U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

Iran, geloofwaardige afvalligheid/agnosticisme, vrees bij terugkeer, aanvullende motivering, gegrond, geen finale geschillenbeslechting.

Nu verweerder het noodzakelijk achtte om het bestreden besluit te voorzien van een aanvullende motivering naar aanleiding van de uitspraak van de ABRS van 19 januari 2022 (ECLI:NL:RBS:2022:93) en de nieuwe werkinstructie 2022/3 over bekeerlingen en afvalligen, is het bestreden besluit daarom onvoldoende gemotiveerd en komt dit besluit voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak finaal te beslechten omdat verweerders standpunt dat bij eiser geen sprake is van een actieve uitdraging van zijn afvalligheid en agnosticisme onvoldoende is gemotiveerd en onzorgvuldig is voorbereid. Gelet op de verklaringen van eiser over de groep die hij vormde met andere agnosten kan niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, worden gezegd dat onduidelijk is welk concreet doel de groep nastreefde. Daarnaast is verweerder ten onrechte voorbij gegaan aan de uitgebreide verklaringen van eiser over hoe zijn nieuwe geloofsovertuiging zijn leven heeft veranderd. Tot slot kon verweerder niet afzien van het opnieuw horen van eiser en dient verweerder met inachtneming van de in beroep overgelegde stukken, waaronder van eisers geloofsactiviteiten op sociale media, ex-nunc te onderzoeken en te beoordelen hoe eiser zich in de toekomst wil uiten als afvallige en agnost, of dat geloofwaardig is en – zo ja – of dat leidt tot de conclusie dat eiser bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of ernstige schade.

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats ‘s-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: NL21.3848

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. P. Salim),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P. van Zijl).

Procesverloop Bij besluit van 16 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond, ambtshalve besloten geen verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd te verlenen en evenmin uitstel van vertrek verleend. Dit besluit behelst tevens een terugkeerbesluit met een vertrektermijn van vier weken.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

Op 31 augustus 2022 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 19 januari 2022 en de nieuwe werkinstructie 2022/3 over bekeerlingen en afvalligen (WI 2022/3).

De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2022 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen M. Zabihi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Het asielrelaas

1. Eiser stelt van Iraanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1990. Aan zijn asielaanvraag heeft hij het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is opgegroeid in een religieuze familie en in een omgeving van fanatieke moslims. Eiser hield zich ook aan alle islamitische voorschriften, maar op enig moment (in 2009/2010) kreeg hij twijfels over de islam. Aanleiding hiervoor waren de gesprekken en discussies die hij voerde met de neef van zijn vader ( [naam 1] ) in wiens winkel eiser was gaan werken. [naam 1] had een zeer kritische houding ten opzichte van de islam. Omdat eiser vond dat hij te weinig informatie en kennis had over de islam besloot hij zich er verder in te verdiepen. Eiser stelde vragen over God en religie aan mensen die religieus geschoold waren en aan een geestelijke van een belangrijke moskee bij eiser in de buurt. Eiser vond dat hij geen bevredigende antwoorden kreeg op zijn vragen en wendde zich tot [naam 1] , van wie hij meer informatie ontving in de vorm van cd’s en boeken. Eiser downloadde ook een aantal boeken via internet. Na bestudering hiervan werd het voor eiser duidelijk dat de islam geen goddelijke religie is en dat er veel tekortkomingen en fouten zijn binnen de islam. Na het lezen van het laatste boek van [naam 2] nam eiser ook daadwerkelijk afstand van de islam.

2. Eiser ging zich vervolgens verdiepen in andere geloven en hij kreeg ook twijfels bij het bestaan van God. In de periode 2013/2014 – 2017/2018 deelde eiser zijn ideeën met andere mensen en ging hij persoonlijke gesprekken aan met vrienden. Eiser gaf ze cd’s, geschriften en boeken en eiser concludeerde zelf – na alles wat hij had gelezen en bestudeerd – dat het universum niet gecreëerd kon zijn door iets als God. Eiser beschouwt zichzelf sindsdien als agnost. Samen met [naam 1] en vier andere personen, die ook niet meer in het bestaan van God geloofden en zichzelf ook beschouwden als agnost, vormde eiser een groep (Telegram groep). De groepsleden kwamen één keer per maand bij elkaar en tijdens deze bijeenkomsten spraken zij over dagelijkse politieke ontwikkelingen en over hoe zij hun anti-geloofsactiviteiten konden verbeteren. Ook werd nieuw materiaal (cd’s en boeken) uitgewisseld binnen de groep en verspreid onder andere mensen in de omgeving van de groepsleden.

3. In 2017 ging eiser gesprekken aan met zijn neef [naam 3] , een religieus persoon die uit een religieuze familie kwam. Eiser overtuigde [naam 3] van zijn ideeën, waarna ook [naam 3] afstand nam van de islam, maar nog wel geloofde in het bestaan van God. Op 2 juli 2018 reisde eiser naar Nederland om te gaan studeren aan de Hogeschool van Amsterdam. Voor zijn vertrek gaf eiser tien van zijn boeken en artikelen aa n [naam 3] . Op 3 juli 2018 begon eiser in Nederland met (taal)lessen, maar na een maand kreeg hij van zijn studieadviseur te horen dat zijn taalniveau te laag was. Eiser is daarom met zijn studie gestopt. Op 6 september 2018 hoorde eiser van zijn zus dat [naam 3] was gearresteerd. Later hoorde eiser ook dat er op 7 september 2018 een inval was gedaan in het huis van [naam 3] , waarbij anti-islam boeken en digitale mappen op de telefoon van [naam 3] waren gevonden. Op 8 september 2018 belde de vader van eiser met de mededeling dat hij zich had moeten melden bij het Ministerie van de Veiligheidsdienst en was ondervraagd omdat eiser in een groep anti-islamitische activiteiten had ontplooid. Eiser zou zo spoedig mogelijk moeten terugkeren naar Iran omdat zijn ouders en hij anders in grote problemen zouden komen. Vanaf dat moment was het eiser duidelijk dat de autoriteiten op de hoogte waren van al zijn activiteiten. Eiser vermoedt dat [naam 3] bekentenissen heeft afgelegd en dat in [naam 3] telefoon informatie is gevonden die van eiser afkomstig is.

4. Vervolgens heeft eiser zich hier te lande gemeld met een verzoek om internationale bescherming. De Telegram groep heeft eiser daarop zelf afgesloten maar eisers weblog, die hij in Nederland heeft aangemaakt en waarop eiser vanaf april 2019 actief was met anti-geloofsactiviteiten, is bekend geworden bij de Iraanse overheid en vervolgens door de autoriteiten geblokkeerd. Eiser vreest bij terugkeer naar Iran gearresteerd en gedetineerd te worden omdat hij wordt gezien als afvallige.

De relevante elementen en besluitvorming

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:

Identiteit, nationaliteit en herkomst;

Afvalligheid van de islam;

Problemen vanwege afvalligheid.

6. Verweerder heeft de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Verweerder volgt eiser ook in zijn gestelde afvalligheid van de islam en zijn agnosticisme, ondanks dat verweerder vindt dat eisers verklaringen over de activiteiten die hij heeft ontplooid in Iran en in Nederland ten aanzien van zijn nieuwe geloofsovertuiging (agnosticisme) niet geloofwaardig zijn te achten. Dit leidt volgens verweerder echter niet tot een gegronde vrees voor vervolging of ernstige schade bij terugkeer. Immers, in Iran was geen sprake van een actieve uitdraging van eisers afvalligheid en eiser heeft in Iran ook nooit problemen ondervonden. Eiser heeft zonder problemen als afvallige kunnen leven in de Iraanse maatschappij en zonder dat zijn familie en de autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van zijn afvalligheid. Daarom komt eiser op grond hiervan niet in aanmerking voor de gevraagde verblijfsvergunning asiel. De verklaringen van eiser over de problemen die zijn voortgevloeid uit eisers afvalligheid en waarvan eiser in Nederland op de hoogte is geraakt, worden door verweerder niet geloofwaardig geacht.

7. In het aanvullend besluit heeft verweerder de wijze waarop eiser bij terugkeer naar Iran zijn afvalligheid en agnosticisme wil uiten alsnog beoordeeld. Verweerder heeft dit gedaan naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 en WI 2022/3. Ten aanzien hiervan heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat eiser er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij bij terugkeer naar Iran te vrezen heeft vanwege zijn afvalligheid en agnosticisme omdat er geen sprake is van een actieve uitdraging daarvan. Daarom mag van eiser – bij wie afvalligheid en agnosticisme geen essentieel onderdeel is van zijn identiteit en leven – bij terugkeer worden verwacht dat hij zich terughoudend opstelt om niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten of derden te komen, aldus verweerder.

8. Verweerder heeft daarom de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 .

Het oordeel van de rechtbank

9. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en het aanvullend besluit van verweerder. Hij heeft op 26 april 2022, 20 september 2022 en 27 september 2022 (aanvullende) beroepsgronden ingediend.

Het aanvullend besluit van 31 augustus 2022

10. De rechtbank stelt allereerst vast dat het aanvullend besluit van 31 augustus 2022 geen nieuwe rechtsgevolgen in het leven heeft geroepen, in die zin dat dit geen verandering in de rechtspositie van eiser heeft gebracht. Verweerder heeft immers volhard in de afwijzing van de asielaanvraag onder aanvulling van de motivering. De rechtbank is daarom van oordeel dat dit aanvullend besluit niet kan worden aangemerkt als besluit in de zin van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb , maar moet worden beschouwd als aanvullende motivering van het bestreden besluit.

11. De rechtbank stelt verder vast dat nu ook verweerder het noodzakelijk achtte het bestreden besluit van een aanvullende motivering te voorzien, daarin ligt besloten dat de motivering in het bestreden besluit ontoereikend was reeds gelet op de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 en WI 2022/3. Dit heeft de gemachtigde van verweerder ook erkend. Gelet hierop kleeft aan het bestreden besluit een motiveringsgebrek.

12. Het beroep tegen het bestreden besluit is daarom gegrond en het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank beoordeelt hierna of de rechtsgevolgen van het bestreden besluit, waarbij de aanvullende motivering wordt meegenomen, in stand kunnen blijven. Bij de beoordeling of de rechtgevolgen van een vernietigd besluit in stand moeten worden gelaten dient te worden uitgegaan van de feiten en omstandigheden die zich op het moment van uitspraak voordoen en van het dan geldende recht. In dit verband overweegt de rechtbank als volgt.

De geloofwaardigheid van de problemen als gevolg van de afvalligheid

13. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de door eiser gestelde problemen die zijn voortgevloeid uit zijn afvalligheid en waarvan eiser in Nederland op de hoogte is geraakt, ongeloofwaardig zijn te achten. Aan dit standpunt heeft verweerder onder meer ten grondslag gelegd dat eiser zijn gestelde problemen met de Iraanse autoriteiten niet heeft onderbouwd met documenten of indicatief bewijs. Ook zijn de gestelde problemen uitsluitend gebaseerd op mondelinge verklaringen van derden (familieleden) waaraan weinig waarde toekomt. Verder wijst verweerder erop dat eiser geen documenten heeft overgelegd ter onderbouwing van de gestelde arrestatie van [naam 3] en de reden van diens arrestatie, terwijl hij desgevraagd heeft verklaard dat hij aan zijn zus, die goed bevriend is met de zus van [naam 3] , zou kunnen vragen of er documenten zijn waaruit blijkt dat [naam 3] is gearresteerd en aangeklaagd. Eiser weet niet hoe het met [naam 3] gaat en wat zijn situatie nu precies is, terwijl volgens verweerder van eiser mag worden verwacht dat hij via zijn zus meer informatie kan geven over de situatie van [naam 3] , waaronder de stand van zaken in zijn strafzaak. Verder heeft verweerder gesteld dat de verklaring dat [naam 3] daadwerkelijk bekentenissen heeft afgelegd en dat er belastende informatie afkomstig van eiser in de telefoon van [naam 3] is gevonden, alleen op vermoedens is gebaseerd. Ook heeft verweerder eiser tegengeworpen dat er sprake is van ongerijmdheden en/of tegenstrijdigheden over wat hij tegen zijn familie heeft gezegd met betrekking tot zijn anti-islamactiviteiten en over het voortzetten van zijn anti-islamactiviteiten in Nederland via een openbare weblog in april 2019. Verweerder heeft het daarnaast merkwaardig geacht dat eiser heeft verklaard dat de autoriteiten tegen zijn vader hebben gezegd dat eiser moest terugkeren naar Iran terwijl de autoriteiten daarna niet meer hebben geïnformeerd naar eiser en zijn familie ook met rust hebben gelaten omdat eiser in het buitenland verbleef. Dit zwakt de verklaringen van eiser over zijn problemen op grond waarvan hij gezocht zou worden af, aldus verweerder. Tot slot heeft verweerder bij zijn standpunt betrokken dat in zijn ogen sprake is van een onevenredig hoge mate van toevalligheid dat de gestelde problemen zijn begonnen vlak nadat eiser in Nederland is gestopt met zijn studie en zijn verblijfsvergunning werd ingetrokken.

14. De rechtbank stelt vast dat eiser deze standpunten van verweerder niet gemotiveerd heeft bestreden in zijn (aanvullende) beroepsgronden. Eiser heeft in dit verband uitsluitend gesteld dat van hem niet kan worden verwacht dat hij aantoont waarvoor [naam 3] is opgepakt. Deze enkele stelling is onvoldoende voor het oordeel dat verweerder zich met het bovenstaande niet op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door eiser gestelde problemen die zijn voortgevloeid uit zijn afvalligheid en waarvan eiser in Nederland heeft vernomen, ongeloofwaardig zijn te achten.

De vrees als gevolg van de geloofwaardig bevonden afvalligheid en agnosticisme

15. De rechtbank stelt vervolgens vast dat verweerder in zijn besluitvorming wel geloofwaardig acht dat eiser afvallig en agnost is. Volgens verweerder leidt dit echter niet tot inwilliging van de gevraagde verblijfsvergunning asiel omdat de gestelde vrees bij terugkeer als gevolg van de afvalligheid en het agnosticisme niet aannemelijk is nu bij eiser geen sprake was (in Iran) en is (in Nederland) van een actieve uitdraging van zijn afvalligheid en agnosticisme. De verklaringen van eiser over zijn activiteiten in Iran en in Nederland, ten aanzien van zijn nieuwe geloofsovertuiging, worden ongeloofwaardig geacht. Naar het oordeel van de rechtbank kleeft aan dit standpunt een motiveringsgebrek en een zorgvuldigheidsgebrek, gelet op het volgende.

16. Aan zijn standpunt dat bij eiser in Iran geen sprake was van een actieve uitdraging van zijn afvalligheid en agnosticisme en dat eisers activiteiten in Iran ten aanzien van zijn nieuwe geloofsovertuiging ongeloofwaardig zijn, heeft verweerder onder meer ten grondslag gelegd dat, hoewel eiser wel wordt gevolgd in zijn verklaringen dat hij zijn kennis en ontdekking over afvalligheid in Iran wilde delen met vrienden, niet wordt gevolgd dat hij anderen hiervan actief wilde overtuigen door het oprichten van een groep. Daarbij heeft verweerder erop gewezen dat eiser heeft verklaard dat de toegevoegde waarde van de groep was om gebruik te maken van hun ideeën en hun planning, maar dat onduidelijk is welk concreet doel de groep nastreefde en wat eiser bedoelt met “gebruik maken van hun planning”.

17. Eiser heeft tijdens het nader gehoor echter uitgebreid verklaard dat hij samen met [naam 1] en vier andere personen, die in de laatste jaren overtuigd waren geraakt van zijn ideeën en ook agnost waren, een groep van zes personen heeft gevormd die één keer in de maand bij elkaar kwam om kennis te delen en te verspreiden aan anderen. Eiser heeft daarbij tevens verklaard over de taakverdeling binnen deze groep. Zo was [naam 1] het hoofd van de groep en was eiser verantwoordelijk voor de bibliotheek en het religieuze materiaal. Verder was [naam 4] verantwoordelijk voor Telegram en sociale media en waren de drie andere personen verantwoordelijk voor het opnemen van contact met andere personen en het bij de groep betrekken van die personen. Verder heeft eiser verklaard dat tijdens de bijeenkomsten werd gesproken over dagelijkse politieke ontwikkelingen, over activiteiten die iedereen had verricht en over hoe de activiteiten konden worden verbeterd. Ook werd nieuw materiaal uitgewisseld tussen de groepsleden en verspreid aan anderen die in contact stonden met de groep en hadden de gesprekken als doel om kennis over te dragen.

18. Gelet hierop kan naar het oordeel van de rechtbank niet zonder nadere motivering, die ontbreekt, worden gezegd dat onduidelijk is welk concreet doel de groep nastreefde. Zoals hiervoor uiteengezet heeft eiser hierover, anders dan verweerder stelt, immers uitvoerig verklaard.

19. Dat eiser in antwoord op de vraag wat de toegevoegde waarde is van het zijn van lid van een groepering heeft geantwoord dat hij gebruik kan maken van hun ideeën en planning voor de toekomst, dat hij van hun ervaringen gebruik wil maken en in zijn leven wil toepassen, en dat hij het daarom belangrijk vindt om lid te worden, maakt het voorgaande niet anders. Door uitsluitend te stellen dat onduidelijk is wat eiser bedoelt met “gebruik maken van hun planning” gaat verweerder naar het oordeel van de rechtbank ten onrechte voorbij aan de overige elementen uit deze verklaring van eiser over wat de toegevoegde waarde is van het zijn van lid van een groep. Bij onduidelijkheden over wat eiser bedoelt met “gebruik maken van hun planning” had het bovendien op de weg van verweerder gelegen om hierover nadere vragen te stellen. Dit heeft verweerder nagelaten. Ook is verweerder ongemotiveerd voorbij gegaan aan hetgeen eiser in dit verband in de zienswijze naar voren heeft gebracht, namelijk dat de toegevoegde waarde van een groep was dat zij meer mensen konden bereiken, dat in een groep de taken kunnen worden verdeeld en dat daardoor een grotere groep mensen kan worden bereikt en meer kennis en ervaringen kunnen worden gedeeld. Verweerder heeft hierover in de besluitvorming volstaan met de opmerking dat vooralsnog niet duidelijk is wat eiser met de planning bedoelt en dat de niet nader toegelichte verklaring uit de zienswijze niet afdoende is. In de aanvullende motivering is verweerder op dit punt niet ingegaan. De rechtbank concludeert daarom dat het bestreden besluit, ook met de aanvullende motivering, op dit punt niet is voorzien van een deugdelijke motivering.

20. Verweerders standpunt is evenmin voorzien van een deugdelijke motivering als het gaat om het argument van verweerder dat eiser oppervlakkig en vaag heeft verklaard over hoe zijn nieuwe geloofsovertuiging zijn leven heeft veranderd. Dit argument ligt eveneens ten grondslag aan verweerders standpunt dat bij eiser in Iran geen sprake was van een actieve uitdraging van zijn afvalligheid en agnosticisme en dat eisers activiteiten in Iran ten aanzien van zijn nieuwe geloofsovertuiging ongeloofwaardig zijn. Verweerder stelt dat eiser in dit verband heeft verklaard over gewoontes, zijn kijk op de wereld, het niet meer gebonden zijn aan regels, het met iedereen contact kunnen hebben en over veranderingen in karakter, maar dat hij slechts oppervlakkig heeft verklaard op de vraag hoe zich dit uitte in zijn gedrag. Eiser heeft verklaard dat de wijze waarop hij andere mensen, dieren en natuur behandelt totaal is veranderd. Onduidelijk en niet inzichtelijk is wat eiser hiermee bedoelt, aldus verweerder. De concrete veranderingen die eiser noemt zijn dat hij een vriendin had, alcohol dronk en zich anders kleedde, maar volgens verweerder zijn deze voorbeelden niet voldoende om aan te nemen dat eiser een essentiële verandering heeft doorgemaakt. Verweerder stelt dat van eiser mag worden verwacht dat hij uitgebreider en concreter kan verklaren wat de verrichte activiteiten hem hebben opgeleverd.

21. Naar het oordeel van de rechtbank gaat verweerder hiermee echter voorbij aan de overige verklaringen van eiser tijdens het nader gehoor over hoe zijn nieuwe geloofsovertuiging zijn leven heeft veranderd. Daarin heeft eiser aangegeven dat hij – nadat hij afscheid heeft genomen van de islam en agnost werd – geen onderscheid meer maakt tussen mensen van verschillende religies en het andere geslacht, dat hij de beperkingen die er waren door de islamitische regels niet meer zo voelt en dat hij zich niet meer zo gebonden voelt aan de regels. Verder heeft eiser verklaard dat hij nu met iedereen contact kan hebben, dat hij een vriendin kan hebben en dat hij actiever is geworden door kennis en informatie te delen. Ook heeft eiser verklaard dat zijn karakter is veranderd omdat hij niet meer denkt “het is de wil van God”, maar dat hij zelf de regie moet nemen en het zelf moet doen.

22. Bovendien heeft te gelden dat verweerder met het vorenstaande ook voorbij gaat aan de verklaringen die eiser hierover heeft afgelegd tijdens het aanvullend nader gehoor. Daarin heeft eiser de volgende verklaringen afgelegd over hoe zijn nieuwe geloofsovertuiging zijn leven heeft veranderd:“Wat betekenen die waarden voor u persoonlijk?

Ik leef nu op basis van wat mijn verstand mij ingeeft. Maar vroeger leefde ik volgens de regels die 1400 jaar geleden waren bedacht, toen ik nog moslim was. Door die regels kon ik geen persoonlijke groei doormaken. Nu ben ik bevrijd van de kooi, de gevangenis van deze regels. Ik ben nu afhankelijk van mijn verstandelijke vermogens en mijn morele waarden. Ik leef volgens mijn verstand en mijn morele waarden. Ik ben nu verantwoordelijk voor mijn daden. Mijn verantwoordelijkheid is toegenomen.

Wat betekent dit concreet voor uw leven? Alles wat ik doe, doe ik op basis van wat mijn verstand mij ingeeft. Wat betreft mijn contacten met anderen, mijn studie, mijn trouwen, alles. Ik kijk wat mij verstand mij vertelt.

Wat vertelt uw verstand u over eten en drinken? Ik eet en drink wat ik lekker vind. Ik kijk heel wetenschappelijk naar hoeveel vitaminen iets heeft, of het voedzaam is of niet. Wat voor andere grondstoffen en mineralen je erin kunt vinden.

Wat vertelt uw verstand u over trouwen?

Ik denk dat je vrij bent om te trouwen met wie je wilt, ongeacht het geslacht. Je moet niet kijken naar de religieuze overtuiging.

Zou u verliefd kunnen worden op een praktiserend moslim?

Dat zou lastig worden.

Waarom zou dat lastig worden?

Omdat haar overtuigingen heel veel beperkingen met zich meebrengen. De islam heeft een bepaald kader. Je kunt niet buiten dit kader treden.

Hoe kan men aan uw gedrag merken dat u agnost bent? In mijn gedrag?

Ja.

Wat ik allemaal doe. De contacten die ik leg. Ik ben niet meer afhankelijk van de religie. Ik ben vrij en kan op basis van mijn verstand bepaalde beslissingen nemen.

Wat doet u nu anders dan toen u nog moslim was?

Er zijn enorme veranderingen. Mijn gewoonten, mijn gedrag, mijn natuur, is veranderd. Vroeger als moslim werd ik beperkt in heel veel dingen. Nu heb ik dat niet meer. Vroeger als moslim mocht ik niet dansen, niet alcohol drinken, niet met een meisje omgaan, ik beschouw homoseksualiteit niet meer als iets wat niet toegestaan is. Ik ben van mening dat het niet nodig is om te trouwen. Mijn relaties zijn niet langer op religieuze overtuigingen gebaseerd. In mijn verhouding met de andere mensen ben ik heel erg veranderd. Vroeger als mij iets overkwam, zocht ik bescherming bij God. Ik dacht dat het Gods wil was. Ik ben er nu van overtuigd dat ik het probleem moet oplossen en niet hij. Ik ben zelf verantwoordelijk.”

23. Nu verweerder is voorbijgegaan aan deze door eiser tijdens het nader gehoor en aanvullend gehoor afgelegde verklaringen over hoe zijn nieuwe geloofsovertuiging zijn leven heeft veranderd, is verweerders standpunt ook in zoverre niet voorzien van een deugdelijke motivering.

24. Datzelfde geldt voor verweerders standpunt zoals ingenomen in de aanvullende motivering in het aanvullend besluit. Daarin stelt verweerder dat bij eiser ook in Nederland geen sprake is van een actieve uitdraging van zijn afvalligheid en agnosticisme en dat zijn activiteiten ten aanzien van zijn nieuwe geloofsovertuiging ongeloofwaardig zijn. Ook dit standpunt is naar het oordeel van de rechtbank niet voorzien van een deugdelijke motivering en daarnaast onvoldoende zorgvuldig voorbereid. De rechtbank stelt in dit kader vast dat verweerder de aanvullende motivering heeft gegeven naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022 en WI 2022/3. De rechtbank stelt voorts vast dat het door verweerder in de aanvullende motivering ingenomen standpunt uitsluitend is gebaseerd op de verklaringen die eiser ruim drie jaar geleden heeft afgelegd ten tijde van het aanvullend gehoor van 16 augustus 2019. Uit deze verklaringen kan volgens verweerder worden geconcludeerd dat, ook op dit moment in Nederland, geen sprake is van een actieve uitdraging van eisers afvalligheid en agnosticisme. Eiser heeft immers, aldus verweerder, nagelaten te concretiseren hoe hij zich als afvallige en agnost zou willen uiten. Ook is het opmerkelijk dat eiser heeft verklaard dat er ook regels zijn waaraan hij zou kunnen ontkomen. Verder heeft verweerder aangegeven dat eisers verklaring dat hij met de kleding die hij nu draagt vrijelijk zou kunnen rondlopen in Iran strijdig is met zijn verklaring dat hij geen enkele toestemming zou krijgen om te kunnen leven zoals hij wil. Eiser heeft daarnaast volgens verweerder niet inzichtelijk gemaakt op welke wijze hij uiting geeft aan verandering in zijn gedrag en hij is vaag gebleven in zijn reactie op het feit dat hij ook in Iran vrij is in zijn gedachte. Nu bovendien de activiteiten van eiser in Iran ten aanzien van zijn nieuwe geloofsovertuiging al ongeloofwaardig zijn bevonden, is het niet geloofwaardig dat het uiten van de afvalligheid en het agnosticisme van belang is voor het behoud van de religieuze identiteit van eiser. Daarom mag, aldus verweerder, van eiser worden verwacht dat hij zich terughoudend opstelt om niet in de negatieve belangstelling van de autoriteiten of derden te komen. Daar komt bij dat eiser ook zelf heeft verklaard dat hij aan de essentiële religieuze regels kan ontkomen en dat dit beeld ook naar voren komt in het algemeen ambtsbericht over Iran van 22 mei 2022, aldus verweerder.

25. De rechtbank stelt vast dat het gehoor van 16 augustus 2019 niet is gehouden (en ook niet kon worden gehouden) met inachtneming van voornoemde uitspraak van de Afdeling en WI 2022/3, nu deze uitspraak en werkinstructie dateren van daarna. Daarom valt niet goed in te zien hoe verweerder in de aanvullende motivering van 31 augustus 2022 het gehoor van 16 augustus 2019 heeft kunnen gebruiken als basis om (op juiste wijze) te onderzoeken en te beoordelen of wordt voldaan aan de in genoemde uitspraak en werkinstructie genoemde vereisten. Verweerder heeft zich in zijn brief 26 september 2022 weliswaar op het standpunt gesteld dat de in dit kader reeds afgelegde verklaringen tijdens het aanvullend gehoor van 16 augustus 2019 een voldoende grondslag vormen om tot handhaving van de afwijzing van de aanvraag te komen, maar de rechtbank volgt verweerder daarin niet. Eiser is tijdens dit gehoor immers niet bevraagd op de wijze die volgt uit deze uitspraak en WI 2022/3. Zo volgt hieruit dat bij verweerders beoordeling (onder meer) moet worden betrokken hoe eiser zich in Nederland gedraagt, waarom het uiten van zijn afvalligheid belangrijk is voor hem, wat de redenen zijn van deze uitingen en of dit past bij de overige verklaringen over de afvalligheid. Dit impliceert een ex-nunc beoordeling en in dit licht bezien had verweerder eiser dan ook opnieuw moeten horen Verweerder kon in dit geval niet volstaan met de aanname dat de situatie van eiser met betrekking tot de uitdraging van zijn geloofwaardig geachte afvalligheid en agnosticisme op dit moment nog hetzelfde is als ten tijde van het gehoor van 16 augustus 2019, ruim drie jaar geleden. In zoverre kan verweerders standpunt dat hij niet was gehouden om eiser opnieuw te horen alvorens de aanvullende motivering uit te laten gaan omdat eiser reeds uitvoerig is gehoord omtrent het aspect hoe hij zich wenst te gaan gedragen bij terugkeer naar Iran, niet worden gevolgd.

26. Daar komt nog bij dat eiser in de beroepsfase bij zijn aanvullende beroepsgronden van 20 september 2022 een veelheid aan stukken heeft overgelegd, waaronder stukken ter onderbouwing van zijn recente en huidige actieve uitdraging in Nederland van zijn afvalligheid en agnosticisme. Het betreft onder meer een selectie van door eiser gepubliceerde weblogs en een selectie van berichten op de Instagrampagina van eiser. Deze feiten en omstandigheden dienen – zoals ook blijkt uit rechtsoverwegingen 12 en 25 – eveneens te worden betrokken bij de beoordeling. Dit is vooralsnog niet gebeurd, terwijl verweerder ter zitting al wel heeft aangegeven de (geloofs)activiteiten van eiser op sociale media te geloven. Noch in zijn reactie van 26 september 2022 op de aanvullende beroepsgronden, noch ter zitting heeft verweerder op deze stukken inhoudelijk gereageerd. Daarmee is deze informatie tot op heden niet door verweerder beoordeeld in het licht van voornoemde Afdelingsuitspraak en WI 2022/3. Wel heeft verweerder in zijn reactie van 26 september 2022 op de aanvullende beroepsgronden gesteld dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat de Iraanse autoriteiten op de hoogte zijn geraakt van eisers activiteiten op het web, zodat deze activiteiten niet tot een ander oordeel leiden. Deze stelling gaat er echter aan voorbij dat verweerder aan de hand van de door eiser overgelegde stukken en de door eiser tijdens een nieuw gehoor afgelegde verklaringen dient te onderzoeken en te beoordelen hoe eiser – bij wie afvalligheid en agnosticisme geloofwaardig zijn bevonden – zich in de toekomst wil uiten als afvallige en agnost, of dat geloofwaardig is en – zo ja – of dat leidt tot de conclusie dat eiser bij terugkeer naar Iran een risico loopt op vervolging of ernstige schade.

De conclusie

27. Gelet hierop kunnen de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand blijven. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om de zaak finaal te beslechten en zal volstaan met een kale vernietiging van het bestreden besluit waarbij de rechtbank zal bepalen dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Gelet hierop bestaat er op dit moment geen aanleiding voor het benoemen van deskundige prof. dr. A. Ellian (hoogleraar Encyclopedie van de rechtswetenschap aan de Universiteit Leiden) met het oog op een deskundige beschouwing van de Instagram-pagina van eiser, zoals eiser heeft verzocht. Dit verzoek wijst de rechtbank daarom af.

27. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.518,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:

verklaart het beroep gegrond;

vernietigt het bestreden besluit;

bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van deze uitspraak;

veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.518,00.

Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.J. de Jong - Nibourg, rechter, in aanwezigheid van H.J. Renders, griffier.

De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op: 4 november 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

ECLI:NL:RVS:2022:93.

ECLI:NL:RVS:2022:93.

Pagina 9.

pagina 13 en 14.

Pagina 20 en 21.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde jurisprudentie

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature