U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

onvoldoende aanknopingspunten aanwezig voor het oordeel dat het Medifirst rapport onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen - niet aannemelijk gemaakt auto-ongeluk opzettelijk - geen 15c-situatie Haïti - ongegrond

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht

zaaknummer: NL22.4630

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser], eiser, V-nummer: [v-nummer]

(gemachtigde: mr. N. van Bremen),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C. Wesenbeek).

Procesverloop Bij besluit van 14 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2022 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk in de Franse taal was aanwezig. A. Sinke-Wojciechowski. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Waar gaat deze zaak over?

1. Eiser is geboren op [geboortedag] 1987 en heeft de Haïtiaanse nationaliteit. Aan zijn asielaanvraag heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in juni of juli 2020 achtervolgd is door onbekenden, waardoor hij met zijn auto in een ravijn is gestort. Verder voelt eiser zich bedreigd door de ex-vriend van zijn vriendin en vindt hij Haïti een onveilig land waar hij geen bestaan op kan bouwen.

2. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook acht verweerder geloofwaardig dat eiser in juni of juli 2020 een auto-ongeluk heeft gehad en dat er twee incidenten hebben plaatsgevonden met de ex-vriend van de vriendin van eiser. Volgens verweerder heeft eiser echter niet aannemelijk gemaakt dat het auto-ongeluk opzettelijk is veroorzaakt door onbekende kwaadwillenden.

Wat betreft de incidenten met de ex-vriend van de vriendin van eiser kan hij, indien noodzakelijk, om bescherming vragen bij de Haïtiaanse autoriteiten. Verder is volgens verweerder de situatie in Haïti niet zodanig dat eiser alleen al daarom aanspraak kan maken op een asielvergunning.

Wat vinden eiser en verweerder in beroep?

3. Eiser vindt dat het Medifirst rapport onzorgvuldig is opgesteld, nu het rapport is afgenomen met een tolk Frans en niet met een tolk Frans Creool. Dit is door eiser al in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor aangegeven. Verder betwist eiser dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door onbekenden is achtervolgd en zij opzettelijk zijn auto-ongeluk hebben veroorzaakt. Tot slot stelt eiser dat er in Haïti sprake is van een uitzonderlijke situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (15c-situatie) waardoor hij alleen al door het zijn in Haïti risico loopt op een onmenselijke behandeling.

4. Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd op de beroepsgronden gereageerd.

5. Op de specifieke argumenten van partijen gaat de rechtbank hierna in, voor zover dat nodig is.

Wat is het oordeel van de rechtbank?

Zorgvuldigheid rapport Medifirst

6. De rechtbank overweegt dat niet is gebleken dat eiser is benadeeld doordat bij het onderzoek van Medifirst gebruik is gemaakt van een tolk Frans, in plaats van een tolk Frans Creools. Uit de Medifirst rapportage blijkt namelijk niet dat sprake is geweest van onduidelijkheid in de communicatie. Daarbij komt dat afgezien van eisers verklaring dat hij na het auto-ongeluk in shock is geweest, bij de asielprocedure geen medisch relevante beperkingen naar voren zijn gebracht. Ook op zitting is niet gebleken dat het gebruik van de tolk in de Franse taal tot communicatieproblemen heeft geleid. De rechtbank acht daarom onvoldoende aanknopingspunten aanwezig voor het oordeel dat het Medifirst rapport onzorgvuldig tot stand zou zijn gekomen.

Aannemelijkheid opzettelijke veroorzaking auto-ongeluk

7. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het auto-ongeluk opzettelijk is veroorzaakt door onbekende kwaadwillenden. In dat kader heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat hij wisselend en inconsistent heeft verklaard over de gestelde achtervolging door onbekenden die zijn auto-ongeluk opzettelijk zouden hebben veroorzaakt. Zo verklaart eiser niet eenduidig over de reden dat hij zou zijn achtervolgd. Hij verklaart namelijk zowel dat dit te maken zou hebben met jaloezie vanwege zijn financiële situatie, als ook dat hij niet weet wat hiervan de reden zou zijn. Ook verklaart eiser wisselend over wie die kwaadwillenden zouden zijn. Enerzijds zou het gaan om personen die jaloers zijn, waarbij eiser meerdere namen noemt. Anderzijds verklaart hij niet te weten door wie hij is achtervolgd en dat hij alleen vermoedens heeft. Ook heeft verweerder kunnen meewegen dat de gestelde achtervolging door een auto eveneens berust op eisers vermoedens en indruk van de situatie. Nu eiser zelf heeft verklaard dat de gestelde achtervolging plaatsvond op een eenrichtingsweg met veel bochten naast een ravijn of bos, ligt het in de rede dat een ander voertuig achter de auto van eiser heeft aangereden en daarbij hetzelfde tempo aanhield.

15c-situatie

8. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat er in Haïti momenteel geen sprake is van een 15c-situatie. De rechtbank is het met verweerder eens dat uit de door eiser overgelegde informatie niet volgt dat iedere burger van Haïti alleen al door het verblijven aldaar een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoel in artikel 3 van het EVRM . Verweerder heeft in het voornemen deugdelijk gemotiveerd dat de situatie in Haïti, zoals door eiser is geschetst met het overleggen van verschillende rapporten en openbare bronnen, weliswaar bij verweerder bekend is, maar nog geen aanleiding heeft gegeven voor het opstellen van speciaal landenbeleid of nieuwe regelgeving.

Conclusie

9. Uit het voorgaande volgt dat verweerder de aanvraag van eiser op goede gronden heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond.

10. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J.P. Bosman, rechter, in aanwezigheid van mr.A.M. Petersen, griffier.

De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde advocaten

Gerelateerde advocatenkantoren

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature