Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Uitspraak van de politierechter in de zaak over de actie bij “Meisje met de parel”, waaraan demonstranten zich hadden vastgeplakt en bij welke actie ook een rode vloeistof was uitgegoten. Beantwoording van de vraag of deze handelingen vallen binnen de reikwijdte van de artikelen 10 en 11 EVRM.

Uitspraak



Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht

Politierechter

Parketnummer: 09.277267.22

Proces-verbaal van de terechtzitting

Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter in bovengenoemde rechtbank op 4 november 2022.

Tegenwoordig:

mr. J.E.M.G. van Wezel, politierechter,

mr. M. Altena, officier van justitie.

K.A.M. Boeije, griffier.

De politierechter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.

De verdachte, ter terechtzitting aanwezig, antwoordt op de vragen van de politierechter te zijn genaamd:

[verdachte] ,

geboren te Dendermonde op [geboortedatum] ,

zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande, in België wonende op het adres: [adres] .

Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting aanwezig: mr. W.H. Jebbink.

De politierechter vermaant de verdachte oplettend te zijn op hetgeen hij zal horen en deelt hem mede dat hij niet tot antwoorden verplicht is.

De raadsman voert een preliminair verweer overeenkomstig zijn pleitnota die hij aan de politierechter, de officier van justitie en de griffier overlegt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd. De pleitnota (I) is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd. De raadsman verzoekt de zaak aan te houden voor het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad en voor verwijzing naar de meervoudige kamer. Tevens verzoekt de raadsman de opheffing c.q. schorsing van de voorlopige hechtenis van verdachte.

De officier van justitie betreurt dat hij nu pas wordt geconfronteerd met de motivering van het aangekondigde aanhoudingsverzoek van de raadsman, nadat hij hier al tweemaal tevergeefs om had verzocht. Wat de officier van justitie betreft, hadden deze vier prejudiciële vragen ook op voorhand per e-mail toegezonden kunnen worden. Wat is er nodig om vandaag te kunnen beslissen? Welke rechtsvraag dient te worden beantwoord en is die vraag deze zaak zodanig overstijgend dat het verzoek moet worden toegewezen? Bij arrest van 8 februari 2022 heeft de Hoge Raad een duidelijk en zuiver toetsingskader voor een zaak als deze gegeven. De vragen van de raadsman zijn wat de officier van justitie betreft geen zuiver juridische vragen, maar vragen die de feiten betreffen. Hier is het stellen van prejudiciële vragen niet voor bedoeld, zo valt te lezen in de Memorie van Toelichting.

Het toetsen van deze vragen tegen het wettelijk kader dient te gebeuren door de feitenrechter, niet door de Hoge Raad, aldus de officier van justitie. Hij verzet zich tegen het stellen van prejudiciële vragen alsmede tegen verwijzing naar de meervoudige kamer. De enige vraag die nog dient te worden beantwoord is immers of we te maken hebben met een strafbaar feit, nu de verdachte heeft bekend. De officier van justitie geeft daarnaast bovendien aan niet voornemens te zijn om meer dan één jaar gevangenisstraf te eisen.

De raadsman voert andermaal het woord en merkt op dat de Hoge Raad zich niet heeft uitgelaten over de vragen die hij hier expliciet heeft geformuleerd over de toetsingsmaatstaven, of de demonstratie vreedzaam was en of deze valt onder de bescherming van artikelen 10 en 11 EVRM. De feitenvaststelling is niet aan de orde. De verdachte betwist de feiten niet. Ook in de door de raadsman aangevoerde zaken zoals bijvoorbeeld die van [naam] , ging het niet om de feiten, maar om een uiting en de complexe vraag of je die als strafbaar moet beschouwen.

De politierechter onderbreekt de zitting en trekt zich terug in raadkamer.

Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting deelt de politierechter mede dat ook zij betreurt pas op zitting te worden geconfronteerd met de motivering van de reeds aangekondigde verzoeken van de raadsman. De prejudiciële vragen hadden in ieder geval al op voorhand toegezonden kunnen worden. De politierechter oordeelt dat de door de raadsman geformuleerde prejudiciële vragen expliciet over deze zaak en zijn cliënt gaan. Daarmee zijn deze naar het oordeel van de politierechter geen rechtsvragen en geen zaaksoverstijgende vragen. Het verzoek tot aanhouding voor het stellen van prejudiciële vragen aan de Hoge Raad zal dan ook worden afgewezen.

Ten aanzien van het verzoek tot verwijzing naar de meervoudige kamer heeft de officier van justitie aangegeven geen langere gevangenisstraf te vorderen dan één jaar. De politierechter is bevoegd om over deze zaak te beslissen. Verder zijn de feiten duidelijk, heeft de verdachte bekend en acht de politierechter zich voldoende toegerust om deze zaak vandaag als unus af te doen. Het verzoek tot verwijzing wordt dan ook afgewezen.

Op de verzoeken tot schorsing c.q. opheffing van de voorlopige hechtenis zal later worden beslist.

De officier van justitie draagt de zaak voor.

De politierechter deelt mede de korte inhoud van alle stukken van het onderzoek, voor zover van belang met het oog op enige door de politierechter te nemen beslissing.

De verdachte legt op vragen van de politierechter een verklaring af, inhoudende - zakelijk weergegeven -:

Ik ben doordrongen van de ernst van de klimaatcrisis en de noodzaak om daar als maatschappij naar de handelen. Ik heb gemeend om dit in het maatschappelijke debat te moeten zetten. Voor het [museum] is gekozen omdat wij wisten dat dit aandacht zou brengen. We zijn zeer zorgvuldig geweest om ervoor te zorgen dat we geen schade zouden maken. Ik besef nu dat het een grote fout is geweest om dit te doen, dat het niet oké is. Ik wilde iets verbeteren in de wereld hiermee. Ik heb er heel veel spijt van omdat ik daar een grens overschreden heb, ook een persoonlijke grens. Ik ben een fatsoenlijk mens. Ik heb een vrouw, kinderen en een baan. Ik doe maatschappelijk dingen, ik heb zelfs nog vluchtelingen opgevangen. Ik hoop de kans te krijgen om goed te maken wat ik gedaan heb.

Het plan om dit te gaan doen is gegroeid en was niet van iemand specifiek. We hebben een chatgroepje, daar hebben we het in besproken. Daar is het plan in ontstaan. Dat groepje is met de twee andere heren. We wilden iets visueels doen; de onschuld van het meisje en de schoonheid van de planeet, de toekomst van onze kinderen, op die manier. De lijm en nep-soep waren puur voor het visuele affect. En de lijm ook omdat we anders eenvoudig weggehaald zouden worden. Deze actie duurde maximaal 2 minuten, we hebben ons daarna ontlijmd.

We zijn met de auto van mijn werk naar Den Haag gereden. We hebben buiten een T-shirt aangetrokken en zijn onafhankelijk van elkaar het [museum] ingegaan. We hebben elkaar niet echt ingeseind in de zaal, maar wel even gekeken of iedereen ter plaatse was en toen startte de actie. We hebben ons ervan vergewist dat we geen schade zouden maken aan het schilderij. We hebben gekeken of het glas beschermend was en of de namaaksoep niet schadelijk was. Die hebben we gedikt met water en kleurstof zodat we zeker geen schade zouden maken. Ik had zelf geen tube lijm bij mij. De heer [medeverdachte 1] wel. Ik heb mij daarmee aan het paneel achter het schilderij vastgemaakt.

Ik zag dat [medeverdachte 1] al aan het schilderij vast zat en ik heb vervolgens de inhoud van het soepblik zijdelings van hem gegoten omdat ik er zeker van wilde zijn dat het schilderij niet zou beschadigen. Vervolgens heb ik mijn shirt getoond en een tekst voorgedragen. Het beoogde effect op dat moment was dat wij ons punt wilden maken met het visuele aspect dat er een beschadiging was (wat dus niet echt zo was). Die link wilden wij maken naar de aarde en planeet.

Ik betreur alle reuring ten zeerste. Ik wil mij excuseren naar het museum. Maar ik wil de schade wel relativeren, want het doek is na 18.00 uur al weer teruggehangen. Ik ben blij dat er geen schade is geweest aan het doek. Ik ben bereid mijn verantwoordelijkheid te nemen om de schade te vergoeden. De ophef in het museum zou ik ook willen relativeren. Het heeft immers maar een paar minuten geduurd. Wij hebben direct onze medewerking verleend aan de bewaking. Het duurde maar ongeveer 2 minuten.

De politierechter toont voor iedereen zichtbaar in de zaal het bestand ‘Beelden van getuige’ van de aan het dossier toegevoegde DVD met daarop camerabeelden.

Ik begrijp dat onze actie een mening losmaakt bij de bezoekers. Zij hebben het recht om die te uiten. Maar er was geen onrust die uitbrak, er was geen chaos en er is verder niets gebeurd daar. Het is ordentelijk gebeurd. Ik snap dat het op beeld zo overkomt dat er geen steun is voor de actie, maar later is wel gemerkt dat er veel is gebeurd. Onder andere opiniestukken en interviews op tv, waar de actie ook weer is genuanceerd door anderen. Als we in de geschiedenis kijken naar het apartheidsproces, de inauguratie in Amerika, het vrouwenstemrecht, de strijd voor die doelen heeft ook heel veel reacties losgemaakt. Ook in die tijd zag je vergelijkbare reacties. Achteraf krijg je pas het besef dat de hele maatschappelijk perceptie uiteindelijk wel gekanteld is.

De verdachte verklaart op vragen van de officier van justitie als volgt.

Ik bracht mijn boodschap in het Engels omdat het bereik dan groter wordt.

Ik denk niet dat er nog acties op deze manier nodig zijn. Ik besef dat er andere en betere manieren zijn om dit soort acties te doen. Voor de rest hangt het, vrees ik, van de politiek af.

Het is een grote inschattingsfout geweest. We hebben de noodzaak gevoeld, maar het is iets waarvan ik kan zeggen dat ik het niet nogmaals zal doen. Ik zit al 8 dagen in de cel, mijn gezin zit thuis en kan niet op mij rekenen. De kans bestaat dat ik mijn baan verlies, dat is het niet waard. Het heeft echt een grote impact op mij.

Wij hebben 120 km naar Den Haag gereden om hier deze actie te kunnen voeren, omdat Meisje met de parel het meest iconische schilderij in de omgeving is.

De verdachte verklaart op vragen van de politierechter als volgt.

De impact voor mij is inderdaad zodanig groot dat ik het niet nog eens zal doen. Ik had dit inderdaad niet moeten doen, het is terecht dat u dat opmerkt. We hebben het museum geen schade willen berokkenen. Ik heb er spijt van dat dit wel is gebeurd. Ik zie dat wel en erken dat ook wel. Dat is ook één van de redenen dat ik zeg dat ik met dit soort protesten een grens overschreden heb en niet van plan ben om dit vaker te doen.

Ik heb geen strafblad waar ook ter wereld. Ik heb zelfs nog nooit een verkeersboete gehad. Ik heb wel eerder met betogingen meegelopen en meegedaan aan acties van burgerlijke ongehoorzaamheid, maar niet zoiets waar veroordelingen van kwamen.

Ik ben getrouwd en heb twee zoontjes. Ik werk als projectleider ICT. Ik maak mij zorgen om mijn gezin, mijn kinderen en vrouw die het alleen moet zien te redden nu. Ik werk veel thuis, mijn vrouw heeft een drukke job met veel verantwoordelijkheid. Ik weet niet hoe zij dat alleen moet doen.

Het klopt dat ik lid ben van Extinction Rebellion, een klimaatbeweging die op een vreedzame manier met acties de maatschappij wil aanzetten tot actie. Ik doe mee aan die acties van Extinction Rebellion. Ik help hier en daar met praktische dingen regelen.

De officier van justitie voert het woord overeenkomstig zijn requisitoir, dat hij aan de politierechter, de raadsman en de griffier overlegt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd. Het requisitoir is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.

De officier van justitie leest de vordering voor en legt die aan de politierechter over. De vordering houdt in dat de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan één (1) maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts vordert de officier van justitie de gevangenneming ter terechtzitting van verdachte, vanwege het aanwezige vluchtgevaar.

De raadsman voert het woord overeenkomstig zijn pleitnota, die hij aan de politierechter, de officier van justitie en de griffier overlegt en waarvan de inhoud als hier ingelast moet worden beschouwd. De pleitnota (II) is als bijlage bij dit proces-verbaal gevoegd.

Tevens doet de raadsman een verzoek tot opheffing dan wel schorsing van de voorlopige hechtenis. De raadsman verwijst in dat kader naar alle door hem aangevoerde argumenten in zijn pleitnota en naar het anticipatiegebod. Het herhalingsgevaar is thans niet aanwezig of onvoldoende aannemelijk geworden gelet op de omstandigheden die de raadsman in verband daarmee heeft aangedragen; de blanco justitiële documentatie van zijn cliënt, zijn houding naar aanleiding van dit feit, de spijt die hij betuigt en het stellige voornemen dit gedrag niet meer te zullen vertonen. De verdachte is bereid een borgtocht te betalen indien vandaag een schorsing wordt uitgesproken. Het is van groot belang dat verdachte zijn baan kan behouden en zo voor zijn gezin kan zorgen.

De officier van justitie voert bij wijze van repliek het woord:

Ten aanzien van het door de raadsman aangevoerde verweer met betrekking tot artikel 11 EVRM acht de officier van justitie de door de raadsman genoemde uitspraak (Genov and Sarbinska t. Bulgarije) van een heel andere orde; het gaat niet om hetzelfde feitencomplex, er is geen sprake van ordeverstoring en er was minder risico voor het standbeeld dan nu bij een kwetsbaar schilderij dat tevens een cultureel erfstuk is. De boodschap van verdachte en zijn compagnons had op een hele andere manier kunnen worden vertolkt. Ook dat is een groot verschil met bovengenoemde zaak. Daar was de boodschap gericht op het monument. De officier van justitie mist één arrest in de bloemlezing van de raadsman, te weten: Handzhiyski t. Bulgarije, waarin is geoordeeld dat bij geweld tegen cultureel erfgoed in beginsel strafvervolging gerechtvaardigd is en zelfs noodzakelijk is om te ontmoedigen, hoe legitiem de redenen van de demonstratie ook zijn. Bovendien dient rekening te worden gehouden met de maatschappelijke betekenis van het erfgoed in de maatschappij en Meisje met de parel is erfgoed van Nederland.

De verdachte geeft aan een grote fout te hebben gemaakt en een grens te hebben overschreden, maar tevens zegt hij dat er geen sprake is van een strafbaar feit. Dat lijkt zich niet met elkaar te verenigen. Wat de officier van justitie betreft, is wel sprake van recidivegevaar. De officier van justitie heeft begrip voor de thuissituatie van verdachte, maar die persoonlijke omstandigheden bestonden ook al toen hij besloot in de auto te stappen naar Den Haag. De verdachte had 120 kilometer lang de tijd om een zorgvuldige afweging te maken. De officier van justitie persisteert bij zijn eis.

De raadsman voert bij wijze van dupliek het woord:

De raadsman wijst op voetnoot 28 van zijn pleitnota (II) waar hij Genov and Sarbinska t. Bulgarije benoemt. Er dient een nuance te worden gemaakt in de vergelijking van deze twee zaken. De ‘schade’ aan het monument in de zaak van Genov and Sarbinska kon geheel afgewassen worden, er was dan ook geen sprake van een beschadiging van cultureel erfgoed. Het Meisje met de parel was voorzien van beschermend glas. De raadsman benadrukt nogmaals dat er geen schade aan het schilderij is ontstaan.

Aan de verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken:

Ik besef dat ik een grens over ben gegaan. Ik heb mijn spijt al uitgedrukt, maar dit wil ik opnieuw doen. Het zal niet nogmaals gebeuren. Als je nog niet eerder met het gerecht in aanraking bent gekomen, maakt 8 dagen in een cel een verpletterende indruk. Ik raak mijn baan en mogelijk mijn gezin kwijt. Ik hoor het Openbaar Ministerie mij neerzetten als een radicale misdadiger, maar ik heb het juist op een zorgvuldige manier gedaan om de maatschappij te verbeteren. De secretaris-generaal van de Verenigde Naties zegt heel helder dat de echte radicalen niet de activisten zijn, maar de overheden die de producties van fossiele brandstoffen blijven voortzetten. Shell blijft ook leveren terwijl zij aantoonbaar onze leefomgeving kapot maakt en wij onze facturen niet meer kunnen betalen. Dat veroorzaakt meer maatschappelijke onrust dan hetgeen wij hebben gedaan.

De politierechter trekt zich terug in raadkamer.

Na hervatting van het onderzoek ter terechtzitting verklaart de politierechter het onderzoek gesloten en zegt onmiddellijk mondeling vonnis te zullen geven.

De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.

Aantekening van het mondeling vonnis

De inhoud van de tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:

1

hij op 27 oktober 2022 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk en wederrechtelijk

A. de stoffen bekleding van een achterplaat en/of de glasplaat van het schilderij ‘Meisje met de Parel’ dat/die geheel of ten dele aan het [museum] en/of de Staat, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield;

B. de lijst van dat schilderij heeft beschadigd;

C. dat schilderij onbruikbaar heeft gemaakt (omdat het tijdelijk aan het oog van het publiek moest worden onttrokken).

2

hij op 27 oktober 2022 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten in het [museum] , in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten het schilderij ‘Meisje met de Parel’ door

- over een hekje heen te stappen en/of

- het hoofd met lijm tegen (de glasplaat van) dat schilderij te plakken en/of

- een rode substantie uit een soepblik over het hoofd en/of dat schilderij te gieten en/of

- de hand tegen de muur (of paneel) naast dat schilderij te plakken en/of

- een tube lijm te tonen en/of

- onder meer) te zeggen: ‘How do you feel when you see something beautiful and priceless being apparently destroyed before your eyes…Do you feel outraged? Good!’ en/of

- met de hand het T-shirt over de lijst van dat schilderij te vegen.

Alle gebruikte bewijsmiddelen en andere gronden voor de bewezenverklaring

De politierechter heeft voor de bewezenverklaring de volgende bewijsmiddelen gebruikt:

Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van zaaksdossier [zaakdossier] , proces-verbaalnummer: [nummer] (doorgenummerd 1 t/m 143).

1. de verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 4 november 2022, voor zover inhoudende:Het plan om dit te gaan doen is gegroeid en was niet van iemand specifiek. We hebben een chatgroepje, daar hebben we het in besproken. Daar is het in ontstaan. Dat groepje is met de twee andere heren.

We zijn met de auto van mijn werk naar Den Haag gereden. We hebben buiten een T-shirt aangetrokken en zijn onafhankelijk van elkaar het [museum] ingegaan. We hebben elkaar niet echt ingeseind in de zaal, maar wel even bekeken of iedereen ter plaatse was en toen startte de actie.

Ik had zelf geen tube lijm bij mij. De heer [medeverdachte 1] wel. Ik heb mij daarmee aan het paneel achter het schilderij vastgemaakt.

Ik zag dat [medeverdachte 1] al aan het schilderij vast zat en ik heb vervolgens de inhoud van het soepblik zijdelings van hem gegoten. Vervolgens heb ik mijn shirt getoond en een tekst voorgedragen.

2. het proces-verbaal van aanhouding verdachte, opgemaakt op 27 oktober 2022(p. 22-23);

3. het proces-verbaal van aanvullend verhoor (aangifte) van de aangever A. Rijnsburger, opgemaakt op 27 oktober 2022 (p. 43-46, inclusief concept);

4. het proces-verbaal van bevindingen (schaderapporten), opgemaakt op 29 oktober 2022, in het geheel (p. 47-58);

5. het proces-verbaal van bevindingen (uitkijken camerabeelden) opgemaakt op 28 oktober 2022, in het geheel (p. 104-112);

6. het proces-verbaal van verhoor verdachte opgemaakt op 28 oktober 2022, voor zover inhoudende (p. 125):V: Op welke manier hebben jullie afspraken gemaakt over hoe jullie het gingen aanpakken?

A: chatgroepje via signal.

V: Wat was specifiek uw rol?

A: Mijn rol was om mij mee te verlijmen en om een boodschap te vertellen tijdens de actie.

V: En de taak van de medeverdachte

A: Er was iemand om beeldmateriaal te nemen en er was iemand die zich aan het schilderij zou verlijmen.

V: Wie zou wat doen?

A: [medeverdachte 2] zou beeld doen en [medeverdachte 1] zou lijmen. (..) V: Het lijkt mij als je je vastlijmt aan een waardevol schilderij dat er aannemelijke kans bestaat dat je schade toe brengt, hoe ziet u dat?

A: Ik ben mij ervan bewust dat dat risico niet volledig uit te sluiten is.

Bewijsoverweging

De politierechter is met betrekking tot de ten laste gelegde feiten van oordeel dat deze feiten wettig en overtuigend zijn bewezen. De politierechter overweegt daartoe het volgende.

Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 27 oktober 2022 vanuit België naar Den Haag is afgereisd om in het [museum] een klimaatactie uit te voeren. Voorafgaand hadden de verdachten via een chatgroep afspraken gemaakt over de rolverdeling. De verdachte is bij het schilderij Meisje met de parel over het touw heen gestapt en nadat hij zag dat [medeverdachte 1] zich met het hoofd had vastgeplakt aan de glasplaat van het schilderij heeft hij hem overgoten met rode substantie om vervolgens zichzelf ook aan de achterwand van het schilderij vast te plakken. De verdachte heeft zijn jas uitgetrokken, waardoor zijn Stop Oil Now T-shirt zichtbaar werd, waarna hij een boodschap in het Engels heeft voorgedragen. Bovenstaande wordt door de verdachte niet betwist. De politierechter acht bewezen dat de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten hebben geleid tot het vernielen van de bekleding van de achterplaat en de glasplaat van het schilderij en het beschadigen van de lijst. Het schilderij is vervolgens een tijd onbruikbaar geweest (het doel van een schilderij is immers het tentoon te stellen), omdat het uit de voor het publiek bestemde ruimte moest worden gehaald voor controle en reparatie. De verdachte zegt zorgvuldig te hebben gehandeld, vooronderzoek te hebben gedaan en geen schade hebben willen maken. Toch heeft hij (met zijn medeverdachten) de aanmerkelijke kans aanvaard dat schade zou ontstaan door zich vast te lijmen aan de achterwand en door een rode substantie over [medeverdachte 1] heen te gieten die op dat moment met zijn hoofd vastgeplakt was aan het schilderij. Er was sprake van een gezamenlijk plan, een gezamenlijke uitvoering met voor ieder een eigen rol. Hiermee hebben de verdachten zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van vernieling.

Ten aanzien aan het openlijke geweld overweegt de politierechter als volgt. Voor de geweldscomponent is het niet noodzakelijk om hierbij kracht uit te oefenen. Iets bekladden of besmeuren met eieren is al voldoende om de grens van geweld te halen en kapotte eieren zijn makkelijker te verwijderen dan de lijm en gekleurde substantie die door verdachte zijn gebruikt. Het [museum] is een openbare plaats, een druk bezocht museum. Het samenstel van handelingen aan en bij het schilderij was duidelijk gericht tegen dit kostbare erfgoed en is door de bezoekers en de maatschappij als schokkend ervaren. De reactie van de bezoekers was ook te horen op het filmpje dat een getuige met haar telefoon heeft gemaakt en dat tijdens de terechtzitting is getoond. Het schokken van de maatschappij is ook gebleken uit de reacties in de media. Bovendien ging het om opzettelijke handelingen, aangezien die schok ook het beoogde doel was.

De bewezenverklaring

De politierechter heeft op basis van de inhoud van de gebruikte bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – de overtuiging gekregen dat de verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan, namelijk dat:

1

hij op 27 oktober 2022 te ’s-Gravenhage tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk en wederrechtelijk

A. de stoffen bekleding van een achterplaat en de glasplaat van het schilderij ‘Meisje met de Parel’ dat geheel aan het [museum] , toebehoorden heeft vernield;

B. de lijst van dat schilderij heeft beschadigd;

C. dat schilderij onbruikbaar heeft gemaakt (omdat het tijdelijk aan het oog van het publiek moest worden onttrokken);

2

hij op 27 oktober 2022 te ’s-Gravenhage openlijk, te weten in het [museum] , in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een goed, te weten het schilderij ‘Meisje met de Parel’ door

- over een hekje heen te stappen en

- een rode substantie uit een soepblik over het hoofd en dat schilderij te gieten en

- de hand tegen de muur (of paneel) naast dat schilderij te plakken en

- onder meer) te zeggen: ‘How do you feel when you see something beautiful and priceless being apparently destroyed before your eyes…Do you feel outraged? Good!’.

Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

De strafbaarheid van het bewezenverklaarde en de gronden daarvoor

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

De volgende vraag die de politierechter moet beantwoorden is of het hier gaat om handelingen die vallen binnen de reikwijdte van de artikelen 10 en 11 EVRM, met andere woorden of deze handelingen worden beschermd door het EVRM. Artikel 10 EVRM beschermt het recht op vrijheid van meningsuiting /expressie, in welke vorm die mening ook wordt geuit. Dit recht omvat tevens gedragingen anders dan woorden en teksten, ofwel symbolic conduct. Bij de beoordeling of een handeling valt binnen de reikwijdte van dit artikel moet de aard van die handeling worden bezien, in het bijzonder het expressieve karakter daarvan vanuit een objectief gezichtspunt en het doel/de bedoeling van degene die handelt. Weliswaar was het doel of de intentie van verdachte voor hemzelf en zijn medeverdachten duidelijk, maar het gaat om een uiting en uit de reacties van de aanwezige bezoekers bleek dat de boodschap achter deze actie niet duidelijk was en dat het beoogde doel niet werd bereikt. Vanuit objectief oogpunt was niet op een directe manier duidelijk welke mening werd geuit. De intentie achter het zich vastplakken aan of bij een schilderij en het uitgieten van een rode substantie werd voor het publiek, zelfs met T-shirts met opdruk en de uitgesproken tekst, niet meteen duidelijk. De relatie tussen nationaal erfgoed en de klimaatdiscussie is niet vanzelfsprekend. Het verband tussen de aard van de actie en het standpunt dat men kenbaar wilde maken was niet evident. Dit is een wezenlijk verschil met de door de raadsman naar voren gebrachte jurisprudentie waarin dat duidelijke verband er wel was. Dit maakt dat, naar het oordeel van de politierechter, de verweten gedraging niet binnen de reikwijdte van artikel 10 EVRM valt en geen bescherming geniet. Dat, zoals de raadsman naar voren heeft gebracht, later steunbetuigingen zijn geuit over deze actie maakt het gedrag en de aard daarvan op dat moment niet anders.

Daarbij is de vraag of het handelen van verdachte was toegestaan op grond van het recht van een vreedzame vergadering van artikel 11 EVRM . Dit recht is niet onbeperkt. De wijze waarop is gehandeld wordt in deze uitspraak gekwalificeerd als vernieling en openlijk geweld. Dit houdt in dat een grens is overschreden. Gezien het effect van dit handelen, de schade en schok die dit teweeg heeft gebracht, kan de actie, naar het oordeel van de politierechter, niet als vreedzaam worden beschouwd. Daar komt bij dat de schade niet herstelbaar is en de voorwerpen niet door bijvoorbeeld reiniging in de oude staat teruggebracht konden worden, zoals in de door de raadsman aangehaalde jurisprudentie. Hiervoor moesten de glasplaat en de achterplaat worden vervangen. Weliswaar wordt betoogd dat het doek zelf niet is beschadigd, maar dit doet niet af aan de hiervoor genoemde schade aan andere onderdelen van het schilderij. Hiermee is de laakbaarheid ook gegeven.

De strafbaarheid van de verdachte en de gronden daarvoor

De verdachte is strafbaar, omdat evenmin feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

De strafoplegging

De politierechter houdt bij het bepalen van een straf rekening met de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder die feiten zijn gepleegd. Ook kijkt de politierechter naar het strafblad van de verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden.

In deze zaak overweegt de politierechter het volgende.

Er is schade veroorzaakt aan bewust uitgekozen kostbaar cultureel erfgoed. De actie van verdachte en zijn medeverdachten heeft ook een ordeverstorende werking gehad. Behalve de materiële schade die het museum heeft geleden, moest het ook enige tijd dicht en heeft het bezoekers moeten compenseren. Verder heeft de actie de aanwezige bezoekers die op dat cultureel erfgoed afkwamen, geschokt en niet alleen de bezoekers, maar ook de maatschappij. Op deze manier heeft het handelen van verdachte en zijn medeverdachte een grote impact gehad. De verdachte maakt zich oprecht zorgen om het klimaat en mag daaraan natuurlijk uiting geven. Strafrechtelijk optreden mag niet zo ingrijpend zijn dat daarvan een chilling effect uitgaat op personen die gebruik willen maken van hun rechten op grond van het EVRM. Daar zal de politierechter bij het opleggen van de straf rekening mee houden alsmede met het gelijkheidsbeginsel.

De verdachte heeft spijt betuigd en dat komt daarin oprecht over. Anderzijds zet hij zich in voor het klimaat, onder meer door actief te zijn in een activistische groepering, hij zoekt grenzen op, hetgeen past in een internationale trend waarin dit soort feiten met hetzelfde doel worden gepleegd, op de dag van deze uitspraak nog in Rome. Dit maakt dat er een vrees voor herhaling is.

Gezien het effect van het handelen van verdachte, dat gericht was tegen een zeer waardevol kunstwerk en een schok in de samenleving heeft veroorzaakt, acht de politierechter een gevangenisstraf de enige passende strafmodaliteit. De politierechter zal een maand onvoorwaardelijk opleggen als vergelding voor de ontstane schade en schok, en een waarschuwing van nog een maand gevangenisstraf als verdachte binnen twee jaar weer een strafbaar feit in Nederland pleegt.

De persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn gelegen in zijn thuis- en werksituatie. De politierechter is van oordeel dat de belangen van de maatschappij zwaarder wegen dan die van verdachte. Het verzoek tot schorsing c.q. opheffing van de voorlopige hechtenis zal dan ook worden afgewezen.

De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gebaseerd op de artikelen:

- 14a, 14b, 14c, 47, 141, 57, 350 van het Wetboek van Strafrecht.

Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

Beslissing

De politierechter:

verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven omschreven, en dat het bewezenverklaarde oplevert:

ten aanzien van feit 1:

medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken;

ten aanzien van feit 2:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen goederen;

verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;

verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte strafbaar;

veroordeelt de verdachte tot:

een gevangenisstraf voor de duur van twee (2) maanden;

bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet al op een andere straf in mindering is gebracht;

bepaalt dat een gedeelte van die gevangenisstraf, groot één (1) maand, niet zal worden tenuitvoergelegd, onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het eind van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;

beveelt de gevangenhouding ter terechtzitting (apart geminuteerd);

wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis;

wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis;

deelt mede dat de verdachte binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en dat de verdachte het recht heeft om op de terechtzitting van dat rechtsmiddel afstand te doen.

Dit procesverbaal is door de politierechter en de griffier vastgesteld en ondertekend.

Bijlagen:

pleitnota I, preliminair verweer

requisitoir

pleitnota II


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature