallen. Dat dit niet mogelijk was in verband met hulpdiensten die volgens de calamiteitenregels tijdig ter plaatse moeten kunnen komen, en dan geen verzwaard hek kunnen verplaatsen, volgt de rechtbank niet. Zandzakken kunnen gemakkelijk worden weggenomen bij het schrikhek, hetgeen ook blijkt uit de situatie ná het ongeval waarbij dit op deze manier is verzwaard. Bovendien moeten hulpdiensten hoe dan ook bij elke wegafzetting een manier vinden om erdoor te komen, door uit te stappen en de versperring weg te zetten. Dat dit onmogelijk zou zijn bij een (met zandzakken) verzwaard schrikhek is niet aannemelijk. Het enkele feit dat geen meldingen van omgevallen hekwerken waren binnengekomen waarop actie kon worden ondernomen, ontslaat de Gemeente niet van haar verantwoordelijkheid om maatregelen te treffen.

4.5.

De Gemeente wijst er nog op dat het hekwerk zélf aan de zgn. CROW-richtlijnen voldoet. Dit maakt het voorgaande niet anders. Immers, het gaat erom dat het hekwerk onder de bijzondere omstandigheden van zware storm door de Gemeente niet extra is gecontroleerd en/of verzwaard. In het kopje 2.3 Materiaal en materieel van de CROW-richtlijnen staat ook vermeld dat altijd moet worden gecontroleerd dat bebakening stevig staat zodat het niet kan omvallen of door de wind worden gedraaid, evenals dat materiaal regelmatig moet worden gecontroleerd. Dat heeft de Gemeente niet voldoende gedaan. Ook het enkele feit dat de Gemeente verkeersborden heeft geplaatst met waarschuwingen dat de weg verderop was afgesloten, dat er wegwerkzaamheden waren en dat de maximale snelheid 30 km/u was, maakt het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de zorgplicht niet anders.

4.6.

De Gemeente heeft er verder op gewezen dat [naam05] strikt genomen met zijn snorfiets op de fietsbaan had moeten rijden, en niet op de middenbaan, en als hij zich daaraan had gehouden, hij niet tegen het omgevallen schikhek was gereden maar erlangs. Volgens de Gemeente heeft [naam05] hiermee niet de vereiste voorzichtigheid en oplettendheid in acht genomen. De rechtbank volgt de Gemeente hierin niet. In dit verband heeft [naam05] toegelicht dat hij zich aan de maximale snelheid van 25 km/u heeft gehouden, en dat hij voldoende heeft opgelet en de vereiste voorzichtigheid in acht heeft genomen. Hij heeft desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling als informant verklaard dat hij gezien de harde wind juist voorzichtig heeft gereden. Hij kende de weg goed, omdat het zijn vaste route naar het werk was. De week ervoor was hij steeds met de auto naar zijn werk gegaan en had zijn vaste scooterroute toen niet genomen. Uit de VOA van de politie volgt dat het omgevallen schrikhek, mede gezien het natte wegdek, zeer slecht zichtbaar was. Het omgevallen hekwerk lag op de straat in het donker (’s ochtends om 6.00 uur in de maand maart), met de reflecterende rode en witte strepen aan de onderkant. Het hek was niet meer zichtbaar van een afstand, en de kans dat iemand daar tegenaan zou rijden was groot. Uit reconstructieonderzoek van de politie is gebleken dat het omgevallen schrikhek pas op korte afstand goed zichtbaar was. Daardoor was de tijd om het schrikhek te ontwijken zeer kort. In dit geval was het ook nog die ochtend vochtig en nat, waardoor de lichtreflectie op de straat ervoor zorgde dat het omgevallen hek nog slechter zichtbaar was, zo volgt uit dit reconstructieonderzoek. DSW heeft concreet toegelicht en berekend dat [naam05] in feite maar 1 tot maximaal 1,8 seconden had om uit te wijken of af te remmen, gerekend vanaf het moment dat hij zicht had op het omgevallen schrikhek. Tenslotte geldt dat door de A-vormige poten van het hek, de bovenzijde van het hek lager lag dan de onderzijde. Op die manier heeft het hek als een soort schans gefungeerd en zijn beide slachtoffers in de lucht gelanceerd. Als al moet worden aangenomen dat [naam05] niet de vereiste oplettendheid had, diende de Gemeente hiermee rekening te houden. Weggebruikers behoeven er niet op bedacht te zijn dat er een omgevallen schrikhek op de weg ligt. Verder is het een feit van algemene bekendheid dat bromfietsen regelmatig op paden en wegen rijden, terwijl zij op het fietspad zouden moeten rijden.

4.7.

In dit geval zijn er twee zeer ernstige ongevallen gebeurd door het omgevallen hek. [naam05] heeft ernstig (hoofd)letsel opgelopen, waardoor hij een tijd in een revalidatiecentrum heeft moeten doorbrengen. Het andere slachtoffer was er nog ernstiger aan toe en is overleden. Die ernst mag naar het oordeel van de rechtbank gedeeltelijk meewegen bij de beoordeling van de zorgplicht van de Gemeente.

4.8.

Na het ongeval heeft de politie inderdaad geconstateerd dat de borden en hekken bij de betreffende wegwerkzaamheden niet waren verzwaard of geschoord (geweest). De politie heeft vervolgens contact gezocht met de projectmanager van de Gemeente en op vrijdag 15 maart 2019 dringend verzocht om regelmatig het (tijdelijk) wegafzetmateriaal na te lopen, en te controleren of het nog op de juiste wijze op de weg stond. De projectmanager van Gemeente heeft op dezelfde dag nog gereageerd met een e-mail dat er aanvullende maatregelen waren doorgevoerd, zoals geïntensiveerde controlerondes, en hekken die verzwaard werden, vastgezet en indien mogelijk verwijderd. Uit het toedrachtonderzoek van Cordaet (productie 9 bij de dagvaarding) volgt dat direct ná het ongeval het schrikhek inderdaad is verzwaard. Verder wordt verwezen naar de overgelegde foto bij prod. 13 (aanvullende stukken van eiseres) waarop een verzwaard schrikhek valt te zien, per datum 17 maart 2019.

4.9.

De rechtbank verwerpt tenslotte het door de Gemeente gedane beroep op eigen schuld van [naam05] omdat de scooter van [naam05] was opgevoerd. Alhoewel duidelijk is uit productie 7 bij antwoord dat de scooter opgevoerd was (en max. 45-46 km/uur kon rijden), blijkt nergens uit dat [naam05] op dat moment ook (ruim) boven de toegestane snelheid reed. [naam05] heeft tijdens de mondelinge behandeling zelf verklaard dat hij zich heeft gehouden aan de toegestane snelheid, en juist voorzichtig reed gezien de hard wind. Het valt dan ook niet aan te nemen dat hij veel harder heeft gereden, gelet op het slechte weer (stormachtig en nat wegdek), en de diverse geplaatste waarschuwingsborden in verband met wegwerkzaamheden ter plaatse.

Slotsom en overig

4.10.

Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de vorderingen van DSW slagen en de Gemeente aansprakelijk kan worden gehouden als wegbeheerder voor de door DSW aan [naam05] vergoede zorgkosten. De rechtbank zal de Gemeente dan ook veroordelen tot betaling van een bedrag van € 155.582,55 met rente en kosten.

4.11.

De Gemeente zal voorts, als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld, zoals in de beslissing is vermeld. Volgens vaste rechtspraak levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op (vgl. Zie HR 19 maart 2010, ECLI:NL:HR:2010:BL1116, rov. 3.5; HR 14 februari 2014, ECLI:NL:HR:2014:335, rov. 3.2). Deze rechtspraak moet zo worden begrepen dat een veroordeling tot betaling van de proceskosten en de wettelijke rente daarover een veroordeling tot betaling van de nakosten en de wettelijke rente daarover omvat. Daarbij geldt dat de wettelijke rente over de nakosten die zijn verbonden aan de in voorkomend geval noodzakelijke betekening van de uitspraak is verschuldigd vanaf veertien dagen na die betekening. Voor afzonderlijke vermelding van de nakosten en de wettelijke rente daarover in de proceskostenveroordeling bestaat dan ook geen aanleiding.

4.12.

De gevorderde buitengerechtelijke kosten van € 2.330,83 zullen – als onvoldoende gemotiveerd betwist – worden toegewezen, nu zij zijn berekend conform het rapport Voor-werk II.

4.13.

De Gemeente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van DSW worden begroot op:

- dagvaarding € 119,21

- griffierecht 4.200,00

- salaris advocaat 3.414,00 (2,0 punten × tarief € 1.707,00)

Totaal € 7.733,21

5 De beslissing

De rechtbank:

5.1.

veroordeelt de Gemeente tot betaling van een bedrag € 155.582,55 aan DSW, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 maart 2019 tot aan de dag der algehele voldoening,

5.2.

veroordeelt de Gemeente tot betaling van € 2.330,83 aan DSW, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag der algehele voldoening,

5.3.

veroordeelt de Gemeente in de proceskosten, aan de zijde van DSW tot op heden begroot op € 7.733,21,

5.4.

verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,

5.5.

wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. van Cleef-Metsaars en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2022.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature