U dient ingelogd te zijn om favorieten te kunnen toevoegen aan Mijn Jure
U kunt zich hier gratis registreren
Datum uitspraak:
Datum publicatie:
Rechtsgebied:
Zaaknummer:
Soort procedure:
Zittingsplaats:
Instantie:

Inhoudsindicatie:

NTB

Uitspraak



RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats 's-Hertogenbosch

Bestuursrecht

zaaknummer: NL21.16700

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. A.W.M. van de Wouw),

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris

Procesverloop

Bij besluit van 29 december 2020 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eiser om aan hem en zijn familie een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) te verlenen, afgewezen.

Eiser heeft op 8 januari 2021 bezwaar ingediend tegen dat besluit.

Eiser heeft de staatssecretaris op 30 september 2021 in gebreke gesteld voor het uitblijven van een beslissing op het bezwaarschrift. Eiser heeft op 22 oktober 2021 beroep ingesteld wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Bij brief van 3 november 2021 heeft eiser de gronden van het beroep ingediend.

De staatssecretaris is in de gelegenheid gesteld middels een verweerschrift te reageren op het beroep. Bij brief van 20 december 2021 heeft de staatssecretaris laten weten geen verweerschrift uit te zullen brengen in deze zaak.

Overwegingen

Wettelijk kader

1. De relevante regelgeving, voor zover van belang, is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.

Beoordeling

2. De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 8:54 van de Awb uitspraak te doen.

3. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op het bezwaarschrift. Niet in geschil is verder dat de brief van 30 september 2021 als ingebrekestelling kan worden aangemerkt en dat sindsdien twee weken zijn verstreken. Het beroep is dus gegrond.

4. De rechtbank stelt de door de staatssecretaris aan eisers verbeurde dwangsom wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaar vast op in totaal € 1.442,–. Hierover hoeft de staatssecretaris dus geen beslissing meer te nemen in het nog te nemen besluit op bezwaar.

5. Eiser heeft de rechtbank in de gronden van beroep verzocht om de staatssecretaris opdracht te geven binnen een termijn van 2 weken na de uitspraak een beslissing te nemen op het bezwaar. Gelet op dit verzoek en het bepaalde in artikel 8.55d, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht , draagt de rechtbank de staatssecretaris op binnen twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog een besluit op het bezwaarschrift bekend te maken. De rechtbank verbindt aan deze opdracht een dwangsom als hieronder vermeld en gemaximeerd.

6. Verder bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris het door eiser betaalde griffierecht vergoedt. De staatssecretaris zal worden veroordeeld in de proceskosten. Deze kosten worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 379,50,– (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 759,– en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van gering gewicht is, nu deze procedure slechts betrekking heeft op de vraag of de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op het bezwaar en er een dwangsom verbeurd moet worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank:

- verklaart het beroep gegrond

- stelt vast dat de staatssecretaris als gevolg van het niet tijdig beslissen op het bezwaar een dwangsom van € 1.442,– heeft verbeurd aan eiser;

- draagt de staatssecretaris op alsnog een beslissing op bezwaar te nemen en bekend te maken aan eiser uiterlijk twee weken na verzending van deze uitspraak;

- bepaalt dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,– verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,–;

- bepaalt dat de staatssecretaris het door eisers betaalde griffierecht van € 181,– vergoedt;

- veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 379,50.

Deze uitspraak is gedaan door mr. H.M.H. de Koning, rechter, in aanwezigheid van drs. J.A. Meijer-Habraken, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op: 24 februari 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan verzet worden ingesteld bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht (Awb)

Artikel 4:1 7

1. Indien een beschikking op aanvraag niet tijdig wordt gegeven, verbeurt het bestuursorgaan aan de aanvrager een dwangsom voor elke dag dat het in gebreke is, doch voor ten hoogste 42 dagen. De Algemene termijnenwet is op laatstgenoemde termijn niet van toepassing.

2. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 20 per dag, de daaropvolgende veertien dagen

€ 30 per dag en de overige dagen € 40 per dag.

3. De eerste dag waarover de dwangsom verschuldigd is, is de dag waarop twee weken zijn verstreken na de dag waarop de termijn voor het geven van de beschikking is verstreken en het bestuursorgaan van de aanvrager een schriftelijke ingebrekestelling heeft ontvangen.

4. Indien de aanvraag elektronisch kon worden gedaan, is artikel 4:3a van overeenkomstige toepassing op de ingebrekestelling.

5. Beroep tegen het niet tijdig geven van de beschikking schort de dwangsom niet op.

6. Geen dwangsom is verschuldigd indien:

a. het bestuursorgaan onredelijk laat in gebreke is gesteld,

b. de aanvrager geen belanghebbende is, of

c. de aanvraag kennelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is.

7. Indien er meer dan één aanvrager is, is de dwangsom aan ieder van de aanvragers voor een gelijk deel verschuldigd.

Artikel 6:1 2

1. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit dan wel het niet tijdig bekendmaken van een van rechtswege verleende beschikking, is het niet aan een termijn gebonden.

2. Het beroepschrift kan worden ingediend zodra:

a. het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen of een van rechtswege verleende beschikking bekend te maken, en

b. twee weken zijn verstreken na de dag waarop belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat het in gebreke is.

3. Indien redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd dat hij het bestuursorgaan in gebreke stelt, kan het beroepschrift worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen.

4. Het beroep is niet-ontvankelijk indien het beroepschrift onredelijk laat is ingediend.

Artikel 8:5 4

1. Totdat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting van de bestuursrechter te verschijnen, kan de bestuursrechter het onderzoek sluiten, indien voortzetting van het onderzoek niet nodig is, omdat:

a. de bestuursrechter kennelijk onbevoegd is,

b. het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is,

c. het beroep kennelijk ongegrond is, of

d. het beroep kennelijk gegrond is.

2. In de uitspraak na toepassing van het eerste lid worden partijen gewezen op artikel

8:55, eerste lid.

Artikel 8:55 b

1. Indien het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit, doet de bestuursrechter binnen acht weken nadat het beroepschrift is ontvangen en aan de vereisten van artikel 6:5 is voldaan, uitspraak met toepassing van artikel 8:54, tenzij de bestuursrechter een onderzoek ter zitting nodig acht.

Artikel 8:55 c

Indien het beroep gegrond is, stelt de bestuursrechter desgevraagd tevens de hoogte van de ingevolge afdeling 4.1.3 verbeurde dwangsom vast. (…)

Artikel 8:55 d

1. Indien het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de bestuursrechter dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt.

2. De bestuursrechter verbindt aan zijn uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. De artikelen 611c en 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering zijn van overeenkomstige toepassing.

3. In bijzondere gevallen of indien de naleving van andere wettelijke voorschriften daartoe noopt, kan de bestuursrechter een andere termijn bepalen of een andere voorziening treffen.


» Juridisch advies nodig? « advertorial

Heeft u een juridisch probleem of een zaak die u wilt voorleggen aan een gespecialiseerde jurist of advocaat ?

Neemt u dan gerust contact met ons op en laat uw zaak vrijblijvend beoordelen.



naar boven      |      zoeken      |      uitgebreid zoeken

Snel uitspraken zoeken en filteren

> per rechtsgebied > op datum > op instantie

Gerelateerde wetgeving

Gerelateerde advocaten

Recente vacatures

Meer vacatures | Plaats vacature